Dictee –
dictees [3064]
Vragen en
opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com
Oefendictee
OUD 068, geheel herzien naar situatie 2022
Dictee
van de dag (789)
1.
Het meervoud van alderman [èh]
is aldermen [ih],
van he-man
he-men
en de anchorwoman van de tv [uitspraak: tee-vee]
heeft als meervoud anchorwomen. De
moslima droeg een gazen sluier en een kaffiya [geblokte
hoofddoek]. De onzen hebben
gewonnen. Wij kennen onze gebreken. De eersten zullen de laatsten
zijn. Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Dorstige mensen
worden ook dorstigen genoemd. Van één ding ben ik zeker: er zijn
goede en slechte mensen. De goede(n)
moeten onder de kwade(n)
lijden. Mensen mochten een appel kiezen: allen wezen de rotte af.
2.
S of z? Accijnzen, spiesen [ww.
VD - GB ook: z], dazen
[paardenvlieg],
kousen, pausen, praalhanzen [opschepper,
snoever], balansen, gemzen,
struisen [struisvogels],
lansen, Truzen [aanspreektitel
homo's] en speciaal excuustruzen,
tendensen (ook:
tendenzen), lenzen, sinterklazen,
pelzen en dozen. De in kamelotten [weefsel]
robe [damesjapon]
gehulde refugiee [vluchtelinge,
man: refugié] kreeg te eten uit
een kramakkige (kramakkelige
– gammele – wrak, wrakkemikkig, krakkemikkig, krikkemikkig,
krakemikkig) gamel [etensblijk,
soepketel], waarna zij onwel
werd. Om abstruse [duister,
gewrongen, gezocht] redenen was
hij een weergase [drommelse]
kwajongen, eigenlijk een stuk schoelje (fielt,
schurk, vlegel).
3.
Een escadrille is een groep vliegtuigen, een eskader een smaldeel van
een oorlogsvloot oftewel een squadron en een espadrille een sandaal.
Een vrille is een tolvlucht, een vrimibo (vrijmibo)
een vrijdagmiddagborrel. Met brille [virtuoze
begaafdheid] had hij een
brillantinekop [glanzend
hoofd] en een briljant [zekere
diamant] in zijn zegelring.
4.
Gewone morielje is een zakjeszwam en groeit in loofbossen op
kalkhoudende ondergrond. Manille is een zeker kaartspel, maquillage
is het schminken of de make-up en een polje is een laagte.
5.
Een quadrille is een contradans voor vier personen; een paillet is
een clairet, een lichtrode,
droge wijn. NB clairette slaat op witte
druif of wijn! [kort
– lang = rood – wit – ook: alfabetisch!]
Pluissel komt van pluizen en is plucheachtig, verglaassel komt van
glas en is glazuur.
6.
Het reliquiarium bevatte een reliek oftewel een relikwie
[overblijfsel
gestorvene]. Op quadragesima
[zesde zondag voor
Pasen] werd deze er penages
(behoedzaam)
uitgehaald. De gecheckte cheque was echt. De croquetspelers
[houten stok, bal,
poortjes] aten een
kroket. Als je de etiquette niet
kent, krijg je een ongunstig etiket opgeplakt. De plak koek
veroorzaakte plaque [ook:
plak, VD] op de tanden.
7.
Terwijl de presentator de tekst van zijn autocue [afleespanel,
teleprompter] las, stonden de
biljarters in de queue om te gaan keuen. De foerage [voer,
levensmiddelen] met onder andere
fourrés [koekje
met middenlaag crème] werd
verzorgd door milva's [lid
Milva =
Militaire Vrouwenafdeling - Marva gaat over de marine = Marine Vrouwenafdeling]
met fourragères [schouderkwasten
met koorden op uniformen].
8.
Een quidam [snuiter],
die ook nog querulant [ziekelijk
klager] is, hoeft niet altijd een
quodlibet [mengelmoes,
allerlei] van onzin te debiteren.
Reüsseren [slagen]
leidt tot een réussite [succes].
Een trassant [trekker
van een wissel]
zal meestal trasseren en is dan te traceren [op
te sporen].
9.
Hoe krijg je een uiteraard man(ne)lijk
mannenlijk in den vreemde, ondanks ambtenarendom
en gendarmedom [n/s], hier begraven? De
placide [nerveus,
zenuwachtig] koekepeer [onhandig
persoon] grabbelde in zijn
paperassen naar de gegevens over de kruizemunt
[plant, aarmunt].
10.
Hé poppelepee, mijn poppedeine, mijn snoezepoes,
mijn meizoentje, wat scheelt eraan? Woorden van vreemde herkomst moet
je heel zorgvuldig opschrijven. Denk maar aan: crime passionnel
[passiemoord],
lion(ne)
du jour [held(in)
(leeuw(in))
van de dag], méthode
traditionnelle
[mousserende wijn
buiten de champagnestreek, erbinnen = méthode champenoise],
questionnaire [vragenlijst
enquête] en stationnement
[standplaats
ambtenaren – maar: stationeren].
11.
Andere voorbeelden zijn: aficionado's – bewonderaars, stationeren,
spionnetje en ionen.
'Straten die uitgeven [uitkomen] op de Grote Markt', is een typisch uit het
Frans vertaalde uitdrukking. N of nn? Ananas [vrucht],
rammenas [idem],
canope [lijkvaas
+ n],
menestreel
[=
minstreel], pinakel [torentje,
ook: fiaal, fioel], evennaaste
[medemens],
galonneren [met
galon beleggen], galonnen [het,
de, ook: galons = mv. van een zeker weefsel].
12.
In de Tour de France vind je Tourrenners. Wil je langoest
[hoornkreeft]
of langoustine [kleine
of Noorse kreeft, nieroogkreeft]?
Zijn touristclass en toeristenklasse allebei goed Nederlands? Ja! De
louche [onguur]
leperd [slimmerd]
bekeek het neppertje [antiekhandel:
vervalsing] onder de loep. De
moefti [islamitisch
rechtsgeleerde die het recht heeft om fatwa's uit te vaardigen]
fokte maraboes (maraboet,
kropooievaar) en deed een oekaze
((streng)
hoog bevel) uitgaan, dat daar
geen poelet [soepvlees
– poulet = kip, kuiken] van
gemaakt mocht worden. Ze mochten dus niet in de soep
lopen(!).
In haar pompadoeren
[zekere stof]
rok zat zij op de taboeret [krukje]
tamboerijn [rinkelbom,
kleine handtrom] te spelen samen
met de tambour-maître
[tamboer-majoor]
. Die deed aan jiujitsu [Japans
worstelen, zelfverdediging], maar
of hij daarmee ook een hippopotamus [nijlpaard,
log persoon] aankon?
13.
Een apollinische [lijkend
op Apollo] gestalte is niet
dionysisch [lijkend
op Dionysus], verre van dat. Kan
je een aperçu [kort
overzicht, schets, resumé] maken
van het Bijbelboek Apocalyps(e)?
De chiqueling had een maroquinerie (handel
in marokijnwerk; marokijn = zeker leer).
Papillotten [papiertje
bij dames in het haar] en
superplies [r.-k.:
koorhemd] verkocht hij dus niet.
14.
Equinoctiaal slaat terug op equinox [dag-en-nachtevening]
[ook: equinoxiaal],
equivoque is dubbelzinnig(heid),
laqué is gelakt, een quatern is een
serie van vier nummers in een loterij, een katern
is een deel van een boek, een toque is een dameshoed en toqueren is
schilderen. Veel over zichzelf praten kan ook een middel zijn om
zichzelf te verbergen (Nietzsche).