Dictee – dictees [3207]
Groot Dictee van de Lopikerwaard 2013
Verkeren waar we graag willen verkeren
1. In het eerste Lopikerwaarddictee, waarbij qua propriëteit aansluiting is gezocht bij de 23e editie van het “Groot Dictee der Nederlandse Taal”, zal met een knipoog, zonder kitschtrukendoos, het excellente gebied met haar rijke historie centraal staan.
2. Een site die alles over ons kikkerland behelst duidt de Lopikerwaard aan als een landstreek in de provincie Utrecht die begrensd wordt door de Hollandse IJssel, de Lek en de Vlist. Het is usance de gemeenten IJsselstein, Lopik, Montfoort en Oudewater tot de Lopikerwaard te beschouwen, hoewel een deel buiten de grenzen van het gebied ligt, en het oostelijk deel van de gemeente Vlist partieel ook in de Lopikerwaard ligt.
3 De genese existeert van de 11e en 12e eeuw. Door een totale ontginning van de woestenij tussen de rivieren, is een voor menselijke bewoning uitermate geschikte waard ontstaan die werd vernoemd naar de middeleeuwse rivier de Lobeke.
4 In de kiem bestond het domein uit verlaten moerasgrasland, met struweel en bomen. De authentieke lozing van het water geschiedde door welsloten op de rivieren, maar deze natuurlijke afwatering werd steeds meer bemoeilijkt door de chronische inklinking van de bodem: vanaf de 12e eeuw tot heden bijna twee meter!
5 Een verbetering vormde de aanleg van tiendweteringen, die parallel met de rivieren werden gedolven aan beide zijden van de ontginningskades. Ze liepen naar het laagste punt: het westelijk deel van de waard. De tiendwetering aan de rivierzijde moest het kwelwater naar de hoofdwatergang afvoeren, de wetering aan de landzijde diende voor afvoer van het water uit de achtergelegen lagere gronden.
6 Omstreeks het jaar 1450 moest men windbemaling implementeren. De inbedrijfstelling van de eerste wipwatermolen vond plaats in Cabauw en kort daarop in Bonrepas. De hoogste opvoerhoogte van het scheprad bedroeg echter niet meer dan circa anderhalve meter. Dat betekende dat bij voortgaande inklinking, de ontwatering op den duur nieuwe vraagstukken zou gaan opleveren.
7 De eerste bewoners vestigden zich langs de ontsluitende weteringen. De landwegen kwamen pas in een later stadium. De pioniers vestigden zich op de ‘koppen’ van de nog te ontginnen kavels. Ontginnen betekende voor deze mensen: zich opwerken van een horige tot een vrije pachtboer met een stuk grond van circa vijftien hectare.
8 Na een presumptief ‘houten’ ontwikkelingsfase zou het tot de 15e eeuw duren voordat men de boerderijen vrij algemeen in steen ging optrekken. In de dorpskernen en steden was het gebruik van steen al eerder aan de gang. De opkomst van de periurbane gebieden betekende letterlijk en metaforisch een markt voor landbouwproducten.
9 Geleidelijk vond er een uitdijing plaats van de aanvankelijk nog schaarse lintbebouwing, waarvan de kern meestal uit niet meer bestond dan een paar huizen (voor ambachtslieden zoals de smid), een kerk of kapel met pastorie, het gerechtshuis en de herberg. Ook op andere strategische plaatsen in de streek zoals kruispunten, pleisterplaatsen, losplaatsen, dammen, bruggen, overkluizingen of overtomen ontstond kernbebouwing. Langzamerhand groeide de incidentele bebouwing langs de weteringen aaneen tot een lint.
10 Meer recent is, na een preparatietijd van meer dan tien jaar, in 1979 de Ruilverkaveling Lopikerwaard vastgesteld. Zoals de naam aangeeft, was louter het efficiënter indelen van kavels de intentie. In de praktijk werd echter de streek helemaal op de schop genomen. Er werd gekeken naar verbeteringen in de waterhuishouding en de wegenstructuur. Tegenwoordig spreekt men van landinrichting, wat beter aangeeft dat vandaag de dag ook nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de belangen van natuur, landschap en recreatie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten