Dictee – dictees [2599]
Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com
Oefendictee OUD 369, geheel herzien naar situatie 2022
Dictee van de dag (488)
Het Groot Filologiedictee (9, slot)
1. (S) Stasis is de Griekse term voor het belangrijkste punt (of de belangrijkste punten) dat (die) werd(en) behandeld in een juridische rede (Latijnse term: constitutio): wie heeft wat gedaan, wanneer en hoe? Een voorbeeld van een sterk werkwoord is 'lopen' (liep, gelopen). De stichomythie is een passage in een drama waarin twee sprekers om beurten één vers of een deel van een vers zeggen. De vier stijldeugden zijn: correctheid, gepastheid, helderheid en verfraaiing. Een stilisticum is een stijlmiddel. De streekroman is het episch genre waarbij de gebeurtenissen zich afspelen in een landelijke omgeving. Het subject (subjectum) is het onderwerp. De subjunctief (conjunctief) is de aanvoegende wijs. Het substraat is de oorspronkelijke taal van een land, later door een ingevoerde taal vervangen. De 'h' is een suisklank. Het superlatief is de overtreffende trap: 'grootst' en 'langst'. Het surrealisme is de richting in de literatuur (en andere kunstvormen) (GB ook: tt) die van het denkbeeld uitgaat dat de dingen niet zijn wat zij schijnen, maar een bovenverstandelijke betekenis hebben. Een syllabe is een lettergreep.
2. De svarabhaktivocaal is een vocaal die niet geschreven, maar wel uitgesproken wordt, zoals 'willug' in plaats van 'wilg'. Een syllogisme is een sluitrede. Bijvoorbeeld: 'mensen zijn sterfelijk' (de majorterm), 'een koning is een mens' (de minorterm), dus: 'een koning is sterfelijk.' Symboliek is een zinnebeeldige voorstelling. De syncope is de uitstoting van een klank midden in een woord. Bijvoorbeeld: 'broeder' werd 'broer'; 'kermis' ontstond uit 'kerkmis'. Syncretisme is de samensmelting van de naamvallen van een taal. Een voorbeeld van de synecdoche is: 'even de neuzen tellen', waarbij de aanwezigen bedoeld worden. Synesthesie is een metaforische vergelijkingsstijl: het verbinden van zintuigen bij een indruk. Bijvoorbeeld: 'schreeuwende kleuren' of 'bittere spot'. 'Stoep' en 'trottoir' zijn synoniemen, 'goed' en 'slecht' antoniemen. Synonymie is een opeenstapeling van synoniemen: 'geen spoor, geen zweem, geen aanduiding van enig leven' is een geval van synonymie. De synopsis is een korte schets of overzicht van een boek. Syntaxis is de leer van woord(en)groepen of zinsbouw van een taal, ordening van woorden.
3. (T) Het taaleigen is het idioom. Het tableau vivant is de symbolische uitbeelding (op het toneel) van een (bekend) tafereel door een groep onbeweeglijke figuren. Een tautogram is een gedicht waarvan alle regels met dezelfde letter beginnen (VD). Bij 'lintworm' is sprake van een tautologie [dubbelop]. Een telestichon is een lettervers waarvan de laatste letters van de opeenvolgende regels of strofen een naam, een woord of zinsnede vormen [vooraan: acrostichon, bv. het Wilhelmus en in het midden: mesostichon]. Temporeel is tijdaanduidend. Het meervoud van tenuis – stemloze plofklank p, t, k – is tenues. De tenzone is een dispuut- of strijdgedicht, een vorm van troubadourspoëzie. Een terzine is een drieregelige strofe van vijfvoetige jamben met rijmschema aba, bcb, cdc enzovoorts. Een testament is een gedicht dat is ingekleed als een testament. Een tetragram(maton) is een woord van vier letters. Het bekendste daarvan is het Hebreeuwse 'JHWH' (Jahweh, God – ook: JHVH – Jehova). Een theorema is een grondstelling, gebaseerd op andere (geaccepteerde) uitspraken. Een thesaurus is een groot verzamelwerk met de woordenschat van een taal. De 'l' en de 'r' zijn tongklanken.
4. Tonisch is betrekking hebbend op de toon. Toonloos is onbeklemtoond. Topica is de leer van de gemeenplaatsen of topoi [enkelvoud: topos of toop]. Topografie is de beschrijving van plaatsen. Een toponiem is een plaatsnaam of een woord afgeleid van een plaatsnaam. Een topos (ook toop, meervoud topoi) is een gemeenplaats, een vaste gedachtewending of uitdrukking in de retorica en literatuur (GB ook: tt). Een totum pro parte is 'zijn fiets plakken' . De tragedie is het treurspel. De tragikomedie is het drama waarbij het tragische en het komische met elkaar verweven zijn. De transformationeel-generatieve grammatica [tgg] is de door Noam Chomsky opgestelde grammatica, die uitgaat van de hypothese dat alle zinnen in een taal omzettingen zijn van kernzinnen, die bestaan uit een nominale en een verbale constituent. Transliteratie (GB ook: tt) is het letter voor letter weergeven van tekens uit het ene schrift in het andere. Bij travestie speelt een acteur een vrouwelijke rol of een actrice een mannelijke rol, vaak in een blijspel met veel misverstanden. Het trema is het deelteken [zoals in geëist, nee, niet: geijsd]. Een tribrachys is een versvoet van drie korte lettergrepen.
5. Een triftong (drieklank) is een complexe klinker die uit drie deelsegmenten bestaat. In het Nederlands komen die niet voor. Een trilogie is een samenhangend drietal zelfstandige literaire (GB ook: tt) werken. Een triplet is een strofe van drie rijmende regels. Het trivium is de groep van drie van de vrije kunsten, te weten grammatica, dialectica en retorica. Tropologie is de leer van de beeldspraak, speciaal met betrekking tot de Bijbel. Een tussenwerpsel is een opzichzelfstaande uiting, meestal als gevoelsuiting, ook interjectie genoemd. Bijvoorbeeld: 'tjonge', 'och'.
6. (U) Zie voor ulevellenrijm het kreupelrijm. De ultima is de laatste lettergreep. De umlaut is een klankwijziging van een vocaal. Een unciaal is een groot middeleeuws letterteken in boeken en handschriften, in de vierde eeuw in gebruik gekomen: afgeleid van het Latijnse uncia (een twaalfde deel van een voet). Een understatement is een vorm van ironie (milde spot) door het gebruik van litotes ('nog zo gek niet'). Usueel is gebruikelijk met als antoniem occasioneel. Uvulair is de huig betreffend [uvulaire r, huig-r].
7. (V) Vagantenpoëzie is de poëzie die door een groep rondtrekkende studenten (goliarden) in de dertiende eeuw werd vervaardigd. Een vaudeville is een luchtig muzikaal toneelstuk met vrolijke melodieën en komische liedjes, vaak van satirische inhoud. Een velddicht is een eenstrofig gedicht waarin op speels-ondeugende wijze een avontuurtje wordt verhaald waarbij een meisje door haar minnaar wordt verrast. Verbaal is werkwoordelijk. Verbatim betekent woordelijk, van woord tot woord, ook ad verbum of in extenso genoemd. Verbuigen is de uitgang van een woord veranderen, ook declinatie genoemd. Bijvoorbeeld: 'slechte' is een declinatie van 'slecht'. Een verbum is een werkwoord. Het verbum finitum is de vervoegde vorm [hij loopt] van het werkwoord, het verbum infinitum de onbepaalde wijs [lopen]. Vervoeging is de werkwoordsvorm naar modus (de wijs), tijd en persoon schikken. Ook conjugatie genoemd. De vie romancée is het episch genre waarbij het leven van een beroemd persoon in de vorm van een roman geschilderd wordt. De vloeiklank is een liquida ('l' of 'r').
8. De vocaal (vocalis) is een klinker. Bijvoorbeeld: 'a', 'e', 'i', 'o' en 'u'. Een vocabulaire is een woordenlijst, een woordenschat. Een vocalise is een gedicht dat geheel berust op klankassociaties. Een voegwoord is een indeclinabel woord dat het verband legt tussen zinnen of gelijksoortige zinsdelen. Bijvoorbeeld: 'want', 'omdat'. Het Volapük is een kunstmatige wereldtaal. Volksetymologie is een verandering van een onbegrepen woord, gebaseerd op een etymologische interpretatie daarvan waarbij verwantschap of gelijkheid verondersteld wordt met een vertrouwd, bekend woord. Bijvoorbeeld: 'gaanderij' van 'galerij'. De vormleer is de leer van de buiging, vervoeging en afleiding van woorden, ook morfologie genoemd. Een vulgarisme is strijdig met het juiste taalgebruik.
9. (W) Een wagenspel is een toneelstuk bij de rederijkers dat op een platte wagen werd gespeeld. Wajang is een Javaans schimmenspel, begeleid door de gamelan. Een woord is de kleinste taaleenheid met een zelfstandige communicatieve functie. Een woordgroep wordt gevormd door enige woorden die door zin of gebruik, of functioneel bij elkaar behoren, ook syntagma genoemd. Een wrijfklank is een fricatief.
10. (X) Xeniën (enkelvoud: xenia) zijn hekelende puntdichten.
11. (Y) Een yeeste (niet in wdb.) is een geste (meervoud gesta, Nederlands: gesten of gestes): oude verhalen of liederen van de roemruchte daden van het voorgeslacht.
12. (Z) De zarzuela is een Spaans gezongen toneelstuk (eerder neigend naar operette dan naar opera) in drie of vier bedrijven (oorspronkelijk twee). Ken je een voorbeeld van een zeugma? Ja: 'hier zet men koffie en over'. Men gelieve 'zelfnoemfunctie' (vb. ik-roman) en 'zelfcorrectie' [zijn eigen woorden verbeteren: ze zagen ze komen, o nee: zag ...] zelf op te zoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten