woensdag 16 februari 2022

2600 Dictee zaterdag 19-02-2022 (1) dictee – Dictee van de dag (489)

Dictee – dictees [2600]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee OUD 368, geheel herzien naar situatie 2022

Dictee van de dag (489)

Het Groot Filologiedictee (8)

1. (P) De pluralis is het meervoud. De pluralis majestatis is het majesteitsmeervoud: "Wij, Beatrix, Koningin …" [vgl. ook het verpleegstersmeervoud: we gaan temperaturen]. De plusquamperfectum is de voltooid verleden tijd: 'ik had geprezen'. De poëzie is de dichtkunst. De polemiek is een pennenstrijd of twistgeschrift. De polyptoton is de herhaling van hetzelfde woord in één zin, maar in een andere naamval of zinsfunctie: 'homo homini lupus'. Vertaald: 'de ene mens is een wolf voor een andere'. Polysyllabisch is met meer dan drie lettergrepen. Een popularisme is een woordvorming of uitdrukking die uit de volkstaal is overgenomen. Een
porte-manteauwoord is uit twee andere woorden samengetrokken (bijvoorbeeld 'brunch' uit 'breakfast' en 'lunch'). Het positief is de stellende trap ('lang', 'breed') [de vergrotende trap ‘langer’ = de/het comparatief en de overtreffende trap ‘langst’ is de/het superlatief]. Een possessief pronomen is een bezittelijk voornaamwoord. Een postulaat is een hypothese. Een preambule is een inleidende zin, een uitweiding vooraf. Het predicaat is het gezegde, het predicaatsnomen is het naamwoordelijk deel ervan. Een prefix is een voorvoegsel.

2. In 'de grote stap' is 'groot' een attributief bijvoeglijk naamwoord, in 'de stap is groot' een predicatief dito. De presens is de onvoltooid tegenwoordige tijd ('ik loop'). Een priamel is een kort epigrammatisch gedicht. Een priapee is een priapisch [ontuchtig, onverbloemd erotisch] gedicht. Het proëmium is de inleiding, de proloog en ook die proloog is het voorwoord, de inleiding. Een pronomen is een voornaamwoord. De prosopopoeia [ee] is het ten tonele voeren van een niet-aanwezige persoon of een personificatie als redekunstige figuur. De hysteron proteron (proteron hysteron) is de redekunstige figuur waarbij dat wat logisch moest volgen vooropgeplaatst wordt, bijvoorbeeld 'hij schaafde zijn knieën en viel'. De prothesis (prothese) is het aanvoegen van een, meestal onetymologische, vocaal of consonant voor een woord: 'tachtig' naast 'acht'. Een proverbium is een spreekwoord. Een provincialisme is een gewestelijke uitdrukking. Een pseudoniem is een gefingeerde schrijversnaam. Het purisme is het streven de taal te zuiveren van vreemde woorden en uitdrukkingen. Een puntdicht is een epigram. Proza is niet aan versregels gebonden.

3. (Q) Magere oogst: een quadrisyllabel is een vierlettergrepig woord.

4. (R) Hoog- en Laagjavaans zijn rangtalen (verwijzen naar de sociale status). 'Eerste' is een rangtelwoord of ordinale. De 'r' is de ratelklank. De recensie is de vaststelling van de overlevering van een tekst, de keuze daaruit van een kritische tekst en die tekst zelf. Het recitatief is het zingend spreken. Reciteren is declameren, opzeggen. Recursief betekent: onbeperkt herhalend toepasbaar. Aan de syntaxis (leer van het gebruik van de rede- en zinsdelen, van de woordvoeging en van de zinsbouw) ligt een recursief regelsysteem ten grondslag. De redekundige ontleding is de onderscheiding van de zinsdelen in onderwerp, gezegde, soorten van bepalingen et cetera. Vergelijk ook de taalkundige ontleding (ontleden naar de woordsoorten = znw,. bijwoord, etc.). De redondilla is de Spaanse dichtvorm die bestaat uit vierregelige strofen van achtlettergrepige verzen, met het rijmschema 'abba'. Bij de woorden 'papa' en 'mama' is sprake van reduplicatie, bij 'pickwick' van bijna-reduplicatie.

5. Een referent is de zelfstandigheid buiten de taal waarnaar een taalkundig element verwijst. Een reflexief is een wederkerend werkwoord. Reflexiviteit is de aanduiding van de mogelijkheid om in taal over taal te spreken (vergelijk metataal). Een refrein is een steeds terugkerende regel of strofe. Een regiolect is een streektaal. Reïficatie is het voorstellen van iets abstracts als concreet. Bijvoorbeeld: 'het grijze verleden'. Een relativum (relatief) is een betrekkelijk voornaamwoord. Een relict is een overblijfsel uit een vorige fase van de ontwikkeling van een taal. Bijvoorbeeld: de 'oe' in 'hoes' in plaats van 'huis'. Een representant is een equivalente verschijningsvorm. Bijvoorbeeld: het Nederlandse '-tie' en het Engelse '-cy'. Restrictief is beperkend, met voorbehoud. Een reticentie is de plotselinge afbreking (van de zin, van de mededeling en dergelijke) waarbij hetgeen zou moeten volgen, verzwegen wordt en te denken wordt gegeven (Ik zal hem …). Retorica (retoriek) is welsprekendheid.

6. Een retorische vraag is een vraag waarbij het doel niet is een antwoord te krijgen (maar de aandacht op iets te vestigen). Een ridderroman is een middeleeuws verhaal over ridderavonturen. Rijk rijm is rijm waarbij ook consonanten aan het begin van de rijmende lettergrepen overeenstemmen, zoals in 'genomen/vernomen' en 'licht/ligt' (synoniem: gelijkrijm, lettergreeprijm, rime riche). De rococo is een overdadig bloemrijke stijl. Een roman is een episch prozaverhaal dat vertelt hoe zich het leven van een of meer personen gedurende een bepaalde periode ontwikkeld heeft. Een sleutelroman (roman à clef) is een roman die onder gefingeerde namen werkelijk bestaande personen laat optreden. De romance is de tijdens de romantiek beoefende dichtvorm, zeer nauw verwant aan de ballade, maar minder gespierd, soms sentimenteel en gewoonlijk blij eindigend (= blijeindend, vergelijk: happy ending).

7. Een romancyclus is een reeks van samenhangende romans. Een rondeel is in de Nederlandse poëzie, vooral die van de rederijkers, een gedicht van acht regels, waarvan de eerste, de vierde en de zevende gelijk zijn. Het rotacisme is de overgang van 'z' in 'r'. Bijvoorbeeld: 'vriezen', 'gevroren'. De rune is een Oudgermaanse letter, in steen gegrift. Het runenalfabet heet futhark [/fuθɑrk/]. De flashback is een passage waarin wordt teruggegrepen op een vroegere episode of gebeurtenis.

8. (S) De sage is een overgeleverd heldenverhaal met een historische achtergrond, behorende tot de epische volkskunst. Bijvoorbeeld: de Nibelungensage. De sandhi heeft de betekenis van een verandering die een medeklinker, aan het begin of aan het eind van een woord, in de zin ondergaat. Bijvoorbeeld: 'op deze' wordt uitgesproken als 'ohb deze'. Sarcasme is bijtende spot, bittere hoon. Het saterspel is in de oude Griekse literatuur (GB ook: tt) een kluchtspel met saters [wellusteling], dat na de vertoning van een tragedie opgevoerd werd. De schelmenroman is het episch genre waarbij een aaneenschakeling van avonturen wordt gegeven, waarbij de hoofdpersoon met alle mogelijke standen en kringen in aanraking komt. Deze romans geven vaak een uitermate boeiende kijk op de zeden en leefgewoonten van een bepaalde tijd. Dit genre wordt ook picareske roman [schelmenroman] genoemd. De sjwa is de toonloze 'e' zoals in 'we'. Sciencefiction [scifi, sf] is een onderdeel van de toekomstroman, waarbij echter de nadruk ligt op verzonnen wetenschappelijke uitvindingen, waardoor het schijnbaar onmogelijke mogelijk gemaakt wordt. Semantiek betreft betekenis.

9. De seguidilla is een Spaanse coplavorm, bestaande uit vier regels met afwisselend zeven en vijf lettergrepen. Een semivocaal is een glijklank. Een sententie is een spreuk van literaire (GB ook: tt) oorsprong als schakel in een keten van gedachten, ook gnome genoemd. Een sermoen is een preek, een vermanende toespraak. Een sesquipedalisme (niet in VD) is een zeer lang woord. Horatius was de eerste die een vorm van dit woord toepaste op woorden. Sesquipedalia verba zijn ellenlange woorden, bijvoorbeeld: hottentottententententoonstelling. Een short story is een kort, episch verhaal met een snelle stijging naar het kritieke moment en een soms abrupte ontknoping. Sibillijns is profetisch, orakelachtig, mysterieus. De simplex is het enkelvoud, ook singularis genoemd. 'Sneeuw' is een voorbeeld van een singulare tantum (plurale tantum: 'hersenen'). De sociolinguïstiek is de sociale taalkunde, die de taal vooral beschouwt als communicatiemiddel tussen mensen onderling en zich dus richt op het verband tussen taal, cultuur en maatschappij.

10. Een skolion is een geïmproviseerd drink- of tafellied. Een sofisme is een drogreden; een spitsvondige redenering. Een solecisme (soloecisme – [ee/ui]) is een grove fout tegen de taalregels. Een sonnet is een liefdesgedicht. Een sonnettencyclus is een reeks van samenhangende sonnetten. Een soortgetal is een woord op '-lei' of '-hande'. Een sotternie is een Middelnederlands kluchtspel, gewoonlijk na een abel spel opgevoerd. Een voorbeeld van de spondee (spondeus) is:  "Toen daar bad de verheven en bitter beproefde Odysseus". Een spondee is een versvoet van twee beklemtoonde (of – in bijvoorbeeld de Griekse poëzie – lange) lettergrepen. In het Nederlands kan geen gedicht in zijn geheel uit spondeeën bestaan. Hij (m. !) komt dan ook alleen voor in combinatie met een andere versvoet, dikwijls de dactylus (een drielettergrepige versvoet bestaande uit een beklemtoonde of – in bijvoorbeeld de Griekse poëzie – lange en daarna twee onbeklemtoonde – korte – lettergrepen). Een spookwoord is een woord dat door een (druk)fout is ingeburgerd. Spoonerisme is de verwisseling van de beginklinkers van (samengestelde) woorden. Bijvoorbeeld: 'peetot' in plaats van 'theepot'. Een spreuk (spreekwoord) is een levenswijsheid vervat in expressieve, vaak metaforische taal. Een paroniem is een stamverwant (woord) zoals 'heg' bij 'haag'.

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten