Dictee – dictees [3041]
BeNeDictee 2022-13
Retrospectieve zelfkennis (auteur: Frank Denys)
De 80 vetgedrukte items moesten worden ingevuld.
1.
ln [cijfers]
de jaren 50 1
van de vorige eeuw, meer bepaald in het jaar [Romeinse
cijfers: 1955]
MCMLV 2,
werd ik geboren in het
West-Vlaamse Roeselare
3
[VD,
lemma Roeselaars],
waar ik tot mijn vijfentwintigste onbekommerde jeugdjaren doorbracht.
Mijn vader runde er een houthandel. Dat was in de tijd dat er
van FSC-hout 4
[milieuvriendelijk, Forest
Stewardship
Council]
nog geen sprake was en hij onbeperkt partijen sycomoren-
5 [sycomore, sycomoor, +
n: Egyptische vijgenboom],
mopane- 6 [hardhout, +
s] en agallochehout
7 [agalhout, adelaarshout, geen
mv.] kon verhandelen. Terwijl hij gebogen over
de vandiktebank 8 [schaafbank]
blauwgekield 9 [met een blauwe
kiel] met een micabril 10
[VD,
klemtoon op ‘mica’, niet in wdb.: ‘mica bril’ met de klemtoon
op ‘bril’, zou wel kunnen]
op zijn neus planken basralokus 11 [boom,
hout, geen mv.] en merbau 12 [hout,
geen mv.] kleinzaagde 13, had ik in de grote
magazijnen een uitgestrekt territorium om als jonge knaap naar
hartenlust te ravotten. Zalige tijden.
2. Ik liep school [schoollopen, BE] in het koninklijk atheneum en was niet bepaald een studax 14 [studiebol, studiekop, studje]: speelvogel of wildebras zijn nauwkeurigere karakteriseringen. Ik leefde me vooral uit in de sport. In de atletiek haalde ik sterke prestaties en deed ik menig record sneuvelen: discuswerpen en hink-stap-springen 15 waren mijn specialiteiten, maar ook in de decatlon 16 [tienkamp] kon ik mijn mannetje staan.
3.
Op het atheneum deed mijn affabele 17 [minzaam,
vriendelijk] leraar chemie zijn uiterste best om me het
verschijnsel van de
zuur-basetitratie 18 [basen
hier niet aan de orde] uit te leggen met een
pH-meter
19 [zuurgraad, pondus/potentia
Hydrogenii],
maar het kon me bij lange niet 20 [nooit:
bijlange] boeien. Des te meer wist hij mijn belangstelling te
winnen voor het schaken. Na schooluren gaf hij er les in en
organiseerde hij wedstrijden tussen leerlingen. In die hobbyclub wou
ik niet als een noob 21 [beginneling,
newbie] of een kiebitzer 22 [toekijker
met ongevraagd advies] voor de dag komen; ik probeerde het
koningsgambiet 23 [schaakopening]
uit en verdiepte me in de siciliaan 24
[schaakpartij met Siciliaanse opening].
Met listige schwindels 25 [schaken,
dammen: listige zet naar toch nog remise of winst] kon ik van
me af bijten 26 [wel: verf,
een stuk brood, je tong afbijten] in moeilijke posities, ook
tegen hoger geratete 27
[vgl.
geüpdatete en geüpgradede] spelers. Een levenslange passie
voor de schaaksport was ontkiemd.
4.
Door afgebroken hogere studies koos ik in 1982 voor een loopbaan bij
de overheid, de toenmalige RTT (Regie
van Telegrafie en Telefonie),
die later een naamsverandering onderging in respectievelijk Belgacom
en Proximus. Ik zou er 35 jaar blijven en maakte de evolutie mee van
een weinig wendbaar staatsbedrijf tot een beursgenoteerde,
competitieve en klantgerichte onderneming die de arpu
28
[verkeerd verstaan: arcu,
betekenis: average
revenu per
user]
nooit uit het oog verliest, bleeders 29
[verlieslijdend bedrijfsonderdeel]
te
gepasten tijde 30 afstoot en in zijn
marketingstrategie volop het
me-too-effect 31 [dat
– product – wil ik ook] laat spelen. De razendsnelle en
boeiende evolutie in de telecomsector (van gewone telefoonlijnen tot
het IoT 32
of internet of
things) was niet de enige reden om er te
blijven tot mijn pensioen. Na een aanvankelijk administratieve
functie in een telexontvangstenkantoor (zouden de broekies 33
[niet: rookies, wel de b toegevoegd … maar
niet:
2 o o --- > o e] nog weten wat een telex is?) kon ik er
me uitleven in een voor mij geknipte job van
communicatiemanager-redacteur. Het is in die tijd dat ik mijn
belangstelling voor taal verdiept en aangescherpt heb.
5. Kort
na het begin van mijn carrière verliet ik het ouderlijke huis en
vestigde me in Jette, een van de negentien Brusselse gemeenten. Als
ongebonden vrijgezel maakte ik vele reizen naar tal van exotische
bestemmingen. In Egypte sliep ik onder de blote hemel in een
feloek
34 [feloeka, zeilboot],
in Mexico hoorde ik Nahua's 35
[volk
afstammend van de Azteken – taal: Nahuatl] ijzingwekkende
verhalen vertellen over de chupacabra 36
[legendarisch monster] en op het
schiereiland Yucatán 37 [VD,
o.a. bij lemma ‘Maya’] nabij Chichén Itzá was een cenote
38 [ondergrondse put of kloof
met water – aldaar – uitspraak: /θenotə/ - gezien de mv. op 's en s ook: ee - klemtoon op no] te zien, restant van de meteorietinslag die een einde
maakte aan het leven van onder meer de ankylosaurussen 39
[plantenetend, 10 m, met beenplaten]. In
New Delhi woonde ik rituele lijkverbrandingen bij vanop een ghat
40 [terras,
India, trapsgewijs, crematie +
s
– uitspraak: gèht]
en nabij boeddhistische 41 tempels zag ik in
loengi’s 42 [katoenen
doek als kleding]
gehulde monniken mediteren onder een bodhiboom 43
[Indische vijgenboom] (ook wel banyan
44 [= baniaanboom, banianeboom]
genoemd). In het Marokkaanse Fez wijdde een riffie
45 [Riffijn,
bewoner Rifgebergte]
me in in de mozaïekgeheimen van de rijkgeornamenteerde 46
[aaneen!
– VD] girihtegels
47 [geometrisch tegelpatroon islam]
en in Istanbul bood ik een toerkoe 48 [straattaal:
Turk] een kopje çay 49 [Turkse
thee] aan nadat hij voor mij een tugra 50
[gekalligrafeerd monogram sultan - uitspraak: toe:raa - zonder g dus] had
ontcijferd.
6. Het
was uiteindelijk in twee van de Visegrádlanden 51
[Hongarije, Polen, Tsjechië en Slowakije]
dat Cupido [Amor] toesloeg. Was het in
een Slowaakse kraj 52 [regio
in Tsjechië en Slowakije] of in de Tsjechische hoofdstad
Praag? De versies daarover lopen uiteen, maar een paar jaar later,
eind vorig millennium 53
[periode
van 1000 jaar], was mijn relatie met M. officieel bezegeld en
in de eerste jaren van de nieuwe eeuw completeerde onze twee-eiige
54 [niet eeneiig dus]
tweeling A. en F. ons gezin. We waren inmiddels al verkast, weg van
de drukte van de hoofdstad, naar de glooiende heuvels van het
Pajottenland 55 [Vlaams-Brabant:
streek tussen Zenne en Dender], waar kloeke Brabantse
belzen 56 [paard, enk. bels]
de akkers doorploegen. In Lembeek, deelgemeente van Halle,
lieten we een bel-etagewoning 57 bouwen.
7. Tempus
fugit. Anno 2022 geniet ik van mijn pensie 58
[pensioen
– ik verstond ‘fancy’ – door de tijd en aandacht voor de
woorden kom ik niet of nauwelijks aan de context toe – vgl
pensionado, Ant.-Ned.: penshonado – GB]
volgens Horatius’ 59 [daar
ook niet (:-)]
gezegde traducere leniter aevum 60 (rustig
door het leven gaan)
[helaas verstond ik aegon
i.p.v. aevum]. In die alcyonische dagen 61
[rustige,
gelukzalige dagen]
kan ik me volledig wijden aan mijn hobby’s waarbij taal een
niet-onaanzienlijke rol speelt. Met jullie allen deel ik de
mooie dicteeliefhebberij. Er is niets
leukers dan in een toffe sfeer met soulmates 62
[zielsverwanten] je harses
[hersens]
63 te pijnigen over allerlei finesses van de
spelling.
8. Veelmeer 64 [bijwoord; = veeleer, liever] nog dan het vanbuiten 65 leren van allerlei onmogelijk te spellen woorden, schep ik veel plezier in het urenlang grasduinen in woordenboeken, het aanleggen van allerlei lijstjes en het opsturen van kritische opmerkingen en suggesties aan redacteuren. Zo ben ik de instigator van de opname van een aantal nieuwe woorden in de nieuwste versie van Van Dale, om maar de voornaamste te vernoemen: ambivert (zowel intro- als extravert), backroniem 66 (vernieuwde invulling van een acroniem) [backroniem = back + acroniem], fazenda 67 (grote Braziliaanse boerderij of plantage), muizenstrontjes (chocoladehagelslag), parlement (in de betekenis van een groep uilen), sloeber (als deugniet), thigmofilie 68 (het verlangen naar geborgenheid en de liefde voor kleine ruimtes), torbal (balsport voor personen met een visuele handicap), typo (tikfout), hygge 69 (Deense gezelligheid of knusheid - uitspraak huu-guh) en duglérésaus 70 (vissaus op basis van o.m. witte wijn). Ik ben dan ook zeer verguld met de vermelding van mijn naam in de inleidende pagina’s van de zestiende editie van de Dikke Van Dale. Het lijkt me hoe dan ook nuttig om je opgebouwde kennis op het gebied van taal en spelling ten dienste te stellen van dit prestigieuze woordenboek, en als je bovendien merkt dat het ook nog ten zeerste gewaardeerd wordt, dan geeft dat veel voldoening.
9. Voorts
heb ik mijn hart verpand aan literatuur
[GB ook: tt].
Ik ben altijd een veellezer geweest. In mijn jonge jaren was ik dol
op Godfried Bomans, verslond ik de kronieken van Johan Anthierens en
leerde ik gaandeweg de grote namen in de literatuur kennen. Mijn
geliefkoosde moedertaalschrijvers zijn Jeroen Brouwers, Stefan
Hertmans, Harry Mulisch, Ilja Leonard Pfeijffer
71 (VD, anders gespeld dan
pfeiffer72, de ziekte [van
Pfeiffer] – kissingdisease, knuffelziekte) en Margot
Vanderstraeten. Inzake buitenlandse auteurs heb ik een boon voor
Julian Barnes, Albert Camus, Jean Echenoz, Clarice Lispector,
Vladimir Nabokov, Joseph Roth en John Williams. Alle rust vind ik
in
angello cum libello 73 [in een
hoekje met een boekje] en daarbij geef ik de voorkeur aan de
tactiele 74 [tastzin
betreffend] indrukken
van papier (EPUB-formaat
75 [electronic
publishing,
van epubs
dus] is niet aan mij besteed).
10. Als kunstminnaar sla ik ook nooit een bezoek aan een museum af. Ik kan me volledig vinden in het adagium van de Arabische vrijdenker Kahlil Gibran: ‘We leven slechts om schoonheid te ontdekken. Al het andere is een vorm van afwachten.’
11. Uit
mijn korte autobiografie wil ik nog meegeven dat je niet mag
blindvaren 76 op wat anderen menen dat goed voor je
is. Zelfkennis om je eigen pad uit te stippelen acht ik veel
waardevoller. Uit een maximecollectie 77
[mensenkennis, levenshouding, +
n/s] citeer ik graag de inscriptie uit de tempel van Apollo:
‘ken uzelf’ of
‘Gnōthi
seauton’ 78 [Grieks].
Bij de aartsmoeilijke spelling van dit Griekse aforisme wil ik
behulpzaam zijn: let op de beginhoofdletter
[als
opschrift tempel] en vergeet vooral de diakritische 79
[tilde, cedille, accent aigu, etc.]
macron 80 [die
streep
hiervoor boven
de o] niet [Het woord 'macron' heeft dus zelf geen macron].
Geen opmerkingen:
Een reactie posten