Dictee - dictees [0461]
Hannes
1. Hannes, ja. VD heeft deze verkorting van 'Johannes' als lemma. Met als vermelding: mansnaam, waaraan toegevoegd 'mettertijd komt Hannes in het wammes' (van lieverlee bereikt men zijn doel, het gaat langzaamaan maar zeker; wammes = wambuis = vroeger gedragen mansbovenkledingstuk dat het lijf van de hals tot aan het middel bedekte).
2. Eerst maar eens zoeken op het kale 'hannes'. Een hannes (met kleine letter) is een lummel, een sul en een schele hannes is iemand die scheel kijkt. Het meervoud is 'hannesen' en er is ook een werkwoord hannesen: 1) de tijd met nutteloos werk of zouteloos gepraat doorbrengen, 2) onhandig te werk gaan, synoniem: knoeien – wat zit je toch te hannesen! Uit een kinderliedje vinden we ook nog: Hannes loopt op klompen, zimpe zampe zompen. Een andere versie luidt: Hannes loopt op klompen (…), hij laat zich niet lompen (ook uit een kinderliedje; zich laten lompen = zich laten foppen).
3. Overigens is hanne (met meervoud hannes) ook nog een tamme ekster of een nuchter kalf. Daarmee is de koek op en gaan we verder met zoeken op '*hannes*' en vinden: gehannes (geknoei, gepeuter, gezeur), een johannes (meervoud: johannesen, man vervuld van broederlijke mensenliefde), johannesbroodboom (boom uit de christusdoornfamilie met geveerde bladeren en bloemen zonder kroon – wetenschappelijke naam: Ceratonia siliqua, synoniem: sint-jansbroodboom, johannesbrood (de roodbruine, eetbare peulen van de johannesbroodboom), johanneskever (rozenkever), johannesridder (johannieter = 1) lid van een geestelijke orde, die tijdens de kruistochten in Palestina ontstond en die tot doel had de bescherming van de pelgrims en de verdediging van het Heilige Land tegen de ongelovigen (synoniem: hospitaalridder, johannesridder, johannieterridder, Maltezer ridder) en 2) lid van een vereniging van adellijke personen voor liefdewerk (met name ziekenverpleging).
4. Verder: johanneswormpje (glimworm), kloothannes (klootzak, mv. en ww. kloothannesen), lulhannes (kletskous, sufferd, sukkel), een schinderhannes (verzamelnaam: een onordelijke, woeste troep), Schinderhannes (met hoofdletter: roverhoofdman die tegen het einde van de achttiende eeuw het Rijnland onveilig maakte) en schrielhannes (scheldwoord: schriel persoon). Binnen artikelen (= sub lemma) in VD komt het 69 x voor (vaak i.v.m. Johannes). Ik meld wat nog interessant is: geklooi = gekloot = gesodemieter = gehannes, het bnw. johanneïsch = als of van de evangelist Johannes en ten slotte een hannekemaaier = 1) Westfaling of bovenlander, zoals die vroeger in de hooitijd naar Nederland kwam om gras te maaien, 2. (figuurlijk) lompe, ongemanierde kerel, 3) (figuurlijk) stijve, houterige vent.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten