Dictee – dictees [2610]
Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com
Oefendictee OUD 361, geheel herzien naar situatie 2022
Dictee van de dag (496)
Het Groot Filologiedictee (1)
1. Filologie is de wetenschap die zich bezighoudt met (de verklaring van) de taal en letteren van een volk, vaak in samenhang met de cultuurgeschiedenis. Voor het Nederlandse gebied beginnen we wat het Groot-Nederlands betreft maar gewoon bij de a, al lijkt dat soms anders. Een aandachtsstreep is een liggend streepje dat een sterkere rust aanduidt dan een komma. Een adhortatieve taalkundige vorm drukt een aansporing uit. De vocatief is de naamval die de aangesproken persoon kenmerkt (synoniem: vocativus). Abbreviëren is de kunst van het verkort schrijven. Brachylogie is de stijlfiguur waarbij zinsdelen worden weggelaten om een kernachtige uitspraak te verkrijgen, zoals 'jong geleerd, oud gedaan'. Een abductie is een niet strikt logische redeneerwijze, waarmee een bruikbare hypothese ontstaat.
2. Een abecedarium is een a-b-boek oftewel abc-boek, maar ook een vorm van acrostichon (lettervers) waarbij de beginletters van de verzen of strofen (vergelijk strofebouw: een strofe is een aantal versregels) samen het alfabet vormen. Abele spelen als Esmoreit en Lanseloet van Denemarken (beide niet in wdb.) staan tegenover de kluchten. Zo'n spel is een Middelnederlands drama uit de 14e eeuw. Het Middelnederlandse woord abel betekent kunstig. Bij spreken, sprak en breken, breuk is sprake van ablaut (klinkerwisseling). Abrupta zijn korte, puntige gezegden of anekdotes. Ab ovo is vanaf het allereerste begin, ab ovo usque ad mala is van het begin tot het eind. Een abstractum duidt een abstract begrip aan. Abstractum pro concreto (concretum pro abstracto) is een vorm van metonymie (een zaak neemt de plaats in van een andere), zoals het gebruik van 'bewaking' voor 'gevangenbewaarders'.
3. Het
antitheater is een theatervorm die bewust afwijkt van de geldende
regels en opvattingen van de toneelkunst. De catachrese is een
onlogische (niet
meer zo gevoelde) toepassing van
een beeldspraak. Catalectisch is fragmentarisch, onvolledig. Van een
acatalectisch vers is de laatste voet volledig. Een accent als nadruk
heeft te maken met vocalen, ritme en metrum. Leestekens zijn onder
andere: accent aigu, accent grave en accent circonflexe. Consoneren
is goed samenklinken (vergelijk:
dissoneren). Een anachronisme is
een vergissing in de tijd. 'Dikke Dinges was gestorven in zijn Heer
en
lits-jumeaux' is een voorbeeld van syllepsis (zeugma).
Acribie is uiterste nauwkeurigheid, vooral bij filologische
werkzaamheden. Het telefoonalfabet is een typisch geval van acrofonie
[eerste letter
gebruiken]. 'Radar'
[radio detecting
and
ranging]
en 'NASA' [National
Aeronautics
and Space
Administration]
zijn acroniemen [letterwoorden];
daarover handelt de acronymie. Zit een acrostichon [beginletters
regels] vooraan, een mesostichon
zit in het midden en een telestichon aan het eind. Een acroteleuton
is een lettervers dat zowel een acrostichon als een telestichon
bevat. Een acutus [kuut]
is een accent aigu. Een adagium is een spreekwoord, een spreuk.
4. Een addendum is een aanhangsel, een appendix, van een boek. Een epitheton (ornans) is een adjectief in een vaste verbinding met een zelfstandig naamwoord zoals 'de rozenvingerige (roosvingerige) Eos'. Een adonisch vers is een kort vers, bestaande uit een dactylus gevolgd door een trocheus (trochee – lang, kort) of een spondeus (spondee – lang, lang). 'Dat Pasen en Pinksteren op één dag vallen' is een voorbeeld van een adynaton [onmogelijkheid]. De etiologie is de leer van de oorzaken. Er zijn heel wat mooie sagen, mythes, legendes en sprookjes. Die zijn verzameld in mytheverzamelingen, legendeverzamelingen, sagenverzamelingen en sprookjesvertellingen. Aeschrologie is het bezigen van schuttingtaal. Aferesis is de wegval van letters vooraan in een woord, bijvoorbeeld 't' uit 'het' en 'ar' uit 'nar'. Een syncope (GB geeft twee meervouden: syncopes en syncopen, VD drie: ook nog – uitspraak! – syncope's) is 'macht'ge' voor 'machtige' en 'broer' voor 'broeder'. Hoe groot is jouw syncopeverzameling? Elisie [uitstoting] is 'd'een' voor 'de een' (en 'thuis' voor 'tehuis'). 'Eind' voor 'einde' is een voorbeeld van apocope [weglating eindletter]. Affix is een verzamelnaam voor prefix ('be' in beogen), infix (midden in het woord) en suffix (achteraan). Een affricaat is een wrijfklank. Een epigram is een puntdicht. Akmeïsme (adamisme) is de Russische dichtvorm die taal als middel gebruikt om alledaagse dingen tot poëzie te verheffen. De alef is de eerste letter van het Hebreeuwse en Fenicische (Foenicische) alfabet. Een alexandrijn is een zesvoetige jambe [kort, lang]. Een aliënisme is een leenwoord. 'Bont en blauw' en 'dik en dun' zijn minivoorbeelden van alliteraties (GB ook: tt). Een allocutie (alloquium) is een apostrof. Tot de Altaïsche talen behoren Turks en Mongools. Een alveolaar (alveolair) wordt gevormd met de tongpunt tegen de tandkassen. Picareske romans zijn schelmenromans. Hij sprak met veel ambages (omhaal van woorden).
5. Is een ambigram een anagram, of niet (antwoord: verderop)? Een ambiguïteit is een dubbelzinnigheid. Bij 'elevator' in plaats van 'lift' spreken we van een amerikanisme. De amfibrachys (meervoud: amfibrachen) is een drielettergrepige versvoet [kort, lang, kort]. Bucolische zangen slaan op het land- en herdersleven. De ampersand is het teken '&'. De amplificatie of exageratie is het breedvoerig uiteenzetten van iets (tegen het overdrijven aan). Een recapitulatie is een korte samenvatting. Een anaclasis is de verwisseling van kwantiteit (duur van klanken en lettergrepen) tussen twee opeenvolgende lettergrepen. Een anacreontisch vers bezingt wijn en liefde. Deiktisch [ij] is aanwijzend. In 'Jan is ziek. Die komt niet.' is 'die' anaforisch [aanduidend]: het verwijst naar het antecedent 'Jan'. Trouwens: de eis voor een ambigram ('lepel') is veel sterker dan die voor een anagram ('teren' en 'renet'). Peripetie is de plotselinge ommekeer van de handeling in de klassieke tragedie.
6. Een anakoloet is een onregelmatige woordschikking, een zin die niet 'loopt'. De analyse bij taal is de zins- en woordontleding. 'Georven' in plaats van 'geërfd' is gevormd naar analogie van 'gestorven'. De anamnese is de voorgeschiedenis. De anapest is een drielettergrepige versvoet [kort, kort, lang]. Een anaptyxis is een svarabhaktivocaal (de toonloze e bij 'melluk' in plaats van 'melk'). Een anathema is een (ban)vloek. 'Brandnieuw' is een anglicisme ontstaan uit 'brandnew', smoking is geen anglicisme. De anlaut is de beginklank van een woord of lettergreep (antoniem: auslaut). Een annotatie is een verklarende aantekening. De antepenultima is de voorvoorlaatste lettergreep [voorlaatste: penultima, laatste: ultima, dát geen lemma in VD]. Een anthologie is een bloemlezing. Anticiperen is vooruitwijzen in een tekst door de verteller. Een anticlimax is een plotse overgang van het sublieme naar het banale.
7. Een antifoon is een beurt- of tegenzang. Een antilogie is een tegenstrijdigheid. De antithese is het naast elkaar plaatsen van tegenstellingen. Een chiasme (chiasma) is een kruisstelling (dames en heren, jongens en meisjes), een oxymoron verbindt tegenstrijdige begrippen (jeugdige grijsaard, levend dood) en een epanodos is een herhaling van de zin in omgekeerde volgorde (Ik prijs de Heer, de Heer prijs ik.) Een antoniem is een woord met tegengestelde betekenis (donker naast licht). Een antonomasia is het gebruik van een soortnaam voor een eigennaam of omgekeerd: als we een welsprekend man een Cicero noemen, maken we gebruik van de antonomasia. Een antroponiem is een persoonsnaam – zoals Rein – (een geoniem is afgeleid van een aardrijkskundige naam: krent – Korinthe, bikini – atol Bikini). Een aoristus is een in het Grieks voorkomende verleden tijd. De apocriefen zijn de godsdienstige geschriften die niet tot de canon van de Bijbel behoren. Een stelling die niet bewezen hoeft te worden, heet apodictisch: 'De laatste letter van 'over' is een 'r'.' Een apofthegma is een zedenspreuk: 'De mens wikt, God beschikt.' In een apokoinou maakt een woord of een woordgroep tegelijkertijd deel uit van twee syntactische verbanden: hij schreeuwde hinderlijk om te horen. Een apologie is een verweerschrift.
8. Het onvoltooid laten van een zin heet aposiopesis (reticentie, verzwijging): "Ik zal ze ...!" De apotheose is de schitterende slotscène van een toneelstuk. Een aprosdoketon is een onverwachte wending (vijand, ik bedank u). De arabistiek is het linguïsme (de taalkunde) met betrekking tot het Arabisch. Een arcadia is een herdersroman, een ecloge een herdersgedicht. Een archaïsme is een verouderde uitdrukking (vergelijk: neologisme). Het archetype is de oertekst van iets. De archilochische verzen zijn naar Archilochus van Paros genoemd (Handboek Filologie, niet meer in wdb.). De aretijnse lettergrepen (Guido van Arezzo) zijn ut (do), re, mi, etc. Een argumentum is een argument: a contrario (ook: e contrario – bij wijze van tegenstelling), ab absurdo (het ongerijmde, ook ex absurdo), ad baculum [doorslaggevend, stokargument], ad hominem [op de man af], ad ignorantium [gebaseerd op onwetendheid van de tegenpartij], ad invidiam [speculeren op afgunst en lage hartstochten], ad judicium (vanwege het recht – niet in VD), ad personam (naar de persoon = ad hominem), ad populum [gericht op het volk], ad rem [de zaak zelf], ad verecundiam [schaamtegevoel tegenstander], a posteriori [uit ervaring], a priori [alleen redenering], e(x) silentio (ook: a silentio – stilzwijgen van de wet of de overeenkomst) en probabile [op waarschijnlijkheid berustend]. Een arsis is een beklemtoonde lettergreep in een versvoet. Articulatie is de opeenvolging en vorming van spraakklanken. Assimilatie is gehele of gedeeltelijke gelijkwording van twee aangrenzende of naburige medeklinkers ('likteken' wordt 'litteken'). Asyndetisch is zonder voegwoord verbonden. 'Veni, vidi, vici' is een voorbeeld van een asyndeton.
9.
Een aubade is
een zang- of muziekuitvoering in de ochtend als huldeblijk [avond:
serenade].
Het Austronesisch behoort tot de
Maleis-Polynesische taalgroep. In
'Lang lijkt op een Chinese naam', is 'lang' een autoniem (in
de zelfnoemfunctie gebruikt).
Auxesis is de stijlfiguur vergroting
(een gematigde
hyperbool ...).
Een digressie is een brede uitweiding, omhaal
van woorden. Een axioma is een onbewezen stelling.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten