Dictee - dictees [1093]
Tekst
Dictee 200 jaar UGent 2017
Zie voor de invulwoorden ook [1090]
De
onderstreepte woorden maakten deel uit van de multiplechoicetoets.
1.
Het studentenleven was nog vol jolijt in die dagen. De hoezees en andere
studentikoze kreten waren niet van de lucht. Ik whatsappte nog niet,
maar bespeelde met vuur de balalaika onder het raam van menig modistetje
dat verschalkt werd door mijn wijnrode, met insignes gedecoreerde
studentenpet. Ik distantieerde mij van mijn in farmacologische sferen
verkerende amice, Corneel Heymans, die met zijn gehannes over
'chemoreceptoren' ooit nog fysiologische zevenmijlsstappen zou zetten.
Het was niet te voorspellen dat hij de horizonten van zijn
sciëntistische gildebroeders zou verleggen en dat nobel comité
van met kant en klossen behangen éminences grises (GB ook éminence
grises, maar dat was geen meerkeuzealternatief) zou verstommen met zijn studie
over de sinus caroticus. En ik, die dacht dat het een aanwensel was, in
om het even welk gezelschap te peroreren over de zingeving van de
wortel, die sien van de carotte zoals
het in de verbasterde combinatie van de Afrikaanse en
West-Vlaamse
tongval klonk, die we altijd praktiseerden na drie uur 's nachts.
2.
Sapristi! In die glorieuze studentenheerlijkheid van weleer, was Minerva
nog geen smartboardapplicatie, maar de gevederde patroonheilige van onze
geliefkoosde studentensociëteit. Daar, in het belendende steegje naast de Aula
Academicus, hield de semiserieuze en voor buitenstaanders hoogst
enigmatische fraseologie geen maat. De meesten van ons kwamen
daar pas tot leven en vermeiden zich na een bescheiden dinertje
in verhitte discussies. De rood aangelopen tronies en het gefilterde
waas van pijp- en sigaardampen creëerden daar elke avond een broeierig
en niet voor het thuisfront bedoeld konterfeitsel van niet te miskennen breugeliaanse
aard. 'Weg met de filisters', riep er een, met een stukje droge worst en
een beker gerstenat in de hand. 'Leve onze naaisterkes', orakelde een
confrater, bijkans tuimelend van zijn barkrukgestoelte. Dat was niet
Corneel.
3.
De primus onder de togati, de rock-'n-roller van het geprofte, was
professor V. In Pajottenvlaams en geheel goedlachs diste hij ons
vertelsels, verzonnen feitelijkheden en impressionistische weetjes op,
verdichtsels en gekunsteldheden met een joekel van een wim-t-schippersgehalte.
Ja, in de bloktijd moesten we onderzoeken wat eensdeels de
ditjes en datjes
en wat anderdeels de ontologische grootheden uit zijn discours waren,
zodat we in de examentijd niet voor Piet Snot stonden, noch een
ijzingwekkend stresssyndroom ontwikkelden of onstelpbaar
nonsensicale logorroe uitbraakten. 'Gij werdt hier niet gestuurd
om uzelf te verslonzen. Gij moet ons land schoner maken', placht
professor V. ons te zeggen, met een biggelende traan en een krop in de keel,
zodat we ons altijd uitdosten met een foulard, een lavallière of andere
vestimentaire rekwisieten.
4.
Somma sommarum, we waren puike heertjes, met gefriseerd haar, die
met een passend dedain als dandy's door de Veldstraat paradeerden. In de
zomer roeiden we op de Leie, in een Emile Clausachtige setting.
Doorzond, goudgeel glanzend en hijgerig, ploegden we ons schuitje
voorwaarts. Glijdend en grasduinend verkenden we de oeverkant en speurden naar
het ewigweibliche. In onze picknickmand zaten sandwiches met
Franse brie, een of meerdere flessen Moët & Chandon en gekaramelliseerde
suikerwaren als dessert. Na een culinaire resuscitatie hervonden we onze
krachten en cruiseten we stroomafwaarts verder, schuim spattend en
dikkopjes vangend, terwijl krinkelende waterdingen en squameuze
visachtigen ons als prehistorische gps'en weer naar de studentenstad
leidden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten