zondag 5 maart 2023

3175 Dictee zaterdag 11-03-2023 (1) – dictee Dictee van de dag (874) √

Dictee – dictees [3175]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee augustus 2016 (2) Biljarten, geheel herzien naar situatie 2023

Dictee van de dag (874)

Oefendictee augustus 2016 (2) Biljarten

1. Ik biljart, jij biljartte, hij heeft gebiljart. Als broekenmannetje [broekenman, broekenmans, dreumes, jochie] heb ik wel biljardmaal gedacht: dat wil ik ook.

2. Ik ben begonnen met libre [zonder beperkingen kaderspel], maar nu is het ankerkaderspel (vergelijk: cadre = kader, speelveld in aantal vakken verdelen, een spel voor kadristen) mijn deel (een anker is een klein vierkant van krijtlijnen). De witte bal van aramith [kunststof] is de speelbal.

3. Ik speel meestal in een biljartcafé, een café billard. Daar worden veel biljartjes gemaakt [= biljarten]. Soms sta ik op acquit (de af- of acquitstoot).

4. Bij een zwiepstoot [aan zijkant raken] heb ik af en toe een zwijn (beest, bofstoot, zwijntje, bofstoot, geluksstoot, arabier, koffiekan, raccroc, schimmel of varken). Ik produceer weleens een aaistoot [lichte stoot, ballen weinig verplaatsen], maar dat leidt vaak tot een touché (aanraken bal voordat je speelt – werkwoord: toucheren).

5. Bij het kunststoten kennen ze overigens de zweepslagdoorschietstoot. Op het biljart zie je dan een gaberiet [model of vorm voor het kunststoten].

6. Als de overwinning in je achterzak zit, heb je die in the pocket. Een amorti is een geamortiseerde stoot: de speelbal stilleggen door een andere vol te raken.

7. Ik heb op de biljartacademie gezeten. Daar leer je wat de beneden- (nee, niet de bovenband!) is: die bij de afstootlijn dus.

8. Soms staan de kandidaat-spelers te queueën om met de biljartkeuen (alle met kolven, aan het uiteinde zit de pomerans) aan de gang te kunnen. Soms steun je de keu met een bok en af en toe maak je een bloque [een rechtuit, met forse stoot te maken of gemaakte bal].

9. Bij het bricoleren [over de band spelen, par bricole] kan de bal buitenom gaan en zelfs een butage [springen] maken. Via caramboleren en carambolage maak je caramboles.

10. Bij carotte(spel) maak je het de tegenstander zo moeilijk mogelijk. Een collébal [bal onder, 'tegen', de band], daar zit niemand op te wachten: dan moet er gedecolleerd worden [collébal wegspelen]! Kan het gevolg zijn van ketsen [afstuiten: bal niet goed raken met de keu].

11. Deinzen (een deins stoten – speelbal terug van aangespeelde bal zonder de band te raken) doe je meestal niet expres. Demarqueren [punten tellen bij aftrekking] leidt meestal tot protesten. De driehoekspositie is mijn ideaal [speelbal + twee andere vormen driehoek]. Doubleren [eerst de band raken] ben ik een kei in en het driebanden(spel) adoreer ik.

12. Een fausse queue (misstoot) is zeker iets anders dan de bal dun raken. Hoe moet je met een gemaskeerde bal (die masqué ligt – door ervoor liggende bal niet bereikbaar) omgaan? Heeft biliverdine [groene galkleurstof] trouwens een biljartgroene kleur? Vast wel [kleur laken].

13. De KBBB is de Koninklijke Belgische Biljartbond, de KNBB de Koninklijke Nederlandse Biljartbond. Hoe de dito Vlaamse heet, staat niet in Van Dale.

14. Ik was de klos, toen de ballen klotsten [uit verschillende richtingen tegen elkaar]. De keu moet je regelmatig krijten en een kopstoot (massé – dat is masseren – speelbal van bovenaf raken) is heel riskant voor het (groene) laken (nee, niet dat amme- of amelaken = tafellaken, waarop een lichte lunch ligt!).

15. Bij een lossebandstoot is de loopkracht [van de biljartbal] belangrijk. Een bal moet wel maakbaar zijn. Met de nabeurt (nastoot) kun je alleen nog gelijkkomen. Het moyenne is het gemiddelde aantal behaalde punten per beurt; die beurt raak je kwijt als je 'gemist' hebt.

16. Omspelen of omstoten leidt tot applaus [flink aantal banden raken voor laatste carambole]. Na een ontmoetings- of verzamelstoot ligt een grote serie in het verschiet, waarbij je opponent genageld zit [ontzet, verbaasd]. Het komt dan aan op rappelstoten [speelbal terug bij andere ballen] en op serreren [ballen zeer dicht bijeenhouden]. Par bricole is over de band en par pistolet is uit de losse hand (niet: band, maar zonder de keu met de hand te ondersteunen).

17. Bij piqueren maak je een piqué: leg eens haarfijn uit, hoe dat gaat! De keu verticaal. Bij pomeransen speel je zwaar op effect: bal stoten onder zwaartepunt, waardoor deze terugrolt. Poolbiljart lijkt op snooker: daarbij kun je potten!

18. Een andere naam voor biljarderen is een rotterdammertje (bal tweemaal of twee ballen tegelijk raken). Een schuiver (ruiker, stinker, stinkerd, misstoot, misslag of ui) is een slechte stoot.

19. De markeur houdt op een telbord of -lijst de stand bij. Wat is tripleren? Carambole maken via twee keer de band! Bij biljarten omvat de triatlon de onderdelen bandstoten, driebanden en ankerkader 71/2 [uitspraak: eenenzeventig twee]. Ze kennen bij het biljarten overigens ook de vijfkamp.

20. Bij biljarten kun je ten slotte aan je trekken komen met een trekbal- of stoot!

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten