Dictee - dictees [0260]
Zwamneus
1. Wat is dat nu weer, een zwamneus? Antwoord aan het eind.
Eerst 'zwam'. Met '*zwam*' zie ik tientallen lemma's voorbijkomen, zoals
amethistzwam (rodekoolzwammetje), boomkankermeniezwammetje (veroorzaakt boomkanker
en vruchtrot, o.a. bij appel en peer - vgl. menie), kammetjesstekelzwam, narcisridderzwam en
sneeuwvloksatijnzwam.
2. Ook trouwens zwiebelzwamp (!), maar dat is een ander
onderwerp: trilveen. Dan maar even beperken tot kaal 'zwam': organisme behorend
tot het zwammenrijk, d.w.z. bladgroenloos en bestaande uit draadvormige ketens
van cellen (hyfen), soms uit draden zonder tussenwanden, zelden uit één cel,
bv. schimmel of paddenstoel (synoniem: fungus). Daarnaast is zwam de stof van
een tondelzwam, waarmee men vroeger vuur maakte (vergelijk tondel en
tondeldoos). Het werkwoord zwammen kent u ook wel: kletsen, onzin vertellen.
Vandaar dat het znw. zwam iemand is die in die betekenis zwamt.
3. Verder met
neus: lichaamsdeel, reukzintuig (de neuzen tellen, een lange neus maken, zijn
neus ergens in steken, iemand iets onder de neus wrijven, alle neuzen één kant
op krijgen, een frisse neus halen, iemand bij de neus nemen, met de neus
kijken, je neus stoten, iets langs je neus weg zeggen, doen of je neus bloedt,
wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht, tussen neus en lippen, uit je
neus vreten), de neus van een schoen en een schip … en nog veel meer. Het
werkwoord neuzen betekent rondloeren, in boeken neuzen of (van jonge kinderen)
met de neuzen langs elkaar wrijven. Voldoende zo, en dan ten slotte de zwamneus
(volgens Van Dale): informeel iemand die veel zwamt. Gewoon een zwam dus.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten