Dictee – dictees [2783]
Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com
Oefendictee OUD 237, geheel herzien naar situatie 2022
Dictee van de dag (620)
Beroepen (2): de lettergieter (hij grijpt ook lettergrepen), de letterzetter, de meubelmaker, de (hoef)smid, de zuivelbereider, de vuurwerkmaker en de katoenplukker
1. In 'aarzelaar' zit een sjwalettergreep. Een sjwarts is trouwens een orthodoxe jood en een versjwartster nar is een dwaas, een idioot. De apostrof is het afkappingsteken. Aso en lesbo zijn afko's. Ambisyllabisch is tot twee verschillende lettergrepen behorend. De amfibrachys is een drielettergrepige versvoet [kort-lang-kort]. Een anaclasis is een woordspeling. Een antepenultima is een voorvoorlaatste lettergreep, de penultima de voorlaatste. In bacchische verzen wordt telkens een korte lettergreep door twee lange gevolgd. De 'ut' is de eerste aretijnse lettergreep, genoemd naar Guido van Arezzo. Een redondilla is een van nature Spaanse dichtvorm met rijmschema 'abba' [aa-bee-bee-aa].
2. De cambozola is een Duitse blauw-witte schimmelkaas van gepasteuriseerde koemelk; de naam is ontstaan uit camembert en gorgonzola. Een charade (logogrief) is een lettergreepraadsel. Een choriambus is een antieke vierlettergrepige versvoet. De custos (custode, reclame – die met meervoud: alleen n! – verder: s) is de bladwachter. De drielettergrepige dactylus klonk door- en doorkoud [dubieus: door en door koud]. Garamond (garmond = lettersoort van 9 punten) is naar een Franse lettergieter genoemd. In diens vak gebruik je ook een gegate lepel [met gaatjes]. Het schrijven van 'filoge' voor 'filologe' is een voorbeeld van haplografie [schrijffout: weglating]. Bij haplologie laat je een lettergreep weg: 'heilegeest' in plaats van 'heilige geest'. Een voorbeeld van dittografie [schrijffout: dubbel schrijven] is het schrijven van 'kotter' in plaats van 'koter'. De hendekasyllabus (hendekasyllabe) is een elflettergrepig vers in de Italiaanse poëzie. Het ritme is de cadans. Rijk rijm is rime riche [gelijkrijm, lettergreeprijm zoals in genomen/vernomen en ligt/licht]. Het woord 'alchemie' (alchimie) heeft een prothetische beginlettergreep (het onlogische 'al').
3.
Het hiragana is het Japans lettergrepenschrift in cursieve vorm, het
katakana dat in hoekige vorm. Jozozout
is een lettergreepwoord van jodium en
zout. Justificatie is het vergelijken
van een nieuwe letter met de matrijs [holle
vorm]. De knop is een stukje
overtollig gietsel onder aan een pas gegoten letter (een
gies, bij junks zijn knoppen echter: mescaline – lijkt in werking
op lsd). Het letterkorps
(lettercorpus)
is de lettergrootte. Bij het melismatisch gezang zing je
verschillende noten op één enkele lettergreep, bij het syllabische
gezang slechts een. Een mesostichon [naamdicht
met middenletters] houdt letterlijk het midden
tussen een acrostichon [idem: beginletters]
en een telestichon [idem: eindletters].
Napalm is een lettergreepwoord van
nafteenzuur en palmitinezuur
(aluminiumpalmitaat).
Het nife [nie-fuh]
(nikkelijzer)
is een lettergreepwoord van de chemische symbolen voor nikkel (Ni
[èh-nie])
en ijzer (Fe
[èh-vee]).
Denk ook aan de nifeaccu
(nikkel-ferrumaccu
of nikkel-ijzeraccu). Een ottava
rima (meervoud:
ottave rime) is een strofe van
acht verzen.
4. Een oxytonon [zelf dus niet!] is een woord met de klemtoon op de laatste lettergreep. Het woord 'klemtoon' is er dus zelf geen. Paralexie [leesblindheid] lijkt ernstiger dan het dyslectische probleem bij dyslexie [woordblindheid, letters verwisselen, etc.]. Welke spondeïsche [versvoeten van twee beklemtoonde lettergrepen] verzen ken je zoal? Een tachotype (velotype) is een schrijfmachine waarop men met één aanslag lettergrepen of woorden typt. Tempex (piepschuim) is een lettergreepwoord van temperatuurexpansie. Een vocalise is een zangoefening op een klinker of op de lettergreep 'la'. Verbigeratie is de voortdurende, zinloze herhaling van woorden of lettergrepen, als pathologisch verschijnsel. Een epenthetische lettergreep of klank is ingelast, zoals in 'hoenders'. Bisyllabisch is tweelettergrepig. Apocoperen is een slotklank of -lettergreep weg laten vallen (weglaten – eind i.p.v. einde).
5. Waren we toch helemaal de letterzetterij vergeten! Baisseren is zetsel op de juiste hoogte brengen. Distributie is op te bergen zetsel. Afgesleten of afgebroken letters gaan naar de hel (de hellebak), het is helgoed. Nu weet ik het ook, Alex, de kastlijn is de gedachtestreep. Het nijphoutje (nijper) is letterzettersgereedschap. Het zetsel was in pastei [overhoop, door elkaar] gevallen. De deleatur is het weglatingsteken (afkappingsteken, apostrof). Met het visorium worden de bladen van de kopij vastgezet. Er volgen nu drie regels wit. Muggen- is letterzifterij.
6. Het chippendale is een stijl in meubels, uit de achttiende eeuw, mede gekenmerkt door de sterk gebogen knieën van de stoelen en de opengewerkte, gebeeldhouwde rugleuning (de chippendales zijn gespierde, met name seksueel aantrekkelijke jongemannen). Een ebenist is een schrijnwerker in ebbenhout. De polijstschaaf dient voor het zuiver gladmaken van werkstukken. Met meubelmaken kun je als meubelmaker je vak uitoefenen. Zaling is doorzakken van planken.
7. De maarschalk was vroeger een hoefsmid, paardendokter. Denk maar aan merrie (paard) en schalk (deugniet). Een raps [geen rasp dus] is een hoefsmidsvijl om feilen bij te werken. Met een renet (hoefsmidsvijl, kromgebogen mes – vgl. krombuigen) verwijdert men het overtollige hoorn. De travalje is een hoefstal. Het paard moest er halje travalje (halsoverkop) in. Keteldoofheid is lawaaidoofheid als beroepsziekte van ketelsmeden. Een pioentje is een klein stukje zilversoldeer, gereed voor gebruik. Een torsade is in de goudsmederij een soort van cantille [goud- of zilverdraad op kleding], een zeilijzer is daar een magneet. Een vuist hanteren de scheepssmeden als zware hamer.
8. Rooms-katholieken hebben abstinentiedagen [vrijwillige onthouding, m.n. van voedsel, drank en seksueel verkeer]. Analoogkaas is imitatiekaas. Een bacteriedrankje kan de spijsvertering bevorderen. Getrouwd zijn zonder boterbriefje is in concubinaat leven. Het cirkant is een verpakking voor zuivel, een soort beker met twee rechte en twee ronde zijden. Het woord 'crèmerie' wordt in Belgisch-Nederlandse spreektaal gebezigd voor ijssalon. Een komenij was een winkel van zuivelproducten, kruideniers- en fijne vleeswaren. Een lactobacil is een melkzuurbacterie. De listeria veroorzaakt listeriose (een infectieziekte met als mogelijk gevolg meningitis). Een melksteen is een soort van jaspis. Het moermandieet zou helpen tegen kanker. De locatie van het perslokaal was niet duidelijk. In Nederland staat PZ [pee-zèht] voor Productschap Zuivel, in Vlaanderen staan PZ's voor politiezones. Retinol – alcoholische vorm van vitamine A1 komt voor in levertraan en zuivel. De rzs [èhr-zèh-tèhs] was in Nederland de rijkszuivelschool. Een smoothie is een alcoholvrije koude drank. Een veganist [vegetariër plus] gebruikt ook geen eieren en geen zijde.
9. Een cartouche is een patroon voor handvuurwapens. Een cascade is een vuurwerk dat een waterval nabootst. De hesperidenfontein is een zeker kunstvuurwerk. Een luchthuiler is een gillende keukenmeid. Je hebt lust- en ernstvuurwerk. De recul is de terugstoot van een vuurwapen bij het afschieten (en een recueuil een verzameling of bundel). Een riotgun is een schrootgeweer (sproeier). Met een telescoopvizier kun je scherp waarnemen. Een sterrenkijker, die vis, kan dat ook!
10. Afritti zijn de zaadhaartjes van de Egyptische katoen. De aïda (vergelijk: de Aida van Verdi) is een katoenen weefsel met kruisjes en openingen, gebruikt voor zomerkleding. Het akon is de zijdekapok. De bandanadruk is een manier van katoendrukken. Het barège is een luchtige doorschijnende japonstof. Bevertien (beaverteen) is een katoenen stof, vergelijk: moleskin. Byssinose is een katoengerelateerde aandoening [door stofdeeltjes]. Bombazijn is een sterk weefsel van katoen, vaak verward met pilo. Komt het calicot uit Calcutta? Monsieur Calicot is het prototype van de opgedirkte manufacturiersbediende. Het chino gebruik je voor uniformen, het chintz voor theemutsen en het chenille als boordsel of belegsel. Het cloqué is stof met wafeldessin. Cottonpads zijn wattenschijfjes. Diemit (diemet) is een sterke katoenen stof met keperverbinding. Egreneren is de ruwe katoen van pitten ontdoen. Het fil d'écosse is glansgaren. Gossypol is het werkzaam bestanddeel van katoenzaadolie dat de spermaproductie remt. Het indienne (de sits) is een Oost-Indische katoenen stof. Jaconnet is fijn katoenen mousseline. Het (de) jumelkatoen is Egyptische katoen. De kaardmachine [vezels evenwijdig leggen] gebruik je voor wol of katoen. De kameez [kaa-mies/z] is een lange, ruime bloes van Indiase en Hindostaanse vrouwen. De kurta [oe] is een vrij kort, ruim hemd van rijkversierde katoen van Indiërs en Hindostanen. Het methyleenblauw is een thiazinekleurstof. Het nankinet(te) lijkt op het nanking [Chinese katoenen stof van vale of rossig gele kleur], bijvoorbeeld gebruikt in nanking kousen [nankingkousen]. Het (de) nansoek is een licht katoenen weefsel voor lingerie. Het napolitaine is een gekeperd weefsel van strijkwol en katoen. De obi is een katoenen sluitband om een judopak, maar ook een Japanse gordel. Het orleans is een geweven stof voor vrouwenkleding. Het (de) peau de pêche is een fluweelachtige stof. Het pilo is een soort van glad fustein. De ramee [vezelstof van ramee] is goedkoper dan het (de) popeline (poplin, denk aan popelinen jurken [popelinejurken]). Renforcé is hetzelfde als madapolam [grof gekeperd katoenen weefsel]. Zijden rips [dichtgeweven geribde stof] behoort tot het ribbetjesgoed. Rosanilinekleurstof heeft als basisstructuur trifenylmethaan. Een sweater is een katoenen of acryl sweatshirt [acrylsweatshirt]. Een toile is een model van een haute-coutureontwerp. 'Zanella' is letterlijk het laatste woord van dit dictee: een meestal zwart weefsel van katoen en kamgaren in satijnbinding, vooral als voeringstof gebruikt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten