vrijdag 2 november 2018

1412 Dictee zondag 04 november 2018 (2): dictee Groot Voorburgs Dictee 2018 √

Dictee - dictees [1412]

Groot Voorburgs Dictee 2018

En alzo geschiedde (auteur: Rene Muller) 
[verleden tijd; aanvoegende, wensende, wijs met 1 d past niet in dit verhaal] 

1. Op een mondbeglänzte [VD: door de maan beschenen, juiste uitspraak: moont-buh-glèhn-tstuh, daarna volgt in de vaste uitdrukking Zaubernacht] zomeravond in het jaar onzes Heren [vaste uitdrukking – VD!] 1456 schrijdt de pastoor van de Martinikerk in Voorburg – een hupse Schriftvaste [Heilige Schrift, Bijbel] frans [vergelijk: vrolijke frans] – van de pastorie naar het belendende patriciërshuis.

2. Aldaar huist de excentrieke ambachtsheer mitsgaders diens kallipygische [met mooie billen] eega [echtgenoot m/v], een heibeiig [heibei = haai(e)baai = kijfzieke vrouw] lijsje-albedil [bedilal, met andere uitspraak ook: lijsje-albedril of lijsje-albedrijf] van het zuiverste water.

3. Op de agenda staat anderwerf [= andermaal, vgl. driewerf = driemaal] het heikele thema van de bouw van een kerktoren.

4. Denkend aan hun laatste desbetreffende kout [gesprek], waarin de ambachtsheer onverwachts een onvervalste nimbymentaliteit [not in my backyard – niet in mijn achtertuin, vergelijk het niveasyndroom – niet in voor- en achtertuin] aan de [den is niet goed: GB, VD] dag gelegd had, weet de pastoor dat hem een welhaast herculische [reusachtig, geweldig, Latijn: held Hercules, Grieks: Heracles en heracleïsch] taak beidt [beiden = wachten].

5. Nochtans is hij vastberaden ditmaal niet druipstaartend [beschaamd, verlegen] huiswaarts te keren en deze jansalieachtige [droge, vervelende vent, slapjanus] gortenwikker [gortenteller, krentenweger, vrek] met zijn eeuwige gejamaar [ww. jamaren] om te stemmen [om te turnen].

6. Daartoe torst hij onder zijn grijszwarte [één kleur ligt meer voor de hand dan twee, dan: grijs-zwarte, maar ook goed gerekend] pij een fraai geciseleerd [zeer fijn bewerkt] kleinodiënschrijn [kleinood – kleinoden of kleinodiën = kunstvoorwerp als lijfsieraad, schrijn [de (m), het] = kist of kast, schrijnwerker = timmerman - VD: kleinodiënschrijn = juwelenkistje]: een troef [de, v/m] waarvan hij tegen beter weten in hoopt haar [ook 'hem' dus] niet te hoeven uitspelen [= in het spel brengen].

7. Klokke acht schelt [schellen, bellen!] de pastoor bij de met hielojieven [juiste uitspraak – niet: hielo-jieven – is: hiel-ojieven; VD: ojief = bij timmerlieden profiel waarvan de kromming in dwarsdoorsnede halfbol en halfhol is, cimaas – recht ojief = ojief dat vanonder bol en vanboven hol is = klokojief en verkeerd of omgekeerd ojief = ojief dat vanonder hol en vanboven bol is = hielojief of talon] versierde voordeur aan.


8. Nadat de ambachtsheer de pastoor allerhartelijkst goedenavondgezegd [analogie van goedendagzeggen [VD], in VD echter: 'goedenavond zeggen' los, beide goed gerekend] heeft, noodt hij hem binnen.

 9. Of het nu te danken was aan 's pastoors pluimstrijkerij, de fijngeslepen [analogie met fijnbesneden, in dictee is 'fijn geslepen' – VD suggereert ook 'fijn slijpen' – beslist beter, fijn slaat hier immers niet op 'fijnmaken'] diamantjes of aan de waarlijk rabelaisiaanse [Rabelais, Franse arts en schrijver, humanisme, renaissance] dis, zal wel altijd een haspel in de fles [raadsel, zie ook foto] blijven, maar aan het eind van de avond waren beiden niet enkel gelaafd en gespijsd, maar ook een van geest en een [omdat je geen 'uhn' kunt lezen, is 'één' hier bij een dictee fout – GB p. 46, echter: wel goed gerekend] van zin:


  
 [Heikele kwestie: Renkema noemt een aantal uitzonderingen, waarbij na een dubbele punt een hoofdletter zou mogen komen, o.a. bij een citaat – maar dan moeten daar dus wel aanhalingstekens omheen en die stonden hier niet – maar bovendien is Renkema geen norm bij dictees. Ik blijf dus vinden dat 'zin' 10 – men wenste niet te zeggen of dat wel of niet een nieuwe zin zou zijn – gewoon met een kleine letter begint ...] 

(10.) de aan Martinus gewijde kerk moest en zou een imposante toren krijgen; evenwel niet halje travalje [halsoverkop] of met een hapsnapaanpak [hapsnap = terloops] door kladdeboters [VD: morsig vrouwmens of iemand die slordig werk levert] in elkaar gebroddeld [geknoeid], maar met een degelijk plan de campagne zou een toren moeten verrijzen die ook in apocalyptische [onheilspellend, wonderbaarlijk] tijden als lokaal fylacterion [toevluchtsoord] zou kunnen dienstdoen.

 
 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten