woensdag 3 november 2021

2461 Dictee vrijdag 05-11-2021 (3) – dictee BeNedictee 2021-11 √

Dictee – dictees [2461]

BeNedictee 2021-11

De vetgedrukte woorden moesten worden ingevuld. Blauw is toelichting.

Een frightnight voor vips - deel 2 (auteur: Birgit Kuppens) 

1. Het was muisstil in het kantoor van Evert. De boekhouder zat zoals steeds laidback [ontspannen, relaxed] achter zijn split screen [beeldscherm in tweeën, aan meerdere bestanden werken], toen de deur openzwaaide en Blanche naar binnen koekelemeide [dartelen]. Ze vroeg hem voor de zoveelste keer om ten algemenen nutte [tot ieders voordeel] een plezierreisje met Jules als bedrijfskost(en) in te geven. Daarnaast kwam ze haar boekhouder ook nog inseinen [informeel op de hoogte brengen] over het feit dat de erhu [tweesnarige Chinese viool], die een Faeröerse tagrijn [(vodden)koopman] destijds aan het museum geschonken had, gestolen was. Dat was natuurlijk maar kletsica [kletspraat]. Die viool bevond zich, net zoals een verzameling munten (zevend'halfjes – zes en een halve stuiver, 32,5 cent, ook pietje [ook zilveren munt met die waarde – ook 1/8 van Zeeuwse rijksdaalder = 52 stuivers = ƒ 2,60] of Pietje bedroefd – en öres [100 öre = kroon, Scandinavië]) en een zwaard met S.P.Q.R. [Senatus Populusque Romanus, senaat en volk van Rome] in romeinse letters [romein = romeinletter = lettertype, o.a. cursief of gotisch], in Blanches woonkamer. ‘Dit wil ik niet op mijn foelielat [kerfstok] hebben,’ riep Evert. Blanche trok een gezicht alsof ze net een limquat [dwergcitroentje verwant aan kumquat] had ingeslikt. ‘Oké, dan zoek ik wel een andere dommekloot [stommeling] of typemiep voor jouw zombiebaan’. Evert begon haar na te bauwen [nabauwen = napraten], op een manier alsof zijn overste aan een allolalie [spraakstoornis, afwijking hersenen] leed, waarop Blanche hem ineensloeg [in elkaar, in stukken slaan] met een spoorrijs
[
bos droge takken voor vuur in locomotief].

2. Intussen had meneer De Coster zich uitgebreid tegoed gedaan aan de likorette [verloflikeur]. Hij was zo zat als een zwitser [huursoldaat, pauselijke garde – ook: Maleier] en vond het tijd om iets op te biechten. Hij schraapte zijn keel en sprak het gezelschap toe: Ik vind het tijd om te vertellen dat Lily en ik consanguien [verwant in den bloede] zijn: videlicet [te weten, namelijk], zij is mijn een-na-oudste [op een na oudste] dochter. The word is out. Mevrouw Vijvermans schrok zich te pletter van deze plotse onthulling en morste calamondin- oftewel kalamansibrandewijn [van kleine, zure vrucht] over haar tenuetje van peperdure chappe [zijde, chape = ondervloer, slijtlaag]. Dit mocht niemand ter ore komen, en zeker niet deze vooraanstaande dorpsgenoten. Met rood aangelopen wangen spurtte ze de hoek om en verschool zich in de piesemopsantee [wc, toilet].

3. In de donkere gang op de eerste verdieping, net naast een opgezette killdeerplevier [vogel], hield Evert zich schuil in een loutrofoor [Griekse hoge vaas, 1 m hoog] van de Khoikhoi [zwart volk, Nederlandse kolonisering, Zuid-Afrika, West-Kaap, verwant aan San]. Aangezien de vaas een uitzonderlijk brede hals had, werd de boekhouder niet overmand door een aanval van trypofobie, oftewel angst voor kleine gaten. Hij had een buitengewone interesse in het keynesianisme [Keynes = Britse econoom, zekere opvatting over werkgelegenheid – volgelingen: keynesianen] en verslond sociaalgeografische [volgens de sociale geografie] en sociaalliberale [deze begrippen zijn niet verwisselbaar!] literatuur, maar de afgelopen vijf jaar had hij zijn tijd verspild met het verdonkeremanen van geld en goederen voor een nietsontziende takketrol. Het was hoog tijd om haar te tonen dat hij wel degelijk een topaap [alfaman] was. Hij wist immers dat zij om kwart voor tien naar de vergaderzaal zou komen voor een geheime deal.

4. Het licht ging aan en er klonken voetstappen op de trap. Hij zou zijn slachtoffer overmeesteren. Maar toen hij goed luisterde, hoorde hij meneer Vijvermans’ zeemzoete stem: ‘Oh liefste Blanche, waar ben je? Ik heb het spaargeld van vijftien klanten kunnen ontvreemden. Eindelijk komt onze droom in vervulling. Djoin [djoinen = zich aansluiten, vervoegen bij = wel: join the club!] mij naar de kiss-and-rideparking [ook K+R-parking goed gerekend – wel verdwenen uit VD] voor het museum. Daar wacht ons la plus noble conquête de l’homme
[
het paard] met een tilbury [tweewielig rijtuig, één paard, twee personen]. Ik zal je prince charming [vgl. princess charming] zijn en vervoer je naar la città eterna [Rome, de Eeuwige Stad, het eeuwige Rome, Roma aeterna] tenzij je meer te vinden bent voor een dagje skijøring [voort laten trekken op ski’s door paard of auto] in Alaska. Terwijl de paarden dan onderweg peisteren [pleisteren, weiden, voeren] in de buurt van een wed [doorwaadbare plaats, drenkplaats voor paarden], drinken we gezellig samen een martini,
shaken, not stirred [in cocktailshaker behandeld i.p.v. met cocktaillepel].

5. Plots werd hij uit zijn mijmeringen wakker geschud door een schel geluid. Het was het gerinkel van de antieke telefoon, net naast de opgezette vogel, bovenaan de trap. Meneer Vijvermans hief gezwind de zware hoorn van de haak en bracht hem naar zijn oor. Wie kon het anders zijn dan Blanche? Meneer Vijvermans wist immers maar al te goed dat dit toestel enkel diende voor interne oproepen naar een ander toestel in de kelder, waar hij de afgelopen jaren vele leuke avonden met Blanche had doorgebracht. ‘Dag liefje, het is je lovelace
[
lahf-lees, donjuan]’. Het was muisstil aan de andere kant van de lijn. Plots klonk er een luid gehijg in zijn oor. Er liep een rilling over zijn werveladers. Het gehijg stierf langzaam weg, werd gevolgd door een nieuwe stilte, en dan plots een ijselijke gil. ‘Oh nee, Lily!’ riep meneer Vijvermans in paniek. Hij gooide snel zijn koffertje met geld in de grote vaas langs de muur en haastte zich terug de trap af.

6. Op de kelderverdieping opende hij de loodzware deur, waar Blanche hem de sleutel van had toevertrouwd. De lounge werd zichtbaar. Linksachter in de hoek lag een clown in een chaise longue. Zijn papperige derrière was naar het midden van de kamer gericht. Hij kauwde onafgebroken fruittella’s, terwijl er op de achtergrond ländlermuziek [muziek voor of oude Duitse boerendans] te horen was. Twee meter verder stond Lily, vastgebonden aan een zuil van
Parisch marmer [van het eiland Paros]. ‘Ik sla je tot moes, vuile clown!’ riep meneer Vijvermans en hij balde zijn vuisten. Hij nam een aanloop om zijn tegenstander een flinke afpoeiering te geven, maar struikelde over enkele lathyruserwten [vlinderbloemig plantengeslacht met pronkerwt] die voor de zetel lagen. Met een smak belandde hij boven op een paar oversized schoenen, die een onnozel piepend geluid voortbrachten. De clown begon luid te snikken en dikke tranen parelden over zijn blauwgestreepte wangen. Meneer Vijvermans krabbelde weer recht en keek de clown verbaasd aan. ‘Ik heb Lily helemaal niets misdaan,’ mompelde de clown. ‘Laat me vertellen hoe het komt dat ik mij soms gedraag als een voorjaarskrokus oftewel exhibitionist.’ Meneer Vijvermans nam een stoel en boog aandachtig voorover. ‘Alles begon toen ik nog een droldrie was. Mijn ouders verkochten mij aan een gemene smiecht [smeerlap], die nooit aandacht voor mij had en vond dat ik voor hem moest werken. Hele dagen stond ik op de kermis met een rarekiek [kijkkast – naar: fotograaf Kiek uit Leiden] en verdiende slechts een handjevol geld. Niemand heeft mij ooit graag gezien.’ Zowel meneer Vijvermans als Lily waren diep ontroerd door de onthullingen van de clown en besloten de man op te nemen binnen hun gezin.

7. Op de benedenverdieping stond het gezelschap bij het buffet: Blanche, meneer de Coster, apotheker Martens en Evita. Ze genoten van een lahmacun [Turkse pizza] met sucuk [droge, gekruide worst van rundvlees] en van trofie [pasta van tarwebloem en water] met Parmezaanse kaas. Klaas, daarentegen, was glutenintolerant, en was meer een tefffanaat [teff: glutenvrije graansoort uit Ethiopië]. Na deze verrukkelijke maaltijd serveerde Blanche de gasten nog een advocateborrel [drank advocaat, heeft geen mv.] uit een fles die ze gestolen had uit het kantoor van haar jurist. Daarna rock-‘n-rolde [o.v.t. van rock-’n-rollen] ze vrolijk in de richting van de trappenhal. Het was bijna tien uur. Meneer Vijvermans zat vermoedelijk al een kwartier te wachten in de vergaderzaal. Hij zou zijn toekomstplannen voor haar onthullen.

8. Om ongezien naar boven te kunnen sluipen, liet Blanche alle lichten gedoofd. Eenmaal [Vlaams, toen ...] ze de eerste verdieping bereikt had, manoeuvreerde ze zich zorgvuldig door de smalle gang. Een hol geluid klonk vlak bij haar linkeroor. Het leek wel op te stijgen uit de antieke vaas langs de muur. Plots werd een ijzingwekkend screammasker [filmreeks Scream: angstaanjagend gezichtsmasker met holle ogen en een in angst geopende mond] zichtbaar in de duisternis. Blanche kon geen woord meer uitbrengen en bleef verstijfd de holle ogen van het masker aanstaren. Buiten het gemaskerde gezicht kwam nu ook een tengere arm uit de vaas naar boven. In zijn hand hield Evert een trepaneerboor [schedelboor] waarmee hij zijn slachtoffer transeneerde [kwellen, plagen]. Aan een schedelboring had Blanche zich die avond niet verwacht. ‘In opdracht van Jules ben ik op zoek naar een zymotisch [gistend] brein.’ zei Evert koeltjes. ‘Met zijn collectie gistende olifantenhersenen heeft hij namelijk niet genoeg.’ Toen de punt van de boor haar schedel raakte, smeet Blanche zich, als in een reflex, tegen de muur aan de overkant. Ze smakte hierbij tegen een grote rode hendel, die door de klap, naar beneden werd gedrukt. Een luik in de oude laminaatvloer schoof open en slokte Blanche op. Ze tuimelde willoos naar beneden, in het verblijf van de vampiervleermuizen.

9. ‘Opgeruimd staat netjes …’ giechelde Evert, en hij sloot het luik af met de hendel. Grijnzend greep hij naar het koffertje met geld, dat meneer Vijvermans in de grote vaas had achtergelaten. Hij spurtte als een hazewind [hond] naar beneden en schoot nog snel nummer honderd [toilet] binnen voor een sanitaire stop. ‘Ik vlucht met mijn orebak [geldla] naar een shangri-la [afgelegen oord, lieflijk en schoon, paradijs] aan de andere kant van de wereld’, sprak hij zichzelf toe in de spiegel. Evert wist echter niet dat er nog iemand aanwezig was in de bestekamer [toilet, wc]. ‘Mag ik mee?’ vroeg een fijn stemmetje
à brûle-pourpoint [op de man/vrouw af] vanachter een houten deur. Mevrouw Vijvermans wist heel goed dat een orebak een geldla was. Na de onthullingen van meneer De Coster durfde zij haar echtgenoot niet meer onder ogen (te) komen. Ze had niets te verliezen en haar ogen veranderden in twee dollartekens bij de gedachte aan het koffertje dat Evert met zich meedroeg. ‘Dat zie je van hier!’ zei Evert, die in een fourire [lachstuip] uitbarstte. Mevrouw Vijvermans trok haar bralette [beha of topje met niet-voorgevormde cups en zonder beugels - braletje of bralettetje] naar beneden waardoor er een nippleslip [nipslip, nipplegate: het per ongeluk tonen van een tepel, met name door een beroemdheid] geschiedde. Evert dacht dat hij een spooksel zag en besloot dat het allenthalve [overal, van alle kanten] geen slecht idee was om deze demi-mondaine [schijnbaar fatsoenlijke vrouw van losse zeden] mee te nemen naar een onbekende bestemming. Via de nooduitgang van het museum snelden ze naar het rijtuig met de paarden, op de parking van het museum en trokken ze
de wijde wereld in.

10. De lift ging open op de benedenverdieping. Meneer Vijvermans trad de grote zaal binnen, gevolgd door Lily en de clown. Met z’n drieën gingen ze recht op het buffet af, waar de andere vips hen een glaasje brouilly [bekende beaujolaiswijn] aanboden. ‘Aha, daar is onze mysteryguest!’ riep apotheker Martens smalend naar de clown, waarop deze laatste een bivakmuts over zijn oranje boekels [haarkrullen] trok en een 9 millimeterpistool uit zijn cummerbund [GB ook: cummerband, VD allen u, brede band om avondkleding – herkomst: India] tevoorschijn toverde. ‘Ha, apotheker Martens!’ brulde de clown, ‘Je hebt je niet aan je afspraak gehouden. Je zou mij in de kelder van dit museum komen ophalen, zodat we samen jouw collega, de doekoen [medicijnman] van wacht konden overvallen’.

11. Het werd muisstil in de grote zaal en niemand durfde nog te bewegen. Niemand, echt niemand? Vanwaar kwam dan dat plotse geluid? Een gepiep van scharnieren werd gevolgd door het gekletter van botten en een luid gegrom. Het skelet van de triceratops [dinosaurus, vier poten, drie hoorns], dat de hele avond de vips vanuit de hoek van zijn oogkas had geobserveerd, denderde nu in de richting van het buffet. Het beest opende zijn reusachtige muil met vlijmscherpe tanden, klaar om de menigte in één enkele hap op te schrokken.

12. De vips zetten het op een lopen en wisten te ontsnappen door de grote toegangsdeur van het museum. Ze hoorden nog net hoe de enorme dinosaurus – die niet door de deur kon – te pletter smakte tegen de glazen wand rond de deur. Buiten, op de stoep, kwam het tot een straatgevecht tussen de genodigden, die intussen behoorlijk boven hun theewater waren, en de clown, die zijn geweer tijdens het vluchten was verloren. Het slot van deze chiquige, standingvolle avond zou uiteindelijk plaatsvinden in het dichtstbijzijnde politiekantoor.

 

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten