zaterdag 30 juli 2022

2843 Dictee maandag 01-08-2022 (3) – dictee Spreekwoorden

Dictee – dictees [2843]

Hierbij 171 wat minder bekende spreekwoorden

 

Spreekwoorden


1. Als apen hoger klimmen, ziet men gauw hun blote billen

2. Adel(dom) verplicht

3. Wie appelen vaart, die appelen eet

4. Een rotte appel in de mand, maakt al het fruit te schand

5. Wie zichzelf bewaart, bewaart geen rotte appel


6. Om de kracht van het anker te voelen, moet men de storm trotseren

7. Wie bang leeft, gaat ook bang dood

8. Aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt 

worden, voor hij in het huis past.

9. Men moet zijn bed maken, zoals men slapen wil

10. Goed gewonnen is half begonnen.


11. Veel beloven en weinig geven, doet de zotten in vreugde leven

12. Nieuwe bezems vegen schoon, maar oude bezems kennen alle 

hoeken en gaten

13. Bezoek brengt altijd vreugde aan, zo 't niet bij het komen is, dan

 bij het gaan

14. Bezoek en vis blijven drie dagen fris

15. Boeren en varkens worden knorrend vet


16. Een boer met kiespijn lacht niet

17. Wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen

18. Als een boer niet zwemmen kan, ligt het aan het water

19. Waar de boom gevallen is, blijft hij liggen

20. Boompje groot, plantertje dood


21. Bomen ontmoeten mekaar niet, mensen wel

22. Van een mooi bord kun je niet eten

23. Wie boter op het hoofd heeft, moet uit de zon blijven

24. Vuile boter, vuile vis

25. Men kan niet boteren wanneer men wil


26. Een kruimeltje is ook brood

27. Broodvrienden zijn geen noodvrienden

28. Liever brood in de zak, dan een pluim op de hoed

29. Een goede daad is goud waard

30. Men moet het dak repareren als de zon schijnt


31. Denkt aleer gij doende zijt en doende denkt dan nog

32. In het donker zijn alle katten grijs (katjes grauw)

33. Vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze 

alleen nog maar, zei de dove.

34. De draak heeft zijn eieren gelegd

35. Als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de 

wereld rond


36. Er is geen kap zo heilig, of de duivel krijgt er wel zijn hoofd in

37. Als je over de duivel praat, trap je op zijn staart

38. De Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het

39. Van die boer, geen eieren

40. Men kan geen omelet maken zonder eieren te breken


41. Geld dat stom is, maakt recht wat krom is

42. Voor geld kun je de duivel doen dansen

43. Als het geld op is, is het kopen gedaan

44. Je moet geen goed geld achter slecht geld aangooien

45. "Het is kruis of munt", zei de non en ze trouwde de bankier


46. Als het getij verandert (of: verloopt), verzet men de bakens

47. Goede naam is beter dan goede olie

48. Gras gaat niet harder groeien als je eraan trekt

49. Wanneer je enige gereedschap een hamer is, zie je overal spijkers.

 Ook: Als je een hamer bent, zie je overal spijkers

50. Als de ene hand de andere wast, worden ze beide schoon


51. Je bijt niet in de hand die je voedt

52. Die haring braadt niet

53. Hoe hoger het hart, hoe lager de ziel

54. Zo lopen de hazen

55. Of je nu rent als een haas of kruipt als een slak, nieuwjaar blijft op 

1 januari


56. Belofte is een hemd der dwazen

57. Het laatste hemd heeft geen zakken. Ook: een doodshemd heeft 

geen zakken

58. Men moet zijn hoed niet afnemen, voor men gegroet wordt

59. Die het grootste hoofd heeft, moet de grootste hoed hebben

60. Hoeren en dieven, met geld zijn zij mijn gelieven


61. Hoer en tollenaar zijn onze lieve HEER ook dierbaar

62. Wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok

63. Komt men over de hond, dan komt men over de staart

64. Dode honden bijten niet (al zien ze lelijk)

65. Wie zich voor hond verhuurt, moet de botten kluiven


66. 't Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan

67. Als oude honden blaffen, is het tijd om uit te zien

68. Wie met honden omgaat, krijgt vlooien

69. Het bekomt hem als de hond de knuppel na het stelen van de worst

70. Als honden konden bidden, zou het kluiven regenen


71. Honger is de beste saus

72. Honger is een scherp zwaard

73. Voor honing danst de beer

74. Men vangt meer vliegen met een druppel honing dan met een vat 

azijn

75. Wat het huis verliest, brengt het weer terug


76. Wie in een glazen huis woont, moet geen stenen gooien op zijn 

buurmans dak

77. De gestadige jager wint

78. Een jatmous van een wijf, maakt de nering stroef en stijf

79. Jong bier moet gisten

80. De kaars uit, de schaamte uit


81. Geen zo kleine sant, of hij wil zijn kaars hebben

82. Iedere heilige komt zijn kaarsje toe

83. Als katjes muizen, mauwen ze niet

84. 't Is gelijk of men van de kat of de kater gebeten wordt (kat of 

hond)

85. Waar God een kerk bouwt, bouwt de duivel een café


86. Wie plast tegen de kerk, gaat gevaarlijk te werk

87. Kinderen en dronkaards spreken de waarheid

88. Een kale kip kan nog leggen

89. Een kapotte klok duidt tweemaal daags de juiste tijd aan

90. Die pleit om een koe, geeft er een toe


91. Hij heeft de kok wel horen fluiten, maar weet niet waar de lepel 

hangt

92. Honger is de beste kok

93. Veel koks bederven de brij (verzouten)

94.Er is nog nooit een kok gevonden die koken kan voor alle monden

95. Het leven is net een krentenbol, met af en toe een hard stukje


96. Een dag niet gelachen is een dag niet geleefd

97. Om een ladder te beklimmen begin je met de onderste sport

98. Leugens hebben korte benen

99. Liever is een boek

100. Als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt


101. Als de maan vol is schijnt ze overal

102. Als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd

103. Menen ligt dicht bij Kortrijk (maar verre van Waregem)

104. Door meten tot weten

105. Meten is weten, gissen is missen


106. Morgen gaat het beter

107. Morgen is er wéér een dag

108. Morgen komt nooit.

109. Men kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit

110. Langs de straat van straks komt men aan het huis van nooit


111. Een ongeluk komt te paard en gaat te voet

112. Wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet

113. Een goede naam is beter dan olie

114. Alleen een piepend wiel krijgt olie

115. Eén druppel olie in de zee zie je niet


116. Wie voor het oortje geboren is, zal tot de stuiver niet geraken

117. Denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter

 hoofd

118. Paard aan de rand is schakers schand

119. Waar het paard aangebonden is, moet het vreten

120. Witte paarden hebben veel stro nodig


121. De koe van de pastoor eet iedere dag mals gras

122. De pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee

123. Als de boeren niet meer klagen en de pastoors niet meer vragen, 

dan nadert het einde der dagen

124. Wie de pastoor niet eert, wie zijn absolutie riskeert

125. Het puntje van een scherpe pen is 't felste wapen dat ik ken


126. Het puntje van een scherpe pen is 't felste wapen dat ik ken

127. Beter blooie Piet dan dooie Piet

128. In de kleinste potjes zit de beste zalf

129. Goede raad is goud waard

130. Een renegaat is nog erger dan een Turk


131. Rome is ook niet op één dag gebouwd

132. Rome is ook niet op één dag gebouwd, maar brandde wel in een 

dag af

133. Een schip op het strand, een baken in zee

134. Als 't schip zinkt, dan zinkt ook de lading

135. Een klein lek doet een groot schip zinken


136. De drager kan het beste zeggen waar de schoen wringt

137. Ware schoonheid zit van binnen

138. Beter van een stad dan van een dorp

139. Zonder strijd, geen overwinning

140. Die de minste tanden hebben, kauwen het meest


141. Beidt Uw tijd, duur Uw uur

142. Komt tijd, komt raad

143. Krijt op tijd

144. Het is de toon die de muziek maakt

145. Elk meent zijn uil een valk te zijn


146. Wat baten kaars en bril, als de uil niet zien (en) wil

147. Beter ermee verlegen, dan erom verlegen

148. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard

149. Een spiering is vis als er anders niet is

150. Men vangt meer vliegen met een lepel honing dan met een vat 

azijn


151. Zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen

152. Vroege vogels vangen de dikste wormen

153. Een vliegende vogel vangt altijd wat (kraai)

154. Als de dagen gaan lengen, gaat de vorst strengen

155. Wat de vos niet weet, weet de haas ook niet


156. Vrienden in de nood, honderd in een lood

157. Ter wereld is er geen dodelijker venijn, dan vriend te schijnen en 

vijand te zijn

158. De vrucht der ervaring rijpt niet aan jonge takken

159. Krakende wagens lopen het langst

160. Als het water zakt, kraakt het ijs


161. Water loopt altijd naar de zee

162. Wie niet werkt, zal niet eten

163. De willekens groeien in de bossen

164. Elke bos stro waait voor de wind

165. Het is een kwade wind die niemand voordeel brengt


166. Zo gewonnen, zo geronnen

167. Als de zon een mestvaalt beschijnt, dan verspreidt deze een 

onaangename geur

168. Een zondagse steek houdt geen week

169. Zondags werk is niet sterk

170. Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen


171. Zuivel op zuivel is werk van de duivel (voer)



Geen opmerkingen:

Een reactie posten