Dictee – dictees [3077]
Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com
Oefendictee OUD 059, geheel herzien naar situatie 2022
Dictee van de dag (798)
1. Haar ex-man was net als vele andere antirevolutionairen lid van de Antirevolutionaire Partij [ARP].
2.
De antimaterie komt uit de fysica, het antiklerikalisme, de
anti-Europapolitiek en de antitrustwet komen dat niet.
3. Overdrijven is ook een vak: een extratrein (extra trein) en een extra voordeel, een superzaak die hypergevoelig is, een jongerenprogramma dat keigaaf is en de hypercorrecte bonhomme met zijn ultracentrifuge.
4.
Maar nee, een niet-aanvalsverdrag, een non-agressiepact en een
non-vergadering met de aartsschavuit – procommunist en
pro-Afrikabeleid – over het superdividend van de supermarkt zijn
not done.
5. De viceadmiraal en de superintendent vroegen een contra-expertise en een contra-indicatie over de contraspionagezaak aan. Zelfs de aartsbisschop met zijn subprogramma tegen racisme was partij en deed mee.
6. Bij een nomen actionis of handelingssubstantief is van een verbum een substantief gemaakt. Denk aan het eten, het maaien en het gemakkelijk bewaren van iets. Naast het duwen kennen we ook de duw, een gesubstantiveerde werkwoordsstam. Verder is er ook nog het nomen agentis – meervoud nomina agentis, waarbij van een werkwoordsstam een substantief is gemaakt, dat de betreffende handeling verricht: handelaar, strijder, werkster et cetera.
7. Zoals bekend is een diminutief of diminutivum zoals 'overstapje' een verkleinwoord.
8. Bij goudhaantje, madeliefje, theelichtje, kleintje of cursiefje is er sprake van een noodzakelijk verkleinwoord – diminutivum tantum met meervoud diminutiva tantum, omdat de vorm zonder verkleiningsuitgang of -suffix niet of nauwelijks voorkomt: denk ook maar aan 'sprookje' of 'nippertje'.
9. In zijn oer-Hollandse oerdrift tot co-educatie gaf de ex-burgemeester, ook nog oud-docent, aan zijn co- of medeauteur, de coassistent, opdracht een preadvies uit te brengen, welke premedicatie de juiste was bij de oud-militair met zijn postpunkkapsel, die aan het [spreek uit: kaa-zèht] post-KZ-syndroom leed [KZ = Konzentrationslager, concentratiekamp].
10. Contradictio in terminis: een blindemannetje, dat aan het touwtjespringen is. Dat werkwoord kent geen voltooid deelwoord. Wilde hij ook nog haasje-over gaan doen, gaan pootjebaden of gaan schuitjevaren? En dat alles met zijn poppenkleertjes aan: het wordt al gekker hier!
11. Op vlaggetjesdag [dag voor uitvaren haringvloot] kreeg de Kanaalvisser een faxje en een telexje, of hij de gestrande Kanaalzwemmer uit het water wilde halen. Dat kwam slecht uit, want na een dagje stressen wilde hij een paar daagjes eropuit trekken. Uiteindelijk besloot hij het nuttige toch maar met het aangename te verenigen. Met een karbonaadje aan boord manoeuvreerde (VD ook: maneuvreerde) hij naar zee.
12. De keukenhygiëne in onze studentensociëteit werd halfjaarlijks gecontroleerd door de immer een aspirientje slikkende juffrouw Vitamientje (quasi-eigennaam – niet in wdb.), een afgevaardigde van de Keuringsdienst van Waren (KvW), later de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA). Nu: NVWA = Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, vanaf 1 januari 2012 in actie. Meestal werd ze gesmeerd [schranzen] met een verrukkelijk dinertje in ons kleine cafeetje.
13. De middelbare scholier was in zijn middelbareschooltijd wel vijfmaal, vijf keer, bij de rectrix ontboden. Ze zei niet waarom, maar ze leek een oogje op hem te hebben. Ze begon te bazelen over een eenling uit het chique sjeikdom, zodat de havoër het maar als gebbetje opvatte.
14.
Hij was een bijdehandje en had dus zijn kapotje – gekocht in
een
doe-het-zelfzaak [doe het zelf]
– wel bij zich. Hij was nog maar een broekie, zoals bleek toen hij
de schaakblinde enquêteur ontmoette.
15. Andere verkleinwoorden zijn eigengeldje, vieruurtje, jochie en sjekkie; filisterdom is dat niet.
16. Hij had weinig discours, maar schrijven kon hij als de beste: crapaudje, Peugeotje, relaistje, chassistje [(ie), ook: chassisje (ih)], rendez-voustje. Hij dronk een vieuxtje, toen oompje en tantetje een vetetje hadden na een tête-à-têteje.
17. Hij deed een solderinkje aan het zolderingetje. Verzot was hij op harinkjes en puddinkjes. Zijn wandelingetje in het natuurgebied mocht alleen met een vergunning – verkleinwoord: vergunninkje
18. Hij moest de bagage ophalen, maar het reçuutje lag bij het slapende baby'tje in het laatje.
19.
Veel woorden worden gevormd met een voorvoegsel: brutosalaris,
netto-inkomen, quasidialect, macro-economie en -parasiet,
megabioscoop, pseudovogelpest, tele-informatie, extraordinair en
extracellulair, turbokoe, euroambtenaar, euro-obligatie, Europol en
eurotop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten