Groot Gents Studentendictee 2015
Liefde in Keiem
1. De warme zonnestralen schenen ongenadig neer op een bucolische lenteweide achter de neogotische Onze-Lieve-Vrouwekerk. Een langzame zweetdruppel parelde van Daves nek recht in de iets te wijde V-hals van zijn Velvet Underground-T-shirt. Had hij nu maar het geduld van wijlen zijn oudoom Alfons De Rycke, primus perpetuus van het Grootseminarie te Brugge, erekanunnik-titularis van Bommerskonten
[= Bommelskonten!] en omstreken, en voor eeuwig bekend om zijn negentiende-eeuwse epistolaire imbroglio [verwarring, verwikkeling] met een benedictijnerabt. Inderdaad, Alfons’ oeuvre getuigde van een no-nonsense [bnw.] oer-Vlaamse kloekheid en terzelfder tijd [los! - ook: tezelfdertijd] van een onapologetisch [on!] antisemitisme waarbij met name de Asjkenazische Joden het moesten ontgelden. Dedju [nonde(d)ju]. Waar bleef zijn teerbeminde Sabrinaatje toch?
2. Terwijl hij daar te midden van het West-Vlaamse natuurschoon zijn tijd beidde tot sint-juttemis, inspecteerde hij of de caipirinha, de baguette met quinoa, en zijn geëmailleerde eau-de-colognefles de dodentocht in zijn antiquarische deux-chevaux overleefd hadden. Dat was het geval, en uit dankbaarheid prevelde hij een ave mariaatje
[x bidden, A M = naam gebed]. O, Vlaanderland waar mijnheer de schoolmeester nog ge-a.u.b.’d wordt in plaats van gejijd of gejoud en nordic walken iets voor j(e)anetten uit de stad is. Een land waar grootmoeder op vrijdag noordzeekrab in bechamelsaus met kroketten klaarmaakt. Een mythisch eldorado aan de Noord-Franse grens waar Sabrina in een bikinietje met polkadots sans gêne door het hooi rollebolt als een seduisante geperoxideerde Griekse sibille.