Dictee – dictees [2429]
Dit deel werd voorgelezen en de 15 vette woorden moest je intypen.
1. De stem die mij binnen noodde, doorkliefde de stilte als een mortierschot. Bij het betreden van de kamer deinsde ik onwillekeurig terug; de blik die de oude man mij toewierp, was niet bepaald uitnodigend. Hij hief een benige klauw en gebaarde dat ik naderbij moest komen.
2. Twee achterdochtig loerende kraaloogjes monsterden mij uitvoerig, de irissen grijs en koud als leisteen. Hij bood me geen stoel aan. Mijn referenties lagen uitgespreid op het met vilt belijmde blad van zijn secretaire. Achteroverleunend in zijn stoel, vuurde hij een salvo vragen op mij af. Of ik wist om te gaan met antiek meubilair. Hoe ik te werk ging bij doffe plekken op palissanderfineer. En of ik kon beamen dat schilderijen nat afgenomen dienden te worden. Ik veinsde gechoqueerde verbazing en snibde dat ik hooguit bereid zou zijn de vergulde lijsten af te stoffen met een plumeau.
3. Mijn reactie ontlokte hem een grijns. Zoals hij daar zat, de schonkige schouders hoog opgetrokken en de rimpelige kop balancerend op een tanig nekje, deed hij mij denken aan een vale gier. Hij eindigde zijn kruisverhoor met de vraag of ik affiniteit met boeken had. Ik haalde mijn schouders op en liet mijn blik langs de rijzige boekenkasten gaan. Delicate banden van ossenbloedrood en smaragdgroen marokijn, met goud bestempeld, opgesteld in strakke cohorten. Ik antwoordde schlemielig dat het me een heidens karwei leek om dat allemaal proper te houden. Na de ultieme dooddoener van de leek in een privébibliotheek (‘heeft u die boeken echt allemaal gelezen?’) kreeg ik de baan.
Deel 2
Ook dit werd voorgelezen. Er waren een 15 tweekeuzevragen, waarbij je het juiste antwoord moest aanvinken. Hier niet, maar bij de liveversie kreeg je bij het gekozen alternatief een letter. Met die 15 letters moest je een zo lang mogelijk woord maken. De letters kreeg je hier niet te zien, maar het beoogde woord was liefdesavontuur. Hieronder is het correcte woord groen, het foute alternatief rood.
4. Gedurende de daaropvolgende maanden raakten we op elkaar ingespeeld. We werkten in gewijde stilte. Hij ingegraven tussen stapels paperassen/papperassen, ik al stoffend en poetsend de grote kamer doorkruisend. Als hij het woord tot me richtte/richte, sprak hij mijn naam met lijzige nadruk en met een nauwelijks verholen lachje uit. Hij kon niet bevroeden/bevroedden dat ik zijn heimelijke binnenpretje deelde. De werkdag eindigde steevast met het afstoffen van de boekenkasten, die we afwerkten volgens een strikt stramien. Met drie planken per dag, een kastenwand per week, konden we maandelijks de hele bibliotheek bestrijken. Vanaf de steile/stijle bibliotheekladder reikte ik mijn patroon de boeken aan, die hij minutieus/minitieus inspecteerde. Hij had een panische angst voor zilvervisjes. Om hem een beetje te sarren maakte ik bij tijd en wijle/bij tijd en wijlen een beweging, een bruuske/bruske, alsof ik iets doodsloeg. Als door een wesp gestoken sprong hij dan op uit zijn stoel, om met een zucht van verlichting terug in het gecapitonneerde/gecapitoneerde leer te ploffen wanneer het loos alarm bleek te zijn.
5. Het rijtje werken van Shakespeare in kwartoformaat/quartoformaat nam hij altijd zelf van de plank. Dat bevond zich immers binnen reikhoogte/rijkhoogte. Zo doorzichtig. De rest was een peulenschil/peuleschil; het lijstje met codes vond ik in het tweede katern van ‘Een Midzomernachtdroom’. De muurkluis had ik al weken eerder gelokaliseerd/gelocaliseerd, listig verstopt achter een impressionistisch bloemstilleven. In die verborgen schrijn rustte/ruste het door mij zo begeerde foedraal/foudraal. Van lieverlede/liever leden brak mijn laatste werkdag aan.
Deel 3
Dit speelde verder geen rol en vormde alleen de afsluiting van het verhaal.
6. Weeklagend en handenwringend liet ik de dienders binnen, bij het zien van de ravage floot de geüniformeerde agent tussen z’n tanden. Daar lag de oude bibliofiel, onderaan de ladder, half bedolven onder de boeken. Waarschijnlijk had de bovenste plank het begeven toen hij zich eraan vastklampte, waarna hij met boeken en al omlaag was getuimeld. De rechercheur constateerde dat de genadeklap hoogstwaarschijnlijk was toegebracht door een zwaar boek, dat precies op de linkerslaap was neergekomen. Dat de bewuste foliant een facsimile-uitgave van de wetten van Newton was, ontging hem volkomen. Een kleine frivoliteit die ik mijzelf had gepermitteerd.
7. Men bood mij een lift naar huis aan, die ik hoffelijk afsloeg. Een wandeling zou me goed doen. Ik stak mijn arm door de lus van mijn handtas, inwendig gniffelend om de brisante inhoud: de verloren gewaande delen van het befaamde getijdenboek van Katharina van Kleef. Tien vellen fijn verlucht middeleeuws velijn. In een grijs verleden verdonkeremaand door een malafide antiquaar en sindsdien in het geniep gekoesterd door egoïstische rijkaards. Maar nu, ten langen leste, veiliggesteld door een naamgenote. Ik nam afscheid en stapte de kamer uit. Een vrouw op leeftijd, de schoonmaakster. Onbeduidend en onzichtbaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten