Dictee -
dictees [1056]
Ik kwam nog een juweeltje tegen van de
befaamde Aurel Sercu (finale 2e Davidsfondsdictee 1996)
In
memoriam
1. Heden doen wij de lage
landen bij de Noordzee (ook:
Lage Landen), zowel het Koninkrijk der Nederlanden als de
Nederlandssprekende provincies in België, diepbedroefd kond van het
nakende heengaan van een respectueuze dame van goeden huize.
2.
Zij zag het spellinglicht na de Tweede Wereldoorlog en zal ons dra,
palliatief geenszins terzijde gestaan, na heel wat commotie niet
bijster vreedzaam verlaten op de niet eens gezegende leeftijd van
tweeënveertig of iets meer jaar.
3. Dit droeve
perscommuniqué hebben wij hierbij ook gefaxt naar enkele overzeese
territoria in Centraal-Amerika, zoals de Benedenwindse Eilanden Aruba
en Bonaire in de Caraïbische (Caribische)
Zee.
4. Wij vergeten evenmin onze taalgenoten op het
idyllische zonovergoten Antilliaanse eiland met zijn minuscule en
vederlichte kolibries, zijn wuivende kokos- en dadelpalmen en zijn
zoetsappige likeur zo blauw als ultramarijn, waarvan wij de
welluidende naam nog even tot op het einde van deze trieste mare
willen geheimhouden.
5. De ultieme verassing, waarna de
urne ter aarde besteld zal worden, zal in aanwezigheid van al degenen
die hun condoleanties willen aanbieden, te rechter tijd
plaatsgrijpen, meer bepaald op 31 augustus 1997.
6. Haar
as, waaruit zij niet als een mythische feniks of als een
begoochelende fata morgana zal herrijzen, ruste met het samen ter
ziele gegane Groene Boekje van 1954 ten eeuwigen dage in pais
[vaste uitdr., anders ook: peis] en vree
in het walhalla van de neerlandistiek.
7. Beminde
dicteezeloten, verwante acolieten en andere pappenheimers, meer dan
vier decennia lang heeft u mij in alle loyauteit en voorwaar haast
sadomasochistisch geadoreerd, in voor- en tegenspoed, vaak in een
ambivalente en intrigerende haat-liefdeverhouding.
8.
Vele oudgedienden onder u – zeker de vijftig- en zestigplussers –
zijn destijds nog als kleine weetgrage dreumesen van de bevalling
getuige geweest of hebben nog gespelemeid onder mijn naoorlogse
wieg.
9. Van jongs af heb ik u in levenden lijve
geïnspireerd, wie weet met mijn tussen-n zelfs sensueel opgegeild,
en tussendoor geappelleerd aan uw intuïtief gevoel voor esthetiek.
Uw vragen naar het waarom van mijn vaak excentrieke fysionomie en een
ietwat bizar uiterlijk waren legio, en ik kon u jammer genoeg niet
altijd bevredigend bescheid geven.
10. Meermaals moest ik,
niet zonder enige gêne, me er met een flauw voorwendsel of een
jantje-van-leiden van afmaken.
11. Voor een rondje niet
altijd lijdzaam spellinggebakkelei hadden we veel veil, maar
meestentijds hebben we – de Heer zij gebenedijd – ons vermeid en
blij gedijd in jolijt, vaak tot spijt van wie mij vermaledijt.
12.
Het haast – waarom niet open en bloot toegegeven – orgastische
moment suprême waren de dicteesessies van diverse socioculturele
sociëteiten. David en Fons en Jay en Cees en meer dan
één
haantje-de-voorste met een vaak riant IQ-cijfer namen
eraan deel, en aanstootgevende dicteetorren en slaapverwekkende
tseetseevliegen gaven er soms acte de présence, maar steeds vierde
de olympische gedachte er traditiegetrouw hoogtij.
13. Ik
werd niet altijd dithyrambisch bewierookt, soms zelfs laaghartig
verguisd. Chagrijnige (sacherijnige)
chicaneurs, vitzieke criticasters, belgzieke kniessters, kneuterige
beotiërs en gefossiliseerde neanderthalers verbeidden al van in den
beginne betweterig en met cynisch hoerageroep mijn aftakeling als
dementie.
14. Hier en daar eiste een snoodaard een
draconische facelift of koesterde hij zich in de wrede hoop dat ik in
ontiegelijke miserie (B.-N.) en kommer
en kwel zou creperen. Maar windt u zich niet op over deze
jobstijding: er zijn andere danteske toestanden en cataclysmen in dit
ondermaanse.
15. Tijdens mijn funeraliën dus geen
gezelliaanse traagzaam voorttrekkende witte wijtenwagens (gew.)
of kanonaffuiten in de stille straten, geen halfstok gehesen vlaggen,
geen homilieën vol nietszeggende retorische frasen die mij de hemel
in prijzen, geen protocollair staatsiegedoe, geen postume Oscars:
alles rechttoe rechtaan, zonder tierlantijntjes.
16. Laat
gejeremieer mijn uitvaartceremoniën bijaldien in 's hemelsnaam niet
denivelleren. Een Te Deum zou een storende dissonant zijn in deze
gelaïciseerde tijd. Geen langwijlige requiemmis alstublieft,
hoogstens een Magnificat, desnoods met wat karaoke of in van die
pretentieloze Jamaicaanse reggae.
17. Voor de rest kan een
piëteitsvol weesgegroetje volstaan,
maar dan in godsnaam niet in die nieuwe orthografie. Baat het niet,
het schaadt ook niet. Melancholische hobo- of contrabasklanken zijn
taboe; dan nog liever een hitsige portie cancan. Niet op de
sousafoon, die reusachtige toeter die iedereen in deze top vijftig,
toch wel de crème de la crème, onderhand wel kent, maar wel op
accordeon of ukelele.
18. Alleen enkele boeketten van
amaryllissen en akeleien zijn welkom, wegens hun misleidend
vocalisme; of een paar van die lelieachtige oerklassieke
vrouwentongen, voor wat lekker stoute oudewijvenpraat ondereen.
19.
Ik herhaal het tot vermoeiens toe: in geen geval doordeweekse
chrysanten, en zeker niet verpakt in crêpepapier of cellofaan.
Immers, de herfsttijd en Allerheiligen zijn nog veraf. En zal mijn
doodsbericht niet gedebiteerd worden voor een massaal opgekomen meute
van al dan niet ex-schoolmeesters?
20. Met name de nog
niet gepensioneerde zullen op deze eerste dag van hun welverdiende
paasvakantie na al die examenstress wel dringend opgekalefaterd
(opgekalfaterd) moeten worden en willen
beslist wel andere bloemetjes buitenzetten dan dat ordinaire nepspul.
Een klavertjevier, dat eeuwenoude gelukssymbool, in de revers van de
heren, zou ik anderzijds wel appreciëren.
21. Mijn
doodvonnis werd destijds geratificeerd door onder meer een zekere
heer Luc Van den Bossche, Vlaams vicepresident en nog iets meer,
onder de aanwezigen berucht wegens een of andere benoemingsstop, en
tevens lid van een of ander autocratisch ministerieel comité. Die
vileinige daad van die allesbehalve brave maar wel branieachtige en
onvermurwbare borst stuitte mij dan ook ten zeerste tegen de mijne.
Ten gevolge daarvan is dit sujet dan ook persona non grata.
22.
Professor doctor Guido Geerts' aanwezigheid, met wie ik meer
affiniteit voel, verlene mijn teraardebestelling echter een
flatterend cachet, en verlichte het leed om mijn door velen betreurd
heengaan.
23. Dat professor Geerts, die bonafide filoloog
van de Leuvense Alma Mater (ook: alma mater),
met zijn volumineus driedelig monument van de Nederlandse
lexicografie, dat testament van die Sluise en dus Zeeuws-Vlaamse
hoofdonderwijzer, vier maanden geleden mijn opvolgster in een
millimeterspurt klopte en van jaloezie en nijd haast zo groen deed
uitslaan als haar eigen kaft, verzachtte toen mijn lijdensweg in hoge
mate.
24. Jan Modaal en zijn even proletarische naamgenoot
met de pet, die ik met mijn niet steeds coherente spelling toch wel
meer gesard, getart en verward dan gehard heb, en die vaak dreigden
zich gekoeioneerd te distantiëren van mijn hocus pocus, wil ik
evenwel niet boycotten.
25. Sympathisanten van de nieuwe
spelling echter, evenals adepten van dat zogenaamde keitof
turbotaaltje en andere kakkineuze yuppies, egotrippers en
blitskikkers met al hun kapsones en hun protserig Nederengels, worden
onverbiddelijk en onmiddellijk geëxcommuniceerd.
26. Mijn
dierbare volgelingen, wees niet bedroefd: ik zal niet ten enenmale
teloorgaan. Mijn kofschip – dat verrukkelijke mnemotechnische
trucje uit mijn trukendoos – zal immers niet onherroepelijk
kapseizen.
27.
Mijn apostrof en mijn cedille worden niet overboord gedumpt, en zo
red ik toch iets van mijn façade. Helaas, mijn geliefkoosde
koppelteken zal ik erbij inboeten, maar is het nieuwmodische en
trendy liggend streepje niet nóg zinnenprikkelender en minder laag
bij de grond?
28. In deze droeve stonde rijzen echter ook
minder frivole en meer diepgemeende gevoelens van navrante wroeging
onstuitbaar terdege in mij op.
29. Geliefde leerkrachten,
van schoolfrikken tot licentiaten,
Ik heb van u nietsontziende
kinderbeulen gemaakt, die als onvervaarde dompteurs met een overdosis
verantwoordelijkheidszin de arme jochies na de fröbelschool niet
alleen meedogenloos drilden in kalligrafie, maar ook treiterden en
pestten met bizarrerieën allerhande.
30.
Ik weet het: laxisme is uit den boze, maar moesten al die muggen echt
zo maniakaal en in zo groten getale gezift worden? Moesten al die
huisjes- en andere slakken dan echt per se met hele vrachten
natriumchloride te lijf gegaan worden?
31. Hoeveel gedweeë
discipelen en pupillen richtten jullie destijds niet hardhandig af
met een fikse liniaaltik op de frêle kneukeltjes of hebben jullie
niet hardvochtig gebuisd omdat ze mijn capricieuze nukken hartgrondig
verwensten of niet genoegzaam beheersten?
32. Teerbeminde
journalisten, dito nieuwsgaarders, tekstverwerkingsprogrammeurs,
offset- en andere drukkers, typografen en correctoren, ik heb jullie
met mijn accenten en andere diakritische en pseudokabbalistische
tekens het leven zuur gemaakt. Maar hadden jullie misschien liever
sibillijnse hiërogliefen (ook: hiëroglyfen),
cryptische runentekens, of gewoon brailleschrift verkozen? Bij tijd
en wijle kwamen dan ook rechtzettingen en errata voor jullie talloze
drukfeilen erbij te pas. Hoofdletters en minuskels waren voor jullie
doorgaans een fluitje van een cent, maar waarom mij altijd maar weer
gemolesteerd en gemassacreerd met zowel d- als t-fouten?
33.
Beste poëten, romanciers, scribenten en andere leden van de
literaire schrijversbent, houd moed en schep verder ten volle
geëxalteerd en extatisch vreugde in de bellettrie. Mijn lieve
slechts partieel geïntegreerde allochtonen, of anders gezegd:
bastaardkinderen, doordat mijn schepper leentjebuur moest spelen, heb
ik jullie een ambigue dubbelspelling, mijn achillespees, in de
uiterst gevoelige maag gesplitst, en dat etiket verschafte jullie,
mijn dierbare hybriden, een ticket voor een schizofreen bestaan.
Mogen deze stigmata jullie achterachterkleinkinderen bespaard
blijven.
34.
Aan de inwoners van West-Vlaanderen, van alle provinciën mijn meest
geliefde, die zich pas ná mijn uitvaart met een streepje mogen
optutten: mijn verlate excuses, vóór ik – vergeef mij de
enigszins pejoratieve connotatie – er gedesillusioneerd tussenuit
knijp en de kraaienmars blaas.
35. Vanuit het hiernamaals
draag ik mijn opvolgster, die velen aanvankelijk met onverhuld
ongeduld toegejuicht hebben, en die na een frigide artificiële
inseminatie met veel kunst- en vliegwerk en na een gebruuskeerde
keizersnede als een kant-en-klaarpakket
(kant-en-klaar
pakket) tevoorschijn getoverd werd, geen wrokkig ressentiment
toe.
36. Die karikaturale persiflage, zo labiel als een
bissectrice die uit haar lood geslagen is, heeft nochtans in koelen
bloede en als in een authentieke machtsstrijd mijn onbetwiste
suprematie geüsurpeerd in een onvervalste blitzkrieg. Toch wens ik
haar een eclatant succes toe.
37. Wil haar niet de grond
in boren; daar verwijl ik immers al. En dat soort opdringerig
gezelschap kan ik missen als kiespijn in een door cariës aangevreten
wijsheidstand. Maak van de discussies errond geen
welles-nietesspelletje, geen oeverloos dovemansgesprek vol steriel
gekrakeel. Want als door die trammelant de lont misschien weer in het
kruitvat terechtkomt, wie zal dan tussenbeide komen?
Een
niet-aanvalsverdrag lijkt me de sluitendste garantie
voor een oecumenische spellingvrede.
38. Als een ter dood
veroordeelde ga ik nu de ene pijp uit en geef de andere aan Maarten.
Ik emigreer en trek vereenzaamd naar de Elysese velden. Verzeil ik na
mijn tenhemelopneming in het rariteitenkabinet? Bij curiosa,
relikwieën en prullaria uit het Diets, zoals een svarabhaktivocaal,
een hypercorrecte h en andere reminiscenties aan lang vervlogen
tijden, nog van vóór de vernieuwende en trendsettende
deflexie?
39. Daar voeg ik me bij een hele plejade
briljante coryfeeën en spellingvirtuozen als Siegenbeek, Te Winkel,
en De Vries, die allen ooit hun hart aan de spelling verpandden en
die ik in mijn puberteit nog verafgoodde. Ik verkneukel me zelfs op
een etherisch rendez-voustje met spellingvisionairen als Kollewijn en
Willem Pée.
40. Als deze laatste – God verhoede het –
me maar niet parfumeert met zijn controversiële 'odeklonje',
die ultramoderne en
avant-gardistische, maar mallotige versie
van mijn favoriete eau de cologne!
41. Tot slot nog een
postscriptum. Dat mijn krakkemikkige gezondheidstoestand zienderogen
erop achteruitging en dat het uiteindelijk faliekant zou aflopen, was
al geruime tijd een publiek geheim.
42. Een hufterige
plebejer durfde weleens tactloos gewag maken van een grotesk geval
van dollekoeienziekte, of – om in Groot-Brittannië te blijven –
van een niet eens zo aristocratische variant van boulimie!
43.
In de hetze dichtten sommigen mij ooit zelfs suïcidale neigingen
toe, niet met het door normale mensen gevreesde maar bij
dicteefanatiekelingen geliefde rattenkruit, maar wel met een letale
dosis cyaankali, strychnine of – waarom niet – met yperiet.
44.
Om maar eens toevalligerwijze wat sluikreclame te maken voor de
bakermat van deze gerenommeerde Davidsfondsproef.
45. Maar
de steile weg van het Japannese harakiri – een rite die,
zoals spellingfreaks ongetwijfeld wel weten, in het land van de
rijzende zon zelf als seppuku geafficheerd wordt – is stilistisch
niet aan mij besteed.
46. Een elektrocardiogram bewees dat
voor mijn leeglopende accu zelfs een milde acupunctuurkuur funest zou
zijn.
47. Uiteindelijk was het evenwel een ondraaglijke
pijn aan de graat in mijn rug – een postmortale punctie en
dissectie zou later een latente linguïstische hernia reveleren –,
die mij geëlimineerd heeft.
48. Ik weet het: het wordt
allemaal wat macaber, meer voer voor
pathologen-anatomen. Maar
als de recente spellingperestrojka leidt tot mijn fysieke ondergang,
dan moet ook de glasnost haar rechten krijgen.
49. Zij het
daarom nog niet in haar eigen cyrillische schrifttekens, zowat het
enige dat de ex-Sovjet-Russische soldaten en de Tsjetsjeense
guerrillastrijders, nochtans hun directe zuiderburen, gemeen
hebben.
50. Mocht al deze droefenis een weeïge smaak
nalaten, bak dan nog eenmaal mijn welbekende koek in een steel- of
andere pan, voor ze door die indringende n een plakkerige bijsmaak
krijgt, en trakteer uzelf op een deugddoende slok van mijn goeie ouwe
hartsterkende bessenjenever.
51. Maar laten we het
misschien minder complex houden, en voor de dames, die mijn
ghostwriter weleens een weinig vrouwvriendelijk manspersoon durven
noemen, ook wat zoeter. (Tussen twee haakjes, dat van die babbelzieke
en langtongige sanseveria's was maar een onnozel machogeintje.)
52.
Waarom zouden we dus niet, mede namens de bewoners van dat
paradijselijke eiland in Midden-Amerika met zijn geheimenisvolle
likeurnaam, een tongstrelende borrel curaçao als afzakkertje
achteroverslaan? Skol!
53. Moritura te salutat ...