Groot Juridisch Dictee UvA Amsterdam ELSA
Van oude mensen …
1. De minister van Justitie dronk chagrijnig de laatste slok van zijn cappuccino en pakte zijn blocnote. Hij kon er van tevoren weer geen peil op trekken. Zou het Kamerdebat een guerrillaoorlog worden met die sperzieboon van een SP’er? Zouden de coalitiepartijen weifelen hem te beschermen; zouden zij zich van hem willen distantiëren? Hun steun was voor zijn aanblijven conditio sine qua non. De littekens van zijn vorige optreden waren nog niet verdwenen. Langzaam liep hij naar de dichtstbijzijnde ingang van het Tweede Kamergebouw.
2. De rechtszaak was natuurlijk een echec geworden voor de Staat. Een heilig boek verbieden wegens zijn gewelddadig karakter was wellicht consciëntieus geweest, maar mensenrechtelijk geen sterke zet. De NJV had zijn wet kritisch onder de loep genomen, en diverse advocaten hadden aangeboden kosteloos te procederen. Een exploot van dagvaarding was dan ook al snel binnengekomen. Dat daarin subsidiair zijn vertrek werd geëist, was typisch iets uit de publicitaire trukendoos van die linkse dommeriken. Hij vond het niet chic.
3. De Haagse rechtbank had zich niets aangetrokken van de opinie van de abonnees van ’s lands grootste dagblad en had zich faliekant tegen zijn wet uitgesproken. Vervolgens was het beroepschrift met producties te lang in een bureau van een rijksambtenaar blijven liggen, waardoor het gerechtshof het beroep niet-ontvankelijk had verklaard. Cassatie bleek zinloos; de landsadvocaat had hem ervoor gewaarschuwd.
4. Nu moest hij zich voor de volksvertegenwoordiging verantwoorden. Zo-even had zijn secretaris-generaal hem de tekst ge-e-maild die hij zou moeten uitspreken. Zij was de pijler onder zijn ministerschap. De minister-president had haar per se op Justitie willen hebben, en het gerucht ging dat zij onder zijn directe controle stond. Als koek zou haar tekst erin gaan. De minister verheugde zich erop terwijl hij het spreekgestoelte beklom. “Voorzitter”, zo las hij tot zijn eigen ontsteltenis voor, “er is een tijd van komen, en er is een tijd van gaan”. Zijn verdere woorden gingen verloren in luidruchtig gejuich en geklap uit de zaal. Zo kreeg hij ten slotte toch een waardig afscheid, al was het niet helemaal vrijwillig.