Dictee – dictees [2601]
Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com
Oefendictee OUD 367, geheel herzien naar situatie 2022
Dictee van de dag (490)
Het Groot Filologiedictee (7)
1. (N) De bij ons nog (nauwelijks) bekende naamvallen zijn de eerste (nominatief), de tweede (genitief), de derde (datief) en de vierde (accusatief). Een naamwoord is een woord dat een persoon of zaak noemt, bepaalt of aanduidt. Men onderscheidt: substantief (zelfstandig naamwoord) en adjectief (bijvoeglijk naamwoord). Een nasaal is een occlusieve medeklinker waarbij de lucht door de neus ontsnapt: 'n', 'ng' en 'm'. De neerlandistiek is de wetenschap die zich bezighoudt met de Nederlandse taal- en letterkunde. De negatie is een ontkenning, een ontkennend woord, een ontkennende zin. Een nenia is een lijkzang, een treurdicht. Het Neolatijn is het Latijn van de humanisten, sedert ongeveer 1400 in gebruik. Neutrius generis is van het onzijdig geslacht. Het neutrum is het onzijdige geslacht. Het no is een Japans toneelspel (vergelijk: nospel, notheater) met maskers. Een nom de plume is een schuilnaam, een pseudoniem. Een nomen is een naamwoord en nomen actionis noemt de handeling ('wandeling'), een nomen agentis noemt degene die de handeling verricht ('wandelaar'). Nominaal is (in de taalkunde) naamwoordelijk.
2. De nomenclatuur is het geheel van vaste regels waarnaar de namen in een tak van wetenschap worden vastgesteld. Nominaliseren is het tot een naamwoord maken door het in de infinitiefvorm te zetten en te laten voorafgaan door 'het': 'lopen' wordt 'het lopen'. De nouveau roman is een experimentele romanvorm. De novelle is een episch verhaal van een gebeurtenis die een wending in het levenslot van de hoofdpersoon brengt. Ze beweegt zich in één kring en heeft één enkele handeling. Voorbeeld: Orpheus in de dessa. Een numerale is een telwoord: een kardinaal (hoofdtelwoord) of een ordinale (rangtelwoord).
3. (O) Een obelisk is een hoge, vrijstaande vierkante zuil, die vanboven smaller is dan beneden, en aan de bovenzijde in een piramidevormige spits uitloopt. Het lijdend voorwerp is een direct object en een meewerkend of belanghebbend voorwerp is een indirect object. Een voorbeeld van objectsverwisseling is 'een glas uitdrinken' voor 'de melk uitdrinken'. De objecttaal is de taal als voorwerp van beschouwing. Over die objecttaal spreek en schrijf je in de metataal. Een obstruent is een medeklinker die wordt geproduceerd met sterke vernauwing of afsluiting van het spreekkanaal. Bijvoorbeeld: de 'm'. Twee kwatrijnen van een sonnet vormen een octaaf. Een ode is een gedicht waarin een verheven onderwerp wordt bezongen. Het ogam is het Oudiers alfabet. De omega is de laatste letter van het Griekse alfabet. Een omissie is een weglating. De onbepaalde wijs of infinitief is het onverbogen werkwoord: 'wandelen'. 'Een' is het onbepaalde lidwoord, 'de' en 'het' zijn de bepaalde lidwoorden. Poëzie en proza heten ook 'dicht en ondicht'. De onomastiek is de naamkunde. De vogel 'koekoek' dankt zijn naam aan zijn geluid.
4. In dat geval spreken we van een onomatopee. Een ontwikkelingsroman is de romanvorm waarbij de innerlijke groei van een personage wordt beschreven via psychologische analyse. De epizeuxis is de opeenstapeling, de onmiddellijke herhaling van een woord of een uitdrukking om de intensiteit te verhogen, zonder dat de betekenis verandert, bijvoorbeeld: ‘Leiden, Leiden is ontzet’. Het Opperlands is het beschouwen van Nederlands zonder waarde te hechten aan de betekenis van de woorden, maar veeleer om genot te onttrekken aan de vorm van de taal (Battus). De oraal is een klank gerealiseerd met een afgesloten neusholte. Een oratie is een redevoering, een toespraak. De oratio obliqua is de indirecte rede, de oratio directa de directe rede. De oratio pro domo is wat ten eigen nutte gezegd wordt, de verdediging van het eigenbelang. Een oratorium is een geestelijke cantate (bijvoorbeeld de 'Messiah' van Händel). De orthoëpie(!) is de leer van de juiste uitspraak. De orthografie is de spelkunst, de spellingsleer, de juiste spelling. Een orthogram is een woord of eigennaam waarvan het correct uitspreken als een uitdagende zaak wordt beschouwd. Orthologie is de kunst van een juist taalgebruik. Oudhollands is de taal van het oude Holland: Middelnederlands of Vroegnieuwnederlands. Oudnederlands is van voor de twaalfde eeuw. Een oxymoron is de stijlfiguur waarbij tegengestelde begrippen naast elkaar worden geplaatst: hij is 'levend dood'. Dat heeft ook iets van de contradictie, de tegenspraak. Een oxytonon is een woord met de klemtoon op de laatste lettergreep.
5. (P) Een paean is een hymne, loflied ter ere van Apollo en Asclepius. Een palataal is een klank waarvan de articulatie gebeurt in de buurt van het harde verhemelte. Paleografie is onder andere de kennis van oude handschriften. Een palimpsest is een stuk papyrus of perkament dat na afkrabbing of onzichtbaarmaking van het oorspronkelijk geschrevene opnieuw beschreven is. Ostraka is het meervoud van ostrakon (potscherf). Een palindroom is een woord, zin of vers dat in omgekeerde volgorde kan worden gelezen en dan hetzelfde is [een anagram is zwakker: dat geeft van achteren naar voren gelezen een ander woord]. Voorbeeld: 'parterretrap'. Een palindroomkwadraat (spiegelwoord) is een rangschikking van de letters van woorden in een vierkant, die ook van achteren naar voren en van onderen naar boven gelezen kunnen worden, met name het sator-arepokwadraat:
S A T O R Sator = zaaier
A R E P O Arepo = een jongensnaam
T E N E T Tenet = (hij) houdt
O P E R A Opera = (aan het) werk
R O T A S Rotas = wielen, dus:
zaaier Arepo houdt de wielen aan het werk, dat is: ... zorgt dat de wielen hun werk blijven doen. Er zijn ook andere verklaringen bekend.
6. Een palinfoon is een klankpalindroom zoals 'Grebbeberg' of 'cynisch''. Een panegyriek is een lofrede, lofdicht. Een pangram is een zin die alle letters van het alfabet bevat, bijvoorbeeld 'sexy qua lijf, doch bang voor het zwempak' en 'the quick brown fox jumps over the lazy dog.' In het Frans: 'portez ce vieux whisky au juge blond qui fume' [Schotse ]. Pantagruelesk is overdadig in spijs en drank of boertig: schertsend, grappig, kluchtig. De parabasis is een gedeelte in een Grieks blijspel waarin het koor zich tot het publiek wendt. Een parabel is een gelijkenis zoals de Bijbelse parabel van 'de verloren zoon'. Als Multatuli zijn bekende parabel van de Japanse steenhouwer schrijft, doet hij dit in dezelfde stijl als Jezus sprak. Een parachronisme is een fout in de tijdrekenkunde, met name één die een gebeurtenis later stelt dan zij heeft plaatsgehad. Een paradigma is een modelwoord, met name een grammaticaal geheel van verbogen of vervoegde vormen van een woord, dat tot model voor vele andere dienen kan. Een paradox is een stijlfiguur waarbij gebruik wordt gemaakt van een (schijnbare) tegenstrijdigheid. Het doel van de paradox is de lezer te verrassen en aan het denken te zetten.
7. Een parafrase is de omschrijving met eigen woorden, van de inhoud van een tekst. Een paragram is een met opzet verkeerd geschreven woord, zoals 'Zes en een kwart' in plaats van Seyss-Inquart. Een paraleipsis (paralipsis, ook: praeteritio, pretermissie) is een stijlfiguur waarmee men juist datgene onderstreept wat men voorgeeft te willen verzwijgen, bijvoorbeeld in 'ik wil niet zeggen dat … maar …'. Pretermissie en praeteritio zijn synoniemen. De paramythie is de didactische dichtsoort waarin mythen ethisch verklaard worden. Een parodie is een lachwekkende nabootsing, die zowel lyrisch als episch van aard kan zijn. De paremiologie (paroemiologie – [eu/ee]) is de studie der spreekwoorden. Het participium perfectum is het verleden deelwoord ('gevallen'), het participium praesentis het tegenwoordig deelwoord ('vallend'). Een paskwil is een satirisch pamflet; een schotschrift, ook wel pasquinade genoemd. Een passiespel is een middeleeuws dramatisch toneelstuk waarin het lijden en de dood van Jezus werden uitgebeeld. Pastoraal betekent: met landelijke of herderlijke stijl. Pathos is de hoogste graad van gevoelsuitdrukking, hartstochtelijkheid, hoogdravendheid. Patois is volkstaal, dialect.
8. Een patroniem is een van de naam van de vader, de familie of het geslacht afgeleide naam. Bijvoorbeeld: Huygens, Jansen, Pietersen. Een pejoratief is een woord met een ongunstige of negatieve associatie. Bijvoorbeeld: 'collaborateur'. Het tegenovergestelde is een melioratief, bijvoorbeeld 'maarschalk'. Een pentagram is een woord dat bestaat uit vijf letters. De penultima is de voorlaatste lettergreep. Het perfectum is de voltooid tegenwoordige tijd: 'hij heeft gelopen'. De peripetie is een drastische, onvoorziene keer in de gebeurtenissen in een literair (GB ook: tt) werk, vooral in een klassieke tragedie. De peroratie is een pakkende (hartstochtelijke) slotrede waarin een samenvatting van het voorgaande wordt gegeven, ook conclusie genoemd. Een personale is een persoonlijk voornaamwoord. Plagiaat is letterdieverij. Het pleonasme is de stijlfiguur waarbij een deel van de betekenis wordt herhaald (zwarte moor).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten