vrijdag 5 september 2014

0260 Dictee woensdag 10 sep 2014 (21): dictee zwamneus √

Dictee - dictees [0260]

Zwamneus

1. Wat is dat nu weer, een zwamneus? Antwoord aan het eind. Eerst 'zwam'. Met '*zwam*' zie ik tientallen lemma's voorbijkomen, zoals amethistzwam (rodekoolzwammetje), boomkankermeniezwammetje (veroorzaakt boomkanker en vruchtrot, o.a. bij appel en peer - vgl. menie), kammetjesstekelzwam, narcisridderzwam en sneeuwvloksatijnzwam.

2. Ook trouwens zwiebelzwamp (!), maar dat is een ander onderwerp: trilveen. Dan maar even beperken tot kaal 'zwam': organisme behorend tot het zwammenrijk, d.w.z. bladgroenloos en bestaande uit draadvormige ketens van cellen (hyfen), soms uit draden zonder tussenwanden, zelden uit één cel, bv. schimmel of paddenstoel (synoniem: fungus). Daarnaast is zwam de stof van een tondelzwam, waarmee men vroeger vuur maakte (vergelijk tondel en tondeldoos). Het werkwoord zwammen kent u ook wel: kletsen, onzin vertellen. Vandaar dat het znw. zwam iemand is die in die betekenis zwamt.

3. Verder met neus: lichaamsdeel, reukzintuig (de neuzen tellen, een lange neus maken, zijn neus ergens in steken, iemand iets onder de neus wrijven, alle neuzen één kant op krijgen, een frisse neus halen, iemand bij de neus nemen, met de neus kijken, je neus stoten, iets langs je neus weg zeggen, doen of je neus bloedt, wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht, tussen neus en lippen, uit je neus vreten), de neus van een schoen en een schip … en nog veel meer. Het werkwoord neuzen betekent rondloeren, in boeken neuzen of (van jonge kinderen) met de neuzen langs elkaar wrijven. Voldoende zo, en dan ten slotte de zwamneus (volgens Van Dale): informeel iemand die veel zwamt. Gewoon een zwam dus.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten