maandag 24 april 2023

3251 Dictee woensdag 26-04-2023 (4) – dictee BeNeDictee Lizi Aalsmeer 2023

Dictee – dictees [3251]

BeNeDictee Lizi Aalsmeer 2023

De 81 vetgedrukte en cursieve woorden of woordgroepen moesten worden ingevuld. Toelichting in blauw. Uitspraak: rood.


Ov-vermaak en -verdriet [auteur: Lizi van Vollenhoven]


1. In een poging om het bus- en tramlijnennet van Den Haag eens beter te leren kennen, besloot ik eens een middagje te kriskrassen door de stad. Eerst maar eens lijn 16. Na één halte plofte er een tobbetje-even-rond [korte, dikke vrouw] naast mij neer, dat meteen van wal stak. Binnen 5 haltes kwam ik alles te weten over haar hallux valgus [scheefstand grote teen, knobbelteen, hallux = grote teen], waardoor haar ene schoen groter moest zijn dan de andere, (een onpaar [tweetal, maar geen paar], zogezegd [zogenaamd]) haar stukkende knieën en artritische [artritis, gewrichtsontsteking] handen, haar onmisbare koffertje, (bepaald geen bahut [baa-huu, hutkoffer]), haar ideeën over het Kunstmuseum, (prachtige werken van pointillisten [schildertechniek met puntjes en streepjes]) en de algemene status van het land, (Job aan ’t elfde, altijd weer de gewone man die het moeilijk had). Veel van de omgeving, met de fraaie
fin-de-sièclearchitectuur, nam ze niet op. Binnen een seconde nadat ik opgestaan was om uit te stappen, (en over haar koffertje struikelde), richtte ze haar logorroe [woordenvloed] op een andere passagier.

2. Een straat verder was de halte van mijn volgende tram, lijn 11. Er was een schamele snackbar, met ervoor een bankje met daarop een versjachelde [versjacheren, verkwanselen] man met enkele lege bierblikjes om zich heen, en één vol blikje in zijn hand. “Mevrâh, “ riep hij, “weeduwadderaandehandismetdiesnackbar? Ikmaamesorrege.” Ik keek naar de deur, waarop een briefje hing. “Gesloten tot 9 januarie” stond er. De snackbar zag er zelf uit zoals een genebbisj [aggenebbisj, oggenebbisj, achenebbisj, sjofel] snackbarretje eruitziet als de uitbater een weekje vrij heeft, maar alles was nog heel en het leek niet alsof er ingebroken was of zo. “Niks aan de hand,“ zei ik tegen de vriendelijke drinkebroer, “ik denk dat hij gewoon even vrij heeft na een drukke kerstperiode.” “Ja, maar ik maak me gewoon sorrege. Dammag toch zeker wel?” Ook dit zei hij in een ferm Plathaags [znw. + bnw.!] accent, dat ik jammer genoeg niet goed kan nadoen. Dat beaamde ik, en voegde toe dat ik het zelfs erg aardig van hem vond. “En weedu wasse bij mij hebbe gedaan?” ging hij verder, “se wouwe inbreken, en hebben een raampie ingedrukt. Ik had het kenne late reparere van de verzekering, maar dat doen ik nie! Ik ga d’r vannacht naast sitte, en als die dan terug komt en se hand door de ruit steekt om se karwei af te maken, dan geef ik ‘m een rotklap op se hand met me hamer”. Hij schaterde van de voorpret. Niet erg christelijk, maar ik wenste hem er veel succes mee. Inmiddels kwam lijn 11 aan en ik wuifde ten afscheid naar de vriendelijke dronkenlap.

3. In lijn 11 zat schuin voor mij, aan de andere kant van het pad, een afroïde [= negroïde] vrouw met een klein hondje, van het soort dat breder was dan hoog. Het ras weet ik niet, maar een briard [herdershond] was het zeker niet. “Ga maar zitten, anders val je nog om!’, zei ze zorgzaam. Gezien zijn lichaamsbouw leek me dat niet waarschijnlijk, eerder dat het beestje door zijn poten zou zakken. “Hij is heel lief,” zei ze tegen haar overbuurvrouw, “en voor niemand bang. Alleen voor mannen en kinderen.” Twee derde van de wereldbevolking is dus niemand. Tja, dat is ook een manier om ertegen aan te kijken [GB: ertegen aankijken, VD: ertegenaan kijken].

4. Het eindstation van deze lijn was bij het strand. Het was best lekker weer, dus ik wandelde in een kwartier een stukje over de boulevard. Het was er behoorlijk levendig voor een januaridag. Er waren enkele dappere surfers op zee, in wet- of drysuits. Een jongetje meende een sint-jakobsschelp te hebben gevonden met een heuse parel erin. IJsjes waren nog niet verkrijgbaar, maar bij diverse kraampjes was een patatje oorlog te koop, net als een jalapeñoburger en bij de visafslag in de haven was er sliptong in de aanbieding, net als steenbolk [roofvis: bolk, steenwijting].

5. Met bus 22 naar Het Markenseplein. Een oer-Hagenees wist niet dat je al sinds een paar jaar niet meer met contant geld een kaartje bij de chauffeur kon kopen. Hij had geen ov-pasje, wel een chipkaart, maar die was niet geauthenticeerd [authenticeren, rechtsgeldig maken]. Maar in een vriendelijke ons-kent-onssfeer [ons kent ons] kwamen de eveneens zeer Haagse chauffeur en de reiziger er wel uit. Op het eerdergenoemde [e.g. = eerstgenoemde] plein over op tram 12 richting station Hollands Spoor. De diversiteit aan woonwijken was tijdens deze rit het grootst. Van de chique vogelwijk, (waar ik zowaar een carolina-eend in een sloot zag zwemmen,) door de brave bomenbuurt, (waar ik geen wierookden zag, bekend van de houtsoort carolinapine) en door de Transvaalbuurt, – die onder andere bekend is vanwege de Haagse Markt met haar vele kraampjes met ugli’s [citrusvrucht, lelijk], gojibessen [China] en chiazaad [tsjie-jaa
Zuid-Amerika
], een veelheid aan mariene [met betrekking op de zee] vissoorten en ingrediënten voor baba ganoush [tapenade,
Noord-Afrika
],– tot aan het station.

6. Intussen waren twee passagiers druk aan het discussiëren over gemmologie [gem = gemme, camee, intaglio, halfedelsteen]. Het klonk tegenstrijdig, maar aventurijn [kwartssoort] bleek innerlijke rust te geven. Serpentijn [slangensteen, ofiet], daarentegen, zou juist energie geven. Voor een beschermende en zuiverende werking moest je bij amethist [violetkleurig kwarts] zijn, en rozenkwarts
[roodgekleurd, ondoorzichtig] was voor ongeveer alles goed. Carneool [edelsteen], ook wel kornalijn genoemd, (beide vormvarianten van chalcedon [chalcedoon, calcedoon]) zou goed werken tegen apathie, maar de werking van apatiet [glanzend mineraal] was gewoon somatisch, het hielp tegen een doodordinaire loopneus. Ze kon niet goed zeggen of gesteente met een orthorombisch [= rombisch: drie kristalassen loodrecht op elkaar] kristalstelsel altijd gunstiger was dan met een triclien [assen niet loodrecht op elkaar] stelsel, waarschijnlijk maakte het weinig verschil. Aldus wijzer geworden werd het voor mij tijd om de tram uit te stappen. Bij het voorbijlopen viel me nog op dat ze wel een verdraaid mooie intaglio [zie alinea 6, uitspraak:
ihn-tahl-joo] als hangertje om haar hals had.

7. Mijn een-na-laatste [maar: op een na laatste] rit was lijn 9, van Hollands Spoor naar Den Haag Centraal [CS] en daarna met de RR tot min of meer voor de voordeur. Te uwer informatie: De RR is een lightrailverbinding die een bepaald deel van de Randstad bijzonder adequaat van vervoer voorziet.

8. Een week of wat later onderzocht ik enkele andere routes. Bij de meeste ritjes gebeurde er niets, en de buurten waren ook niet erg spannend. In lijn 17 echter zat een vrouw onoorbaar [onbehoorlijk] en à bout portant [op de man af] in haar mobieltje te kijven. De hele tram kon meegenieten van haar ruzieperikelen met weet ik wie. (Ik vermoed haar ex, maar het kon ook haar baas zijn.) Ze had in elk geval bewijs tegen hem, zwart-op-wit, en je kon weet ik wat [VD Wiki wel: weetikwat, maar dat telt niet] zeggen, maar hij liegde (sic!) dat hij barstte en zijn beschuldigingen over haar nep-MeTootjes sloegen nergens op, en ze wilde er geen woorden meer aan vuilmaken en ze had nou genoeg in handen om haar recht te krijgen en hem te sueën [voor de rechter dagen], en daar zou haar advocaat wel voor zorgen, en de rechtszaak was ophanden en die man had verder toch niks omhanden dus dat moest wel goed komen en ze dankte God en Zijn ouwe moer (?????) dat ze bijna van hem af was. Erover peinzend of Onze-Lieve-Heer nu eigenlijk wel of geen moedertje had, was ik vooral blij dat ík haar advocaat niet was. Met haar foon [ook phone goedgerekend, zoals in ladyphone en smartphone] in haar hand liep ze, al kijvend, naar de deur. Toen ze een jongeman passeerde en deze “Kwakkwakkwak” [citaat, zin van één woord, reduplicatie] tegen haar zei, richtte haar toorn zich op hem. Het opnoemen van de ziektes die ze hem toewenste, zal ik nu maar achterwege laten. Getromboseerde hemorroïden [aambeien] waren nog het minst vervelend.

9. De daaropvolgende bus was vrij vol. Een gestreste [ww. stressen, znw. stress] moeder leidde een groepje uitgelaten kinderen van een jaar of 8 naar binnen en zei hun zoveel mogelijk voor in de bus te gaan zitten. Aan hun parafernalia [persoonlijke bezittingen van een vrouw, bijbehorende zaken] te beoordelen was er een verjaardagspartijtje gaande, maar wie de jarige job was, was niet meteen duidelijk. De kinderen kwamen hetzeriger [hitserig, opruiend] over dan ze waren, want ze gehoorzaamden braaf. Twee schattige meisjes, een ervan met vlechtjes en een ander met een parmantig chignonnetje [haarwrong, knoet] wilden linksvoor [bijwoord van plaats] gaan zitten maar hielden zich net op tijd in. Het waren de plaatsen voor ouderen, motorisch of anderszins uitgedaagden en zwangeren. Hun dilemma was duidelijk want op de enig overgebleven plaats voorin zat ik. Hun ogen dwaalden van het plaatje van de oude(n) van dagen [discutabel: VD alleen ‘ouden van dagen’ naast ‘de Oude van dagen’ = God – Daniël 7:9, niet meer zo in de nieuwste Bijbelvertaling] naar mij, ze prakkiseerden duidelijk of ze aan mij konden vragen van stoel te wisselen. Ik hielp de dametjes uit de brand door op te staan en naar de uitgang te lopen; ik was bij mijn halte.

10. Tot zover mijn Simon Carmiggeltachtige [TH, pagina 102 – Johannes Vermeerachtig, etc.], maar bijna volledig waargebeurde belevenissen in tram en bus.

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten