woensdag 20 april 2022

2686 Dictee zaterdag 23-04-2022 (1) – dictee Dictee van de dag (552)

Dictee – dictees [2686]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee OUD 305, geheel herzien naar situatie 2022

Dictee van de dag (552)

Het Maleis(e) dictee

1. Een wouwou is een zilvergibbon. Een warong keliling is een venter die met Indische producten en specerijen periodiek langsgaat bij Indische mensen. Een warong (warung) is een open levensbehoeftenwinkel, die in 's mensen behoeftepatroon voorziet. De waringin is de wurgvijg. Wadjans (GB, VD ook: wadjangs) zijn wokken. Een vuurberg (goenoeng api) is een vulkaan. Voor tjoema komen is voor niets, tevergeefs. Troeboek is Indische kaviaar. De tripang behoort tot de klasse van de zeekomkommers. Trassi is een gefermenteerde garnalenpasta. Een totok is in Indië een volbloed Nederlander. Topengs zijn maskers. De tongtong is in Indië een hangend blok hout of gong waarop de uren en seinen geslagen worden. Tombak is rood messing (emailbrons). Tokehs zijn gekko's. Een toetoep is een hoog gesloten jasje met stijf opstaande boord. Een toekang is een ambachtsman. De inheemse bevolking noemde de gouverneur-generaal toean besar. Toeak is een soort van palmwijn. De tjitjak is een kleine hagedis (op muur of plafon(d) zoals de huisgekko). Tjandoe is bereide opium. De tjabé (lombok) is de lange Spaanse peper.

2. Een tikar is een matje en tidoren is slapen, een dutje doen. De tempo doeloe is de goeie ouwe tijd. De teledoe is de Indische stinkdas. De tegal(an) is een hooggelegen, niet-bevloeid, niet-geterrasseerd bouwland (ook: ladang, een droog rijstveld dus) niet te verwarren met de sawa (een nat rijstveld). Een tani is een landbouwer, een tandoe een soort van draagstoel. De tandak is een soort van Javaanse dans met betaalde dansmeisjes. Een tambangan is een pont. Tali rami is touw van rameevezels. Tahoe (tofoe) is een soort gestremde kaas van gemalen sojabonen. De taël is een vroegere Chinese munt. Nou, tabee hoor! Een stamboeltroep was een reizend gezelschap van toneelspelers in Europese opera's. Een soempia is een gerecht bestaande uit twee kleine loempiaatjes. Een soerat is een brief. Dat gaf veel soesa. Een sobat is een vriend, soebatten is vleiend vragen. Een slametan is een door gebed voorafgegane maaltijd bij een dankfeest. Een sjappietouwer is een baliekluiver.

3. Sirih is een genotmiddel, dat gekauwd wordt. Sirammen is quasi douchen. Een singkè is een uit China geëmigreerde Chinees. Een sero is een staketsel van bamboe in V-vorm voor de visvangst op zee. [vgl. zero tolerance] De sereh is het citroengras. De sedekah is een islamitisch godsdienstig offermaal. Hoewel ze me voor serani [tot christendom bekeerde moslim] uitscholden, voelde ik me toch senang. Sawoe-manila's zijn sapotillebomen. Ze waren gehuld in sarong en kabaai (kabaja). Wil je sambal badjak of sambal oelek? Bevat sajoer lodeh ook sajoeran kering? Een ronggeng is een inheems dansmeisje, een romusha een door Soekarno aan de jappen (Japanse bezetters) uitgeleverde Indonesische (dwang)arbeider (waarvan er honderdduizenden door moord, ontbering, uitbuiting en slechte verzorging zijn omgekomen) en roedjak is een vruchtensalade met zoetzuur en een heet gekruide (= pedis) saus (overheerlijk!). De Maleisische munteenheid is de ringgit [MYR – Malaysia]. De rebab is een soort van tweesnarige viool. De rasamala is een tot 60 meter hoge loofboom van de toverhazelaarfamilie. Een randjau is een soort van voetangel van aangepunte bamboestokken. De ramboetan is een zekere vrucht. Een pondok is een vakantieoptrekje in de bergen. Een poesaka is een erfstuk. Poeasa [normaal: kleine letter!] is de Maleisische benaming voor het islamitische vasten gedurende de maand ramadan. Planplan is zachtjesaan.

4. Een petinggi is een hoofdman (dorpshoofd). Het adjectief pedis staat voor heet. Een patjakker is een fielt. Een pasar dalam is een overdekte markt, een pasar malam een nachtmarkt. Een pangolin is een schubdier. Is dat niet jouw pakkie-an? 'Padie snijden' slaat op rijst te velde of in de aren. Uit de oepasboom wordt pijlgif gewonnen. Een njonja is een Europese of Chinese gehuwde vrouw. Een nipa is een stamloze moeraspalm. Een nangka levert jackfruit. Moesjawara zijn eindeloze beraadslagingen. Een moesang is een koffierat. Een mesigit (missigit) is een moskee (ook: mesdjid). Merbau en meranti zijn houtsoorten. Een melati is een klein wit bloempje met sterke jasmijngeur. De merdeka [èh] is de bevrijding van Indonesië van de koloniale overheersing. Mardijkers [normaal: kleine letter!] zijn van buiten de Indonesische archipel aldaar ingevoerde en later vrijgelaten slaven en hun afstammelingen. In ketjap manis betekent het laatste woord zoet. Mandiën is een douche nemen, met name door met een schepemmertje (gajoeng) water uit de mandiebak over zich heen te scheppen.

5. In Maleisië spreken ze Maleis(isch). Mabok is dronken. Lorre is de naam waarmee men papegaaien aanspreekt. De lori (loeri) is een papegaaiachtige vogel. Lontong is een Indonesisch gerecht bestaande uit compacte rijstblokjes. Een loerah is een dorpshoofd op Java. Een limquat is een dwergcitroentje, nauw verwant aan de kumquat [oe]. Een lempir is een geprepareerd lontarpalmblad. De lahar is een modderstroom bij een vulkaanuitbarsting. Kwee(kwee) is de benaming voor allerlei gebakjes. Krontjong is Indonesische muziek, waarin inheemse en westerse elementen vermengd zijn. Kroepoek koelit is gemaakt van stukjes onderhuid van buffel. Een kramat is een heilig graf of heilige plaats waarvan een wonderdadige kracht uitgaat. Een kongsi is een club, kliek, die gemeenschappelijk voordeel wil behalen. De koempoelan is een bijeenkomst (zoals de jaarlijkse van scoutingleiders en -leidsters). Een klontong is een Chinese marskramer. Een klewang is een wapen (een sabel). Een klamboe is een muskietennet. Kirakira is ongeveer. Ketoembar is gemalen koriander. De ketjoeboeng behoort tot het geslacht van de doornappels. De ketella is de cassave. Ketan is kleefrijst, een kebon is een tuin.

6. Kasuarissen vormen een familie van loopvogels. Met 'kassian Karel' druk je medelijden met hem uit. Een kantjil is een dwerghert, een karbouw een tamme buffel. Een kalong is een vliegende hond. Een kaketoe is een papegaaiachtige. Hè jakkes, hij loopt op blote kakkies. Kajapoet(ih)olie (uit het Maleis: kayu (hout) en putih (wit)) wordt voor allerlei kwalen gebruikt. De kaïn pandjang is een Javaans kledingstuk. Kaïn kembangan is gebloemd doek. De jonk is een Chinees koopvaardij- en oorlogsschip. Ikat is een van huis uit Maleis weefsel. Ikan bali is een Indonesisch visgerecht van makreel met een sambalsaus. Witte guttapercha wordt gebruikt voor de fabricage van golfballen. Gonje is uit Indische hennep geweven grove stof. Zowel plant als vezels van jute worden goeni genoemd. Goenagoena zijn tovermiddelen, ten goede of ten kwade. Een gobang was een 2½ centstuk (twee-en-een-halvecentstuk). Een glatik is een rijstvogel. Een gebang is een soort van waaierpalm. Garoe is bij de apotheker de fijngestampte bast van de garoeboom. Een gamelan is een stel muziekinstrumenten respectievelijk orkest der Javanen. Het gambir is een Aziatisch heestergewas. Een gaga is een hoog, niet-geïrrigeerd rijstveld. Gadogado is een Indonesisch gerecht van koude, gemengde, merendeels gestoomde groenten met warme pindasaus.

7. Emping is kroepoek van de vrucht van de belindjoe. Een doesoen is een desa, een dorp. Een doerian is een romige vrucht in een grote stekelige schil met dorens [doorns], gehaat door zijn stank en aanbeden voor zijn smaak. Een doekoen is een medicijnman of een vroedvrouw. Een djoeroetoelis is een inheemse schrijver (klerk). Een djimat is een talisman (amulet). Uit de djarak, een kleine boom, wordt wonderolie verkregen. Een djamboe bidji is een guave. Djahé is gember(poeder). Dajakkers (Dajaks, Daya's) leven op Borneo. Brem is een soort van arak uit gegiste, gekookte rijst. Boreh is welriekende gele zalf van kurkuma. Boemboeboemboe zijn specerijen gebruikt in de Indische keuken. Een Boeginees woont op Zuidwest-Sulawesi of daaromtrent. Een boeaja is een zeekrokodil. De blimbing is een zoete tot lichtzure vrucht (carambola, starfruit, sterfruit – en opvallende versieringen noem je blingbling). Een bintoerong is een steenmarter. Het is betoel (werkelijk) waar. Beriberi is een endemische ziekte (tekort aan vitamine B1).

8. Bedakken is zich met bedak (wit geparfumeerd rijstpoeder, als blanketsel gebruikt) poederen. Een bébé is een lange, wijde jurk (huisdracht in voormalig Nederlands-Indië). Zij droeg een batikovergooier [GB, VD ook: batik overgooier]. Een bandjir (banjir) is een plotseling opkomend hoogwater (hoogtij, GB in toelichting ook: hoog water) in een rivier, watervloed, ten gevolge van zware regens. Een balebale [aa, ee, mv.: balebale's] is een rustbank van hout of bamboe. Een badjoe is een baadje. De badjing is het Javaans eekhoorntje, de klapperrat. Een badak is een neushoorn. Een baboe is een oppasster. Een babiroesa is een hertzwijn. De asam is de tamarinde. Zoek op wat atjar ikan [in zuur ingelegde vis], atjar bamboe [in azijn ingelegde bamboespruiten] en atjar tjampoer [mixed pickles] zijn. Arak is rijstbrandewijn. De aniani is het padiemesje (rijstmesje). Een aloenaloen was een ruim vierkant grasplein voor de woningen van de regenten en hoofden op Java. Alangalang is een grassoort. Agaragar is gedroogd zeewier. Adat is gewoonte (traditie).

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten