vrijdag 16 juni 2023

3326 Dictee donderdag 22-06-2023 (2) – dictee Havendictee Maritiem Museum Rotterdam 2008

Dictee – dictees [3326]

Havendictee Maritiem Museum Rotterdam 2008

Geen titel, auteur: Bram Oosterwijk

1. De tijd is voorgoed voorbij, maar de bootwerkers van weleer gingen doorgaans ’s ochtends in alle vroegte aan boord van de schepen: via de gangway [gangboord], ook wel staatsietrap [m.n. op oorlogsschepen] genoemd. De knijverzak [zeildoekse zak] hadden ze bij zich. Tijd om over de reling te hangen was er niet. Het was werken geblazen. De uitvoerdersbaas was streng; de man die ook wel stouwer [stuwadoor], poehaan [voorman] of kras [onderbaas bij havenarbeiders] werd genoemd.

2. En dan had je ook nog de overloeker [niet in wdb.], die namens de stuwadoor het werk controleerde. De bootwerkers hadden hun eigen benamingen: je had de tallyman [tallyklerk, ladingschrijver], de ophouder [bij vissers: dobberlijn], de aanpikkelateur [maakt hijslasten los en vast] en nog veel meer. Het waren mannen die zich urenlang – op z’n Rotterdams gezegd – het schompes [te barsten] werkten. Luieren was er niet bij, voor jou een ander!

3. Had je twee joetjes [tientje] in de week dan was je een spekkoper [geluksvogel]. En je moest ook echt wat [nadruk:] kúnnen! Vandaag de dag heeft de havenarbeider – die meestal goed is opgeleid – de modernste outillage [uitrusting] tot z’n beschikking. De goederen die hij moet laden of lossen komen of gaan tegenwoordig vooral op pallets en in containers. Met de huidige laad- en losapparatuur een fluitje van een cent.

4. Maar vroeger, als er een tramper [tramp, schip voor de wilde vaart] of wat voor type schip dan ook binnenkwam – vaak tot aan z’n plimsollmerk [VD: uitwateringsmerk] geladen – moesten de presennings [geteerd zeildoek] zo snel mogelijk van de luiken. De winches [lier, met stoom of elektrisch] moesten worden bemand. Of het nu een schip was van de Halcyon Lijn [Rotterdam. 1920-1972, niet in wdb.], Herfurth [1899, bestaat nog, niet in wdb.], Furness [rederij, niet in wdb.] of Nicogo [niet makkelijk te vinden op internet] en of de cargadoor nu Kuyper, Van Dam en Smeer [eigennamen] of de stuwadoor Aegir [eigennaam] heette: het was aanpakken geblazen.

5. Als de kras [zie boven: onderbaas] ‘turn-to’ [VD: torntoe] floot – het sein om te beginnen! – dan [nadruk:] móést je wel. Iedereen wist hoe het werk moest worden gedaan; met allerlei gereedschap. Soms had je er een vijfschijfsjijn [jijn = gijn = takel], een trollyleng [trolley? – leng = strop voor vaten en zware voorwerpen], een bokkentuigie [bokkentuig(je) – strop] of een manillastrop bij nodig. Als er staaldraad moest worden gesplitst dan was het fijn als je iets van het schiemanswerk afwist.

6. De vooroorlogse bootwerkers hebben heel wat gevarieerde ladingen door hun handen zien gaan. Of het nu – alweer op z’n Rotterdams – een bos huie [huiden] was, die ook wel natte jassen [losse, ongedroogde, gezouten huiden] werden genoemd, castorzaad [ricinuszaad, voor wonderolie], cellulose, cokes of foelie [zekere specerij]: het maakte hen niet uit. Gemakkelijke karweitjes – de kat in ‘t bakkies – kwamen zelden voor. Het was aanpeunen [peunen = hard werken], in het zweet des aanschijns. Rotterdam is er groot mee geworden! Havenarbeider Hein Mol, de latere vakbondsman, heeft het allemaal zo indringend beschreven in zijn memoires. De tijden zijn – gelukkig – veranderd.

 

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten