Dictee – dictees [2605]
Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com
Oefendictee OUD 365, geheel herzien naar situatie 2022
Dictee van de dag (492)
Het Groot Filologiedictee (5)
1. (I) De ictus is de nadruk in vers en muziek. Identiek rijm is de rijmvorm waarbij de rijmende woorden volledig gelijk klinken, maar verschillend kunnen zijn naar spelling of betekenis. Bijvoorbeeld:
"Ik lig aan uw zijde
in mijn pyjama van zijde."
Het ideogram is een begripteken, zoals het Chinees dat bijvoorbeeld kent. Het idioom bestaat uit de bijzondere, karakteristieke woorden en uitdrukkingen van een taal, het taaleigen. Een idioticon is een dialectenwoordenboek. Een idiotisme is een woord of een uitdrukking in een dialect. De idylle is de bekoorlijke, epische dichtvorm, die vertelt van eenvoudige mensen, die in een vreedzame, natuurlijke omgeving leven. De ik-roman is de compositievorm waarbij een boek in de eerste persoon geschreven wordt. Illatief is een gevolgtrekking aanduidend of inhoudend. Een illustratie is een levendige, gedetailleerde beschrijving van personen of zaken. De imitatie is de navolging met herscheppende pretentie. Een implosief is een zuigklank.
2. Het immutatief is een werkwoord dat het verkeren in een toestand uitdrukt, bv. 'rusten'. De imperatief is de gebiedende wijs. De imperatoria brevitas is de kortheid, de korte stijl van de heerser, de gebieder. Het imperfectief, het imperfectum, is de onvoltooid verleden tijd. Dat ze improductief zijn, wordt gezegd van woordsoorten die geen nieuwe formaties in hun klasse toelaten, zoals de lid- en voornaamwoorden, ook van affixen waarmee geen nieuwe afleidingen gemaakt kunnen worden. Een incantatie is een bezwering, betovering oftewel toverspreuk. Een imprecatie is een bezwering, verwensing oftewel vloek. Een inchoatief (inchoativum) is een werkwoord dat een aanvangende handeling of het overgaan in een andere toestand uitdrukt, bv. bevriezen, ontvlammen. Een incipit is de aanhef van een handschrift of boek (incunabel) zonder titelpagina, met behulp waarvan zo'n boek of handschrift toch kan worden aangeduid en geïdentificeerd (ook: beginregel). Incomparabilia zijn adjectieven die geen vergrotende en overtreffende trap kennen zoals 'enig' (als het tenminste niet in de betekenis van 'leuk' gebruikt wordt).
3.
De incongruentie is een fout die indruist tegen de regels die in een
taal gelden (voorbeeld:
'het regenen' – i.p.v. 'het regent').
Incorporerende talen zijn talen waarin objecten en bepalingen van het
werkwoord in het verbum zelf worden opgenomen. Indeclinabel of
inflexibel is onverbuigbaar. De indicatief (indicativus)
is de aantonende wijs: "Ik sla." De indirecte rede heeft
als voorbeeld: "Hij zei, dat …" Induceren (inductie)
is het afleiden van een algemene regel uit bijzondere verschijnselen
(antoniem:
deductie). In extenso wil zeggen:
in zijn geheel, volledig. De infinitief (infinitivus)
is de onbepaalde wijs. In het onderwijs noemen we dit 'het hele
werkwoord'. Een infix is een
niet-zelfstandig element dat in een
grondwoord wordt ingevoegd. In het Nederlands kennen we dat niet.
Inflecteren is verbuigen, vervoegen. Onverbuigbaar is inflexibel of
indeclinabel. Ingressief is het beginnen van iets, het ontstaan van
een toestand uitdrukkend. Het voorvoegsel ver- heeft soms een
ingressieve betekenis (verwateren
is 'tot water worden'). Een
inlaut is een klank midden in een woord (vergelijk
anlaut en auslaut). Een inseraat
is een naschrift (PS).
4. Het ingveonisme is een dialectische eigenaardigheid in het Nederlands, Nederduits of Engels die wordt verondersteld terug te gaan op het Ingveoons: het verdwijnen van de n voor de s, waardoor Engels 'us' naast Nederlands 'ons' ontstond, is een ingveonisme. In parenthesi is terloops, tussen haakjes. Woorden als 'volledig', 'basalt', 'herder', 'horen', 'lafhartig', 'meermin' en 'staren' hebben een innerlijke tegenstelling (vol en ledig). In medias res (medias in res) betekent midden in de zaak, midden in het betoog, het onderwerp. Een intercalatie is een inlassing. Een interjectie is een tussenwerpsel zoals 'tjonge' en 'och'. Een interpreet is een uitlegger, een exegeet. De interpunctie is de plaatsing van de leestekens. Een interrogatief is een vragend voornaamwoord als 'wat' en 'wie'. De intonatie is de stembuiging, de modulatie. Een intransitief (onovergankelijk) werkwoord heeft geen lijdend voorwerp ('blozen'). Een invectief is een scheldwoord. Inversie is de stijlfiguur waarbij de woordorde wordt omgekeerd. Normaal is: 'Ik zag hem in de verte aankomen", met inversie wordt dit: "In de verte zag ik hem aankomen."
5. De invocatie is de aanroeping, inroeping oftewel afsmeking. De ironie is de fijne spot waarbij men schijnbaar ernstig het tegenovergestelde zegt van wat wordt bedoeld. Isochronie is het gelijk verlopen van verteltijd en vertelde tijd. Een isofoon is een lijn waardoor op een dialectkaart gebieden met een gelijke klank in bepaalde woorden begrensd worden. Een isoglosse is een lijn die gebieden begrenst waarbinnen een bepaald taalverschijnsel voorkomt. Een isogram is een woord waarin de hoeveelheden van dezelfde letter steeds gelijk zijn (voorbeeld: 'raar', tweemaal r, a). Battus breidde de betekenis uit tot een woord of zin waarin elke letter hoogstens eenmaal wordt gebruikt: 'gymwijfvrindjeskopbalzucht' (wablief?! – 25 'letters, q en x ontbreken, extra: ij) is daarvan het langste voorbeeld. Isosyllabisch is de eigenschap van de stijlsoort waarbij de versregels van een gedicht hetzelfde aantal lettergrepen tellen. Zo'n vers wordt ook lettergreepvers genoemd. Een ithyfallisch gedicht is een bacchisch vers. Een itinerarium is een reisbeschrijving. Een judicium Dei is een godsoordeel, maar dat is meer theologie dan filologie.
6. (J) Met de j zijn we heel gauw klaar. Een jambe (jambus) is een versvoet met een vaste combinatie [kort, lang]. In de West-Europese talen speelt de lengte van lettergrepen geen belangrijke rol. Daarom is de functie van 'kort en lang' overgenomen door de geaccentueerde en ongeaccentueerde lettergrepen. Een voorbeeld van Vondel (waarbij begonnen wordt met een ongeaccentueerde lettergreep en dan steeds 'om en om') is:
"De lief-de tot zijn land is ie-der aen-ge-bo-ren." (oorspr. ye-der)
Het jargon is het koeterwaals: de (duistere) vaktaal. De jota is de Griekse letter 'i'.
7. (K) Kabbalistiek is de leer van het geheime verband tussen woorden door de letters een getalwaarde toe te kennen en deze bij elkaar op te tellen. Geliefd hierbij is de naam van een beruchte persoon de waarde van 666 (Bijbel: het getal van het Beest) te laten verkrijgen, ook 'gematria' genoemd. Het kabuki is een vorm van traditioneel Japans toneel. Een kanji is een letter uit het Japanse schrift met Chinese karakters. Een mooi voorbeeld van een Karelroman is 'Karel ende Elegast'. Het katakana (vergelijk: hiragana) is het Japans lettergrepenschrift in hoekige vorm. Kat' exochen betekent bij uitstek, per definitie. Het Kawi is poëzie in het Oudjavaans. Een kelticisme is een woordvorming of uitdrukking die in strijd is met de regels in een taal, wanneer het woord of de uitdrukking te letterlijk is vertaald uit het Keltisch. Een elegie is een klaaglied (klaagzang).
8. Klankinsertie is het invoegen van een klank, vooral tussen de 'r' en 'er'. Bijvoorbeeld: 'hoorder' of 'verder'. De fonetiek is de klankleer. De onomatopoësis is de woordvorming door klanknabootsing. Voorbeelden: 'tiktak', 'koekoek'. Deze woorden heten onomatopeeën. Een klucht is pretentieloos volkstoneel dat alleen een schaterlach van het publiek als doel heeft. Knittelverzen zijn verzen die met opzet onbeholpen aandoen door hun voortdurend ametrisch zijn (ametrie – afwezigheid van metrum – vertonen). Ze worden ook knuppelverzen genoemd. Het knopenschrift stamt van de Inca's. Koefisch schrift is een Oudarabisch lapidair (op grafzerken, etc.) schrift. Een komedie is een blijspel met komedianten (comedyacteurs). Een kommos (Handboek Filologie, niet in wdb.) is een begrafenis- of dodenwachtelegie. Een kreeftdicht (retrograde) is een rederijkersgedicht waarvan de verzen van achteren naar voren gelezen ook een goede zin geven.
9. Kreupelrijm is onzuiver rijm en wordt veroorzaakt door kreupeldicht [armzalig] of ulevellenrijm [rijmpje op verpakking ulevel = snoepje]. Een kruisstelling is een chiasme (… levend en dood …, … dood en levend). Een kwantor is een hoeveelheidswoord, een telwoord, zoals 'alle' 'sommige' en 'minstens één'. Een kwinkslag is een geestig gezegde, vooral als afweer gebruikt. Een kwatrijn is een ook door de Nederlandse rederijkers geschreven dichtvorm, met het rijmschema 'aaba', dat in geserreerde (kort en krachtige, compacte) vorm een levenswijsheid weergeeft. Voorbeeld:
Veel kostbaar bloed heeft 's werelds loop gestort
en menig bloem is onverhoopt verdord;
verhef
u niet op jong-zijn en op glans, (oorspr.
jongzijn)
de knop valt af, eer zij geopend wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten