zondag 21 oktober 2018

1403 Dictee zondag 21 okt 2018 (2): dictee BeNeDictee 2018 nummer 10 √

Dictee - dictees [1403]

BeNeDictee 2018 nummer 10

(auteur: Bert Jansen – 20-10-2018 – Heist-op-den-Berg)

De 67 onderstreepte woorden of woordgroepen moesten worden ingevuld.

Men kan wel dansen, al is het niet met de bruid ... 
[rest spreekwoord moest geraden worden, indien goed: 1 bonuspunt]

1. In dit dicteetje wil ik u – teneinde u de beslommeringen van dit efemere ondermaanse bestaan even te doen vergeten – meenemen in de wereld van het divertissement, meer precies naar de wereld van de dans en de muziek. U voelt nu de bui al hangen en vreest allerlei bizarre dansen, zoals bailefunk, capoeira, de dos-à-dos en de écossaise te moeten neerpennen, maar dat valt reuze mee.

2. De choreografie is de kunst van het noteren van de dansbewegingen (niet te verwarren met de chorografie, de beschrijving van de landstreken en hun uiterlijke gesteldheid); de term is gemunt door een zekere Feuillet, een dansmeester uit Parijs. Het behoeft geen betoog dat de dans an sich veel ouder is. De troglodiet had, getuige tal van inscripties, die we heden ten dage als graffiti zouden betitelen, al een sterke drive om zich in de dans te uiten. Op de wanden in menige grot zijn dansposities afgebeeld die een elasticiteit vereisen waarvoor menig dicteetor, hier verenigd, pootaan moet spelen om die te imiteren.

3. De dansen uit de Gallo-Romaanse tijd laten we hier voor wat ze zijn, en we maken een sprongetje naar de twaalfde eeuw, toen de gigue en de gaillarde hun intrede deden. De eerste, een zeer snelle dans, dankt zijn naam aan het Italiaanse woord voor viool, scilicet 'giga'; de tweede – eveneens van Italiaanse origine – is een levendige renaissancedans die zich na 1400 in Frankrijk verbreidde en populair was in tal van Europese hoven. In de met trompe-l'oeils versierde zalen, gestoffeerd met meubels, zoals gueridons en chiffonnières en een keur aan marqueterie kwam deze uitbundige dans uitstekend tot zijn recht. Het contrast met de sjofele kruip-ins [eigenlijk: kruip-innen] van het Krethi en Plethi buiten de paleismuren, dat niets te makken had, kon niet groter zijn.

4. In de zeventiende eeuw was bij de Franse adel ook de gavotte populair, niet te verwarren met de garrot, want dit in de tijd van Franco populaire moordwerktuig behoort geenszins tot de wereld van het vermaak. Gelukkig heeft de folterpaal nu nog slechts museale waarde.

5. Van een heel ander niveau is de bourree, wat vrij vertaald uit het Frans 'boertig' betekent. Deze dansen hebben dan ook een nogal robuust en ritmisch eenvoudig thema. Ze worden in rijen van paren gedanst en de muziek is in tweekwartsmaat; in driekwartsmaat gedanst, worden het montagnards genoemd. Ook de csardas [VD ook: tsardas] is een parendans die zijn oorsprong vindt in de lage cultuur; de letterlijke betekenis is dan ook 'de dans die men in de herberg danst'. De etymologie van de flamenco is even problematisch als interessant. Eén lezing houdt het op 'van Vlaamse afkomst'; de betekenisontwikkeling van Vlaming naar zigeuner ontstond doordat men dacht dat de zigeuners uit het noorden kwamen. Volgens een andere lezing stamt het woord uit het Arabisch en betekent het 'rondreizende landbouwer'.

6. De dans wordt begeleid door de cajon, een handtrommel zonder vel maar met houten membraan. Dit percussie-instrument is uit armoede ontstaan. Tijdens de lange overtocht naar Zuid-Amerika, niet met een transatlantieker [oceaanstomer] of een snebschuit [snavel], maar met een galjoot, waren meestal geen muziekinstrumenten aan boord, maar wel al dan niet lege kisten. Tegenwoordig wordt zo'n kist vaak gecombineerd met een hihat. De bespeler zit op zijn instrument en bespeelt dat met beide handen, en soms ook zelfs met de hakken. Aan de flamenco is de malagueña verwant, een dans die verwijst naar de mooie vrouw uit Málaga.

7. Denkend aan Spanje, kan ik de merengue niet ongenoemd laten. De dans heeft een valse vriend [false friend], zoals dat in de taalkunde heet, en wel de meringue, het gebakje van stijfgeklopt eiwit en suiker als belangrijkste ingrediënten. Op menige menukaart staat dit niet bepaald [klemtoon op bepaald] caloriearme toetje verkeerd gespeld. Ik mag dan graag, ietwat malicieus, de serveerster vragen om een dansje.

8. Hier moet ik ook – zij het à contrecoeur – de danse macabre noemen, al was het alleen maar omdat deze al eeuwenlang een centrale rol speelt in de westerse cultuur. De mens moet zich steeds bewust zijn van de onvermijdelijke dood. In de schilderkunst wordt dat verbeeld door de dood, ofwel Magere Hein. Deze leidt op menig schilderij de stoet met zijn zeis. Ook in de getijdenboeken ontbreekt de finale dans niet.

9. Tot nu toe bespraken we de dans als emotionele expressie, maar de dans kent ook een spirituele vorm. Daarvoor maken we een reis naar het Verre Oosten, naar Japan, het land van de rijzende zon, om precies te zijn. Wie denkt dan niet ogenblikkelijk aan de Japanse gastvrouw die haar clientèle vermaakt met haar flux de paroles, maar ook met zang en dans. Bijvoorbeeld met de butoh, de zeer gestileerde Japanse dans waarbij de geisha's met witgeschilderde gezichten door middel van bewegingen de cirkelgang van leven en dood uitbeelden. Opvallend zijn haar kunstige pruik en opvallend versierde ripsen kimono of zijden kleed, waaromheen een netsuke geknoopt wordt. De shamisen, een met groot plectrum bespeelde driesnarige luit, is het begeleidingsinstrument van de gastvrouw. Zij is ook degene die de chado, de theeceremonie verzorgt. Ook het kabuki- en notheater [net als nospel] kent voor haar geen geheimen. Geisha's [eerder invulwoord!] werden en worden vaak geassocieerd met prostitutie – in de regel ten onrechte, hoewel het recht van defloratie [ontmaagding] kan worden gekocht.

10. De dans leidde ons de halve mappemonde over, maar omdat wij nu in Heist-op-den-Berg zijn – velen van ons voor het eerst van hun leven – ben ik even in de petite histoire van dit ruim duizend jaar oude dorp gedoken. En in de oude leggers van een lokaal krantje vond ik een pikant verhaal van een lijsje-albedil die haar overbuurvrouw, een van de bijstand levende demi-vierge, wier talenten niet zozeer op het terrein van de boolealgebra lagen, ervan verdacht zich liggende staande te houden – en haar bij de autoriteiten verlinkte. De arme vrouw werd zo de kop van Jut van Heist. Ze werd als lid geroyeerd van de bocciaclub [soort jeu de boules], een zware straf voor iemand die graag jeu-de-boult. Vanachter de persiennes [zonwering – enkelvoud kan ook!] van haar Vinex-woning hield zij haar buuf in de gaten. Het verhaal deed mij denken aan juffrouw Janssen in Vreeswijks lied De nozem en de non. Wat zich precies in de voutenkamer afspeelde, zal wel nooit bekend worden: haar bezoekers zwegen – weinig verrassend – als het spreekwoordelijke graf. Wel werd bewezen dat zij een [in cijfers] 24 uursservice bood. Bij een inval in haar huisje werden vreemde valuta gevonden, zoals nakfa's en birrs, waarvan de herkomst niet verklaard kon worden. Sterkedrank werd er in haar huisje niet gevonden; kennelijk schonk zij haar gasten slechts wijn van Jan Langarm [uit de pomp], water dus. Twee weken op water en brood in het 'rasphuis' [tuchthuis], luidde de strafeis destijds.

11. Enfin, er is nu heel wat afgeluld [VD, lemma af2]. Tijd voor de borrel!

 
 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten