Dictee
Woensdag 07 augustus 2013: dictee *sjr*
1. Vandaag eens onderzoeken of er wat met *sjr* te vinden is (noVD betekent: niet meer aangetroffen in online-VD): besjrieën (alleen onbepaalde wijs): boze geesten oproepen door te veel goeds te zeggen, hasjroken (blowen) en hasjroker en het kasjroet: het geheel van de joodse spijswetten (de sjoumer controleert daarop, meervoud: sjomrim). Het Jiddisje (Jiddische) 'toi(toi)(toi)' wordt vaak voorafgegaan door 'unberufen' of 'unbeschriejen'.
2. Met *sjb* vinden we hasjbende, ramsjboek en roetsjbaan. Een tobogan is trouwens een Canadees-indiaanse slee of een kermisroetsjbaan. *sjc*: hasjcafés waar ze rebetika spelen en de Malevitsjcollectie (Russisch kunstschilder en theoreticus van het constructivisme en het suprematisme; no VD, wel: kubofuturisme). *sjd* geeft alleen fetisjdienst en *sjf* alleen ramsjfiliaal. Ramsjgoed wordt vaak verramsjt. Bij *sjk* vinden we Asjkenazim (of Sefarden of Sefardim - GB: ie), baboesjka (oud vrouwtje) en de KSJ-KSA-VKSJ (in België): Katholieke Studerende Jeugd – Katholieke Studentenactie – Vrouwelijke Katholieke Studerende Jeugd (een organisatie van oorspronkelijk drie aparte jeugdbewegingen die nu nog elk een grote mate van zelfstandigheid hebben).
3. Verder: matroesjka (houten poppetje, open te schroeven en daarbinnen weer …), narrisjkat of narriskat: dwaasheid, onzin, en pirosjki: bij de Russen een pasteitje. Het NIK is het
Nederlands-israëlitisch Kerkgenootschap (overkoepelend orgaan van Asjkenazische joodse gemeenten in Nederland). Met *sjl* - pas op! – schlemiel, slamassel (slemassel, ook: sjlemazzel: pechvogel), sjleppen: moeizaam lopen of dragen. *sjm*: kasjmier(geit) en sjmadden (bekeren of dopen). Met *sjn*: hare krisjna, kalasjnikov, Misjna, sjniggel of snikkel (o.a. snipper), sjnoderen (bij joden een gift toezeggen voor een goed doel) en Visjnoe (de Instandhouder). Een schnorrer is trouwens een bedelaar. *sjp*: bisjpalen zijn bij bepaalde Papoea's onderdeel van het dodenritueel, misjpooche (familie). Een mooi woord is 'hasjshop'.
4. Met *sjt*: Besjt: Baäl Sjem Tov, Meester van de Goede Naam (benaming van Israël ben Eliëzer), grondlegger van het chassidisme, borsjtsj, Pasjtoe (taal, Pathaans), de grootste bevolkingsgroep van Afghanistan = de Pasjtoen, sjtetl (kleine Joodse gemeente), sjtreimel: bonthoed van chassidische joden) en versjteren. Bensjen is zegenen en mansjen aanbevelen. Er zijn veel miese (miesje) kereltjes: wie is het miest (miesjt). Rausjen of rauzen is ruw spelen. *sjw*: sjwarts: orthodox bij joden, versjwartster nar en een sjwalettergreep. Die laatste is dus een stomme-e-lettergreep.
1. Vandaag eens onderzoeken of er wat met *sjr* te vinden is (noVD betekent: niet meer aangetroffen in online-VD): besjrieën (alleen onbepaalde wijs): boze geesten oproepen door te veel goeds te zeggen, hasjroken (blowen) en hasjroker en het kasjroet: het geheel van de joodse spijswetten (de sjoumer controleert daarop, meervoud: sjomrim). Het Jiddisje (Jiddische) 'toi(toi)(toi)' wordt vaak voorafgegaan door 'unberufen' of 'unbeschriejen'.
2. Met *sjb* vinden we hasjbende, ramsjboek en roetsjbaan. Een tobogan is trouwens een Canadees-indiaanse slee of een kermisroetsjbaan. *sjc*: hasjcafés waar ze rebetika spelen en de Malevitsjcollectie (Russisch kunstschilder en theoreticus van het constructivisme en het suprematisme; no VD, wel: kubofuturisme). *sjd* geeft alleen fetisjdienst en *sjf* alleen ramsjfiliaal. Ramsjgoed wordt vaak verramsjt. Bij *sjk* vinden we Asjkenazim (of Sefarden of Sefardim - GB: ie), baboesjka (oud vrouwtje) en de KSJ-KSA-VKSJ (in België): Katholieke Studerende Jeugd – Katholieke Studentenactie – Vrouwelijke Katholieke Studerende Jeugd (een organisatie van oorspronkelijk drie aparte jeugdbewegingen die nu nog elk een grote mate van zelfstandigheid hebben).
3. Verder: matroesjka (houten poppetje, open te schroeven en daarbinnen weer …), narrisjkat of narriskat: dwaasheid, onzin, en pirosjki: bij de Russen een pasteitje. Het NIK is het
Nederlands-israëlitisch Kerkgenootschap (overkoepelend orgaan van Asjkenazische joodse gemeenten in Nederland). Met *sjl* - pas op! – schlemiel, slamassel (slemassel, ook: sjlemazzel: pechvogel), sjleppen: moeizaam lopen of dragen. *sjm*: kasjmier(geit) en sjmadden (bekeren of dopen). Met *sjn*: hare krisjna, kalasjnikov, Misjna, sjniggel of snikkel (o.a. snipper), sjnoderen (bij joden een gift toezeggen voor een goed doel) en Visjnoe (de Instandhouder). Een schnorrer is trouwens een bedelaar. *sjp*: bisjpalen zijn bij bepaalde Papoea's onderdeel van het dodenritueel, misjpooche (familie). Een mooi woord is 'hasjshop'.
4. Met *sjt*: Besjt: Baäl Sjem Tov, Meester van de Goede Naam (benaming van Israël ben Eliëzer), grondlegger van het chassidisme, borsjtsj, Pasjtoe (taal, Pathaans), de grootste bevolkingsgroep van Afghanistan = de Pasjtoen, sjtetl (kleine Joodse gemeente), sjtreimel: bonthoed van chassidische joden) en versjteren. Bensjen is zegenen en mansjen aanbevelen. Er zijn veel miese (miesje) kereltjes: wie is het miest (miesjt). Rausjen of rauzen is ruw spelen. *sjw*: sjwarts: orthodox bij joden, versjwartster nar en een sjwalettergreep. Die laatste is dus een stomme-e-lettergreep.