Muziekdictee
Ook dit is een van mijn 856 oefendictees (nummer 070) en een van de weinige complete verhalen. Wel lang …
1. Muziekschrift en notenbalk
Net zoals je bij gesproken taal een neergeschreven vorm nodig hebt, is er een systeem nodig om gespeelde muzieknoten op schrift te stellen. Daar is het muziekschrift op muziekpapier voor. We kijken eerst naar de hedendaagse situatie. Noten – let op: geen stille vennoot, voetnoot, taguanoot, sint-lambert(u)snoot, seksegenoot, kemirinoot, cashew- of cachounoot dan wel areka- of betelnoot – worden op een vijflijnige en bij uitbreiding elflijnige notenbalk genoteerd. Er zijn lange en korte noten. Een hele noot duurt vier tellen en wordt weergegeven door een open rondje, een kop. Een halve noot duurt twee tellen en wordt weergegeven door een open rondje met stok, een kwartnoot duurt één tel en wordt weergegeven door een dicht rondje met stok. De termen achtste noot, de croche, en zestiende noot, de double croche, kunt u zelf wel verklaren. De laatste twee noten krijgen één vlag, respectievelijk twee vlaggen, boven aan de stok. Het ritme is de afwisseling in korte en lange noten. Verticale maatstrepen verdelen de notenbalk in maten. Een maat kan drie tellen duren, de driekwartsmaat, vier tellen, de vierkwartsmaat, twee tellen, de tweekwartsmaat enzovoorts.
2. De toonhoogte wordt met letters aangegeven. Er zitten zeven tonen in een diatonische toonladder, aangegeven met a, b, c, d, e, f en g. Daarna komt weer de a van de (het) eerstvolgende en hogere octaaf, met zeven tonen. Als een orkest speelt, moeten de instrumenten gestemd worden. De toonhoogte 'a' – de concerttoon – behelst 440 trillingen per seconde. De afstand tussen de diverse noten kan een hele of een halve toon zijn. Zo is a – b een hele toon, b – c een halve toon, zijn c – d en d – e hele tonen, is e – f een halve toon en zijn f – g en g – a weer hele tonen. In schema: a 1 b ½ c 1 d 1 e ½ f 1 g 1 a.
3. Op een pianoklavier kun je dat goed zien. De witte toetsen vertegenwoordigen de gewone noten en waar het een hele toon betreft, zitten er nog halve tonen, de zwarte toetsen, tussen. Je kunt een noot een halve toon verhogen. Dat wordt met een kruisteken, een hekje (#), aangegeven. Meer kruisen (kruizen) kan ook: aïs is een met een halve toon verhoogde a en aïsis – met dubbelkruis – een dubbel verhoogde a, in feite een b dus. Verlaagde tonen geven we met een of meer mollen (b) aan. Zo is de bes de verlaagde b en de beses – met dubbelmol – de dubbel verlaagde b en dus in feite de a. Zo is de as de verlaagde a en de ases de dubbel verlaagde a en in feite de g.
4. Overigens moet ook de solmisatie genoemd worden. In de elfde-eeuwse muziek werd het gewoonte om een toonladder aan te geven met do – re – mi – fa – sol – la – si (– do) ter vervanging van c – d – e – f – g – a – b (– c). Daaruit zie je dat een toonladder meestal bij c begint. Voor sol wordt ook wel so gebruikt en voor si ti. De g of de sol is dus de vijfde toon van deze toonladder.
5. Als je in termen van halve noten praat, zie je in bovenstaand schema met de 1'en en de ½'en, dat er eigenlijk vijf extra halve noten zijn: tussen a en b de aïs of de bes, tussen c en d de cis of de des, tussen d en e de dis of de es, tussen f en g de fis of de ges en tussen g en a de gis of as. Op het pianoklavier zie je dus zeven witte en vijf zwarte toetsen, in totaal twaalf. Daarom spreken we ook wel van dodecafonie, twaalftoonsmuziek.
6. Voor aan elke notenbalk staat nog het teken [afbeelding 1] of [afbeelding 2]. Het eerste is de g-sleutel of solsleutel, het tweede de f-sleutel, fasleutel of bassleutel. Als je naar het centrum van de 'krul' van de g-sleutel (de linkse) kijkt, zie je dat die om de tweede lijn (van onder) is gekruld. Dat is precies de lijn waarop de noot g geplaatst wordt. De a staat tussen tweede en derde lijn van onder en de b staat op de derde lijn van onder oftewel de middelste lijn.
7. NB De f
staat tussen de onderste twee lijnen in! De f, die een octaaf hoger is – tel
dat even na – zou op de bovenste lijn van de g-sleutel komen.
afbeelding 1
afbeelding 2
8. De f, die een octaaf lager is, zou met een flink aantal hulplijntjes ver onder de onderste lijn van de balk met de g-sleutel komen. Waarom zou er – er zijn trouwens nog meer van die sleutels! – ook nog een f-sleutel (de rechtse) nodig zijn? Wel, de linkse notenbalk met de g-sleutel bevat de noten die dagelijks het meest bij zingen, pianospel, etc. gebruikt worden. Als je muziekstukken hebt met veel heel hoge noten, dan zouden die allemaal ver boven de vijfstreepsnotenbalk met de g-sleutel komen. Heb je daarentegen veel heel lage noten, dan komen die noten met hulplijntjes ver onder de onderste lijn van de balk met g-sleutel.
afbeelding 1
afbeelding 2
8. De f, die een octaaf lager is, zou met een flink aantal hulplijntjes ver onder de onderste lijn van de balk met de g-sleutel komen. Waarom zou er – er zijn trouwens nog meer van die sleutels! – ook nog een f-sleutel (de rechtse) nodig zijn? Wel, de linkse notenbalk met de g-sleutel bevat de noten die dagelijks het meest bij zingen, pianospel, etc. gebruikt worden. Als je muziekstukken hebt met veel heel hoge noten, dan zouden die allemaal ver boven de vijfstreepsnotenbalk met de g-sleutel komen. Heb je daarentegen veel heel lage noten, dan komen die noten met hulplijntjes ver onder de onderste lijn van de balk met g-sleutel.
9. En voor die lage noten hebben we de f-sleutel. De gewone f zit bij de g-sleutel nogal onderaan de notenbalk (zoals gezegd, tussen de onderste twee lijnen). Bij de f-sleutel zit die f – toch al een octaaf lager – redelijk boven aan de notenbalk. Kijk naar de rechtse figuur. De 'druppel' van het teken op die balk staat op de lijn tussen de twee stippen en dat is waar die f – met een veel lagere toon – toch nog hoger op de notenbalk met f-sleutel, namelijk op de vierde lijn van onderen, dus de eerste van boven, geplaatst wordt. Genoeg over toonladders oftewel echelles!
10. Bij het noteren van muziek in notenschrift kan ook een groot aantal 'aantekeningen' gemaakt worden, waaronder de volgende met betrekking tot hard en zacht: p [pee] voor zacht, piano, pp [pee-pee] voor zeer zacht, pianissimo, en ppp [pee-pee-pee] voor uiterst zacht, pianississimo. Zo staat m.f. [èhm-èhf] voor mezzo forte en sfz.
[èhs-èhf-zèht] voor sforzando, hard beginnen en meteen zachter worden, dus één enkele toon versterkend. Het kleinerdanteken (<) wordt gebruikt voor crescendo, harder worden, het groterdanteken (>) voor diminuendo, zachter worden.
11. Aanwijzingen
Ook kunnen aanwijzingen gegeven worden voor het tempo: snel of langzaam. Van de daarbij behorende termen noemen we: largo, lento, adagio en grave, de langzame tempi met 40 tot 60 kwartnoten in de minuut. Larghetto, andante en andantino hebben er 60 tot 90 per minuut. De matig snelle tempi zijn allegretto, moderato en allegro moderato met 90 tot 120 kwartnoten per minuut. Allegro, allegro con spirito en allegro con brio hebben er 120 tot 168 per minuut. De vijfde en laatste categorie met zeer snelle tempi heeft 168 tot 208 kwartnoten in de minuut. Die tempi zijn: allegro vivace, allegro assai, presto, prestissimo en veloce – vliegensvlug. Bij overgangen betekent ritenuto vertragen, accelerando versnellen en stringendo sneller en sterker worden. Ook voor het karakter, het gevoel waarmee gespeeld wordt, kan men aanwijzingen geven: agitato is opgewonden, gejaagd, brillante is schitterend, con brio is met vuur, cantabile is zangerig, dolce is lief(e)lijk, funebre is treurig of somber, giocoso is grappig, schertsend en pastorale is herderlijk, landelijk, bucolisch.
12. Maar dan zijn we er nog lang niet. Vivo is levendig, staccato is met afgebroken noten voordragen, spirituoso is met geestdrift, spiccato is met springende stok, sostenuto is gedragen, vigoroso is met vuur, smorzando is wegstervend, retardando is vertragend, recitando is half zingend, half sprekend, più forte is harder, krachtiger, ritardando is inhoudend, parlando is meer sprekend dan zingend, quieto is rustig, kalm, pomposo is statig, deftig, glissando is glijdend, non-vibrato is zonder trilling, perdendosi is langzaam afnemend, patetico is met hartstocht, maestoso is met waardigheid, troppo is te veel, te erg, (ma) non troppo, niet te veel, niet te erg, triste is droevig, tranquillo is rustig, kalm, bedaard, lusingando is vloeiend, vivace is opgewekt en grazioso is bevallig. Zo zou je bijna vergeten dat een virga een staartnoot is, dat de afkorting v.p. [vee-pee] volti preste betekent, sla spoedig de bladzijde om, net zoals v.s. [vee-èhs], dat staat voor volti subito. De betekenis van u.c. [uu-see], una corda, is op één snaar. Dan zijn er nog de nodige herhalingstekens zoals d.c. [dee-see], dat da capo betekent, al fine, dat van voren af aan tot het einde betekent en d.s. [dee-èhs], dal segno, dat herhalen vanaf dit teken [afbeelding 3] betekent. Het teken voor d.c. is overigens [afbeelding 4].
afbeelding 3
afbeelding 4
13. Om dit
gedeelte af te sluiten nog dit: dolendo is klagend, con spirito is met
geestdrift, col legno is met het hout van de strijkstok, à gogo is
ononderbroken, appassionato is hartstochtelijk en à vue is zonder instuderen. Het voert in
een niet-specialistisch dictee als dit te ver om uit te leggen wat kleine en grote terts inhouden. Toch kom je die termen vaak tegen. Een
muziekstuk is geschreven in F grote terts, F-majeur of F-groot, dan wel in c
kleine terts, c-mineur of c-klein enzovoort(s). De durtoonschaal slaat op majeur: een stuk kan staan in
A-dur. Tegenover dur staat mol.
14. De klassieke muziek
Om muziek te maken, te componeren, heb je bovenstaande kennis hard nodig. Muziek is al zo oud als Methusalem, de weg naar Rome of die naar Kralingen. Uit de oudheid tot pakweg 500 is weinig bewaard gebleven. Vanuit de vroege middeleeuwen tot 1000 moet vooral de kerkmuziek en in het bijzonder de gregoriaanse muziek worden vermeld. In de rest van de middeleeuwen tot 1450 werd de polyfone, veelstemmige, muziek ontwikkeld. Van toen bekende muziekvormen zijn de ambrosiaanse gezangen, het organum, het motet, de ballade, het madrigaal en de caccia, een muziekstuk waarin een jachtscène wordt uitgebeeld. In de renaissance van 1450 tot 1600 werden onder andere strikte regels voor consonantie – het goed samenklinken – en dissonantie – onwelluidendheid – ontwikkeld. Bij de barokmuziek van 1600 tot 1750 doen de monodie met de basso continuo, de harmonie en daarmee de cadensen en de strijk- en blaasinstrumenten hun intrede.
14. De klassieke muziek
Om muziek te maken, te componeren, heb je bovenstaande kennis hard nodig. Muziek is al zo oud als Methusalem, de weg naar Rome of die naar Kralingen. Uit de oudheid tot pakweg 500 is weinig bewaard gebleven. Vanuit de vroege middeleeuwen tot 1000 moet vooral de kerkmuziek en in het bijzonder de gregoriaanse muziek worden vermeld. In de rest van de middeleeuwen tot 1450 werd de polyfone, veelstemmige, muziek ontwikkeld. Van toen bekende muziekvormen zijn de ambrosiaanse gezangen, het organum, het motet, de ballade, het madrigaal en de caccia, een muziekstuk waarin een jachtscène wordt uitgebeeld. In de renaissance van 1450 tot 1600 werden onder andere strikte regels voor consonantie – het goed samenklinken – en dissonantie – onwelluidendheid – ontwikkeld. Bij de barokmuziek van 1600 tot 1750 doen de monodie met de basso continuo, de harmonie en daarmee de cadensen en de strijk- en blaasinstrumenten hun intrede.
15. Tijdens het classicisme ontstaan de tekens voor dynamiek zoals de p [pee] (piano) voor zacht en de f [èhf] (forte) voor luid. De pianoforte rukt op als voorloper van de piano en de sonatevorm, het symfonieorkest en het strijkkwartet doen hun intrede. De romantiek (1810-1910) kenmerkt zich door steeds uitgebreidere composities, steeds grotere orkesten, meer en betere muziekinstrumenten en steeds complexer harmonische ontwikkelingen. Van de klassieke muziek uit de twintigste eeuw vallen te melden het impressionisme, het futurisme, de neoromantiek en het neoclassicisme, de dodecafonie, de musique concrète, het serialisme, de microtonale muziek, de aleatorische muziek en de minimale muziek of minimal music. De eigentijdse klassieke muziek wordt geacht te lopen van 1975 tot heden. Cello-etude, aria en piano-etude zijn voorbeelden van muziekstukken. De sinfonietta is een klein broertje of zusje van de symfonie.
16. Muziek van toen en nu
De muziek van de laatste vijftig, zestig jaar wordt ook wel pop genoemd. Van de grote verscheidenheid daarin geven we met veel andere muziek – ook die uit oude tijden – rijp en groen een vrij willekeurige en ongeordende potpourri. Klezmorim spelen klezmer, de traditionele Joodse muziek. Zydecospelers vertolken volksmuziek van bij de Mississippi. De verzamelnaam voor r&b [ahr-èhn-bie], reggae, hiphop en funk is urban. Tex-mexmuziek is van Texaans-Mexicaanse oorsprong. Soukous is een muziekstijl met Cubaanse ritmes en Afrikaanse gitaarloopjes. Cubaanse muziek met West-Afrikaanse elementen heet ook wel son. Softpop is een voorbeeld van soft music, soca staat voor soul en calypso. Ska is ontstaan uit Jamaicaanse muziek, jazz en rhythm-and-blues. De sicilienne is een muziekstuk bij de Spaanse herdersdans, de kwaito is Zuid-Afrikaanse dansmuziek, kawina is creools-Surinaamse dansmuziek, net zoals kaseko. Schrammelmuziek komt uit Oostenrijk en schmalz is sentimentele muziek.
17. Scat is improviserend zingen bij de bebopjazz met als voorbeeld 'heybaberiebah'. Rockabilly is een combinatie van rock en
country-and-westernmuziek. Requiem is muziek bij een requiemmis, dus weer eens iets anders dan jitterbug en jivemuziek. Rebetika is melancholieke, Griekse volksmuziek en rai is Algerijnse bedoeïenenmuziek. Er bestaat muzikale prozac, muziek die de stemming gunstig beïnvloedt. Praise is opgewekte christelijke muziek en hillbillymuziek is countrymuziek. Je hebt heavy metal en hardtrance. Plingplong is experimentele muziek, iets anders dan merseybeat en mellow house.
18. Muzak is behangmuziek en moma is een Kaapverdische muziekstijl. Middle-of-the-roadmuziek is pretentieloos, mbalax is een muziekstijl uit Senegal en lingala is volksmuziek uit Congo. We kennen latin rock, gothic, en gnawa, een Noord-Afrikaanse muziekstijl. De gavotte is een muziekstuk in tweedelige maatsoort en freestyle is improviserend. Bij flamencomuziek horen gitaar en castagnetten, entr'actemuziek is iets heel anders. Drum-'n-bass is popmuziek. Verder heb je jungle, stonerrock, cold wave uit de jaren 1975-'80, new wave en close harmony. Je kunt chillen met chill-out, dat is rustige muziek, terwijl charivari ketelmuziek is. Uit de Bijbel kennen we het Hooglied, het Canticum Canticorum. Cajunmuziek is folkloristische muziek, cabarock is rockmuziek met cabareteske teksten. De bourree is een snelle rondedans uit de Auvergne met bijbehorende muziek.
19. De bhangra is een Aziatische muziekstijl, de tropicalia een Braziliaanse. Je hebt beiaardmuziek, maar batucada is opzwepende Braziliaanse dansmuziek. Arrenbie, r&b [ahr-èhn-bie], ambient en housemuziek zijn ingeburgerde begrippen. Kun je daar ook een Edison mee winnen? Niet zo bekende muziek is alt.country (alternative country). Emocore lijkt op hardcore en softcore. Zou Eskimomuziek ook swingmuziek zijn? Oi is een uit de punk voortgekomen muziekstijl van de skinheads. Kent u skifflemuziek en hiphopmuziek, krontjongmuziek, synthesizermuziek? Op bluesgebied is ook het nodige te beleven: chicagoblues, bluesrock, countryblues, deltablues, mississippideltablues, rhythm-and-blues en talking blues. Technohouse is elektronische housemuziek. We besluiten met een lijst van allerlei op elkaar lijkende genres: acid jazz, acid house, shockrock, rootsrock en postrock, jazzrock, neopunk, folkpop, afrobeat, swingbeat, nederbeat, discobeat, dansbeat, breakbeat, backbeat, afterbeat, sweetjazz, popjazz, rockjazz, jazzrock, jazzfunk, hotjazz, freejazz, etnojazz, afrojazz, cooljazz en funkrock.
20. Muziekinstrumenten
Als je jezelf niet tot zingen of neuriën beperkt, heb je meestal een muziekinstrument nodig om te musiceren. Een vocalise is trouwens een zangoefening op een klinker of op 'la'. Je kunt ook passief muziek bedrijven door naar een vauxhall, een tuin voor muziekconcerten, of een concours te gaan, een taptoe of een symfonie – een veelstemmig muziekstuk met als antoniem kakofonie – te beluisteren, een aapjesorkest te bezien of een soirée musicale te bezoeken. Maar daar gaan we niet van uit, u gaat zelf spelen. U volstaat niet met luisteren naar een mp3-speler.
21. Er zijn instrumenten te kust en te keur. We beginnen met de snaarinstrumenten. De piano komt straks apart. Maar we hebben ook de citer en de harp, het klavichord, het oudste snaarinstrument met toetsen, de monochord, een oud eensnarig instrument en de pentafoon, een vijfsnarig instrument. De teorbe is een basluit, de psalter een dertiensnarige harp, de koto komt uit Japan, de bouzouki is Grieks, de balalaika is een Russisch snaarinstrument, de baglama is van Turkse komaf met drie snaren en een kantele is een halsloze citer. Een cimbalom is een grote citer. Een wahwahgitaar werkt met een wahwahpedaal en maakt vooral pop- en rockmuziek. Een slideguitar (slidegitaar) wordt gebruikt bij hawaïmuziek.
22. De viool – bijvoorbeeld de barokviool – is een bekend strijkinstrument. In deze categorie valt ook de cremona, een soort van viool, in Cremona gemaakt. We kennen de violon d'Ingres, de gamba of viola da gamba, een knieviool, vermontevioleparken hoort niet in dit rijtje thuis, de viola of viola da braccio en een altviool. De vedel is een middeleeuwse voorloper van de viool, de rebab is een tweesnarige viool uit Indië, de pochette is een zakviooltje en een viool wordt ook wel klaaghout of jammerhout genoemd. Voor wie amuzikaal is, is de vraag: "Wat is lelijker dan één viool?" Antwoord: twee violen! Een kemenche is een Turkse schootviool, op een viool zit een g-snaar, maar de kwint is de hoogste en dunste vioolsnaar. Een goezla is een eensnarige viool, op een viool kun je fiedelen, maar ook een viooletude spelen. Een erhu is een tweesnarige Chinese viool en colofonium is vioolhars om de haren van een strijkstok mee te harsen. De cello, ook wel violoncello of violoncel genoemd, is gestemd tussen de altviool en de contrabas in. De bratsch is een driesnarige altviool, ook wel zigeunerviool genoemd. Er zijn naast barokviolen ook Amati's. Als je alleen speelt, is een violino principale oftewel soloviool wel plezierig, maar als je een strad of Stradivarius bezit, ben je natuurlijk helemaal spekkoper.
23. Arpeggione, octobas, polychord en rebec zijn strijkinstrumenten, net zoals sordino, de vedel, de knieviool en de viola d'amore uit de violafamilie. Een sarangi is een Voor-Indische viool.
24. De piano is een veel bespeeld instrument. De mbira is een Zimbabw(e)aans muziekinstrument, ook wel duimpiano, kafferpiano of lamellofoon geheten. De spinet is een voorloper van de piano. Kent u de honkytonkpiano en de boogiewoogiepiano? De piano stamt af van de pianoforte. Een mechanische piano wordt ook wel een tingeltangel of pianola genoemd en op een oude, ontstemde piano, een rammelkast, kun je t(j)ingelen. Een vis-à-vis is een dubbel klavecimbel.
25. De vaardigheid om een blaasinstrument te bespelen heet embouchure. Bij die blaasinstrumenten is er keuze te over: de helicon, een cirkelvormig gebouwde contrabastuba voor militaire muziek, de ocarina, het organum, de oboe d'amore, een lager gestemde hobo, de schalmei met dubbelriet, de sarrusofoon, de piston (van koper), de cornet-à-pistons, de ophicleïde, een voorloper van de tuba, de kornet, een hoog koperen blaasinstrument, de fagot en het eufonium. De dulciaan is een blaasinstrument uit de renaissance. De Aboriginals bliezen en blazen op een didgeridoo. Een calandrone is een houten blaasinstrument met twee kleppen, een Italiaanse schalmei. Een gewone schalmei werkt met een dubbelriet. Een aulos is een schalmei uit de Griekse oudheid.
26. Het orgel kent vele varianten. Denk maar aan een hammondorgel. Een gewoon orgel heeft orgelregisters of orgelstemmen: vox humana en vox angelica, tremulant, tremolo, balgregister, bourdon, dulciaan, cimbaal, fagotregister, fluitregister, gamba, hobo, klarinet, kromhoorn, mixtuur en musette, neusregister, octaaf, quintadeen, regaal, salicionaal, spitsfluit, trechterregaal, trombone, trompet(register), veldfluit, viola, vioolregister en vulstem. Je hebt draaiorgels en een pierement is een groot straatorgel.
27. Van de slaginstrumenten noemen we de pauk of keteltrom. De guiro is een klein instrument. De kalebas en de kendang vinden we bij de gamelan. Verder kennen we de logdrum, de xylofoon en de cinellen, kleine koperen bekkens. De tombak is een grote Iraanse vaastrommel. De bespeler van een slaginstrument heet slagwerker of percussionist.
28. Bij de diversen noteren we de an(g)klo(e)ng (g en e beide wel of niet), een Soendanees instrument met bamboepijpen. De accordeon heeft een blaasbalg en metalen tongen. De harmonica heeft onder meer twee toetsenborden en een balg. De mellotron is een elektrisch muziekinstrument en de rasp komt uit Zuid-Amerika. De synthesizer kent u, de valiha komt uit Madagaskar, de bonang is een slaginstrument bij de gamelan, bestaande uit kleine gongs op een rek. De clave bestaat uit twee hardhouten staafjes. De volgende mededelingen passen ook wel binnen 'diversen'. Vogueing is het aannemen van poses op dansmuziek. Tae-bo is conditietraining op muziek.
29. Zouk is dansmuziek, bestaande uit een creoolse mix van Afrikaanse gitaarstijlen, Caraïbische pop en Amerikaanse funk. Streetrave is een demonstratie met muziek of zang. Worship is een stroming binnen de gospelmuziek, waarbij de aanbidding centraal staat. Een winti is een bovennatuurlijk wezen dat met sterk ritmische muziek kan worden opgeroepen. Western is populaire muziek uit het westen van de VS [vee-èhs]. Het coloriet is de kleurschakering van muziek.
30. Ken uw trappen van vergelijking: ondermeer, ondermeest, ondermeester…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten