Dictee – dictees [3183]
BeNeDictee 2023-02
De 73 woorden en woordgroepen in vet moesten worden ingevuld.
Commentaar in blauw. Rood: sommige (domme) fouten van Rein.
Familiair idiolect (auteur: Jeroen van Heemskerck Düker)
1.
In lijn met de autobiografische trend in de BeNeDictees, zou ik dit
keer mijn illustere wapenfeiten moeten roemen en 1terzelfder
tijd
[ter
zelfdertijd was niet zo handig … wel, andere uitspraak: tezelfdertijd]
mijn echecs volop erkennen. Maar zo’n 2jantje-rechtuit
[is
openhartig]
ben ik niet. Om toch kwansuis te voldoen aan de eisen van het moderne
huiskamerdictee, 3weid
ik
voor de niet-ingewijden uit
[ww. uitweiden] over enkele verwanten die dankzij mijn
4sibbenkundige
[=
genealogie + vrouwelijke lijnen - sibbe = clan, + n]
liefhebberij wat dichterbij zijn gekomen.
2.
Om 5dicht
bij huis
te
beginnen: mijn vader was een gedisciplineerde werker, maar ook een
charmante 6donjuan
[vrouwenversierder],
die in dit 7MeTootijdperk
[vgl.
me-too-effect
= iets heel anders]
geen
leven zou hebben gehad. Zijn persoonlijke
8normen-en-waardenpatroon
[uitzondering:
vaste uitdrukking - verder: waarde + n/s!]
stond
hem toe het tijdens zijn huwelijk aan te leggen met een sliert hete
klitsen, inclusief de 9karonje
[feeks]
die na de onvermijdelijke scheiding kortstondig zijn tweede vrouw
werd. Doorlopend
10eisjedies
gaan
[overspel
plegen]
had hij niet van een vreemde: hij was amper twee jaar oud toen zijn
vader eega en kroost de deur van zijn Hilversumse villa wees ten
gunste van een weduwe met een 11kekke
[vlot,
modern]
ku
[achterwerk]
en een riante hoeveelheid 12flippes
[Bargoens:
geld].
3.
Die opa, zoon van de eerste Hilversumse apotheker, leefde graag op
grote voet. Hij was het type dat bij een diner de 13blanc
de noirs
[witte
wijn van blauwe druiven - zelfde mv.]
zou terugsturen omdat hij 14geruid
[teruggaan
van de wijn door het slechter worden van het fusthout]
zou zijn, zo’n man die de gerant uitlegt dat de appels niet goed
15gebrijd
[door
het koken tot brij, moes worden]
zijn of dat het bier te veel 16scharlei
[muskaatsalie,
specerij voor wijn en bier]
bevat. In zijn dorp verplaatste hij zich nimmer met 17Jan
Bil z’n wagen [benenwagen,
te voet],
maar uitsluitend per automobiel, een felrode Overland met open dak.
Jan Herman kwam voort uit een lange lijn 18net-nietpatriciërs
die
er een sport van maakten zo gunstig mogelijk te trouwen binnen de
kleine kring van remonstranten. Trouwlustige heren binnen de inner
circle
vroegen
19acces
[toestemming
om met een meisje te verkeren],
20prachten
[prachen
= smeken, vleien]
hun 21fiancee
[verloofde,
vr.,
ée
was een blunder]
– niet zelden hun nicht – om een kusje, en de bruiloft was al
zowat geregeld. Er gaat veel 22gevlij
in
een zakje [ook:
in ‘t gevlij komen, verder alles: gevlei]!
4.
Dat remonstrantse milieu bestond uit notarissen, dominees en
23doorgefourneerde
[verschaffen, doorgaan
met betalen]
handelslieden, die allen goed voor zichzelf zorgden, maar ook het
24toynbeewerk
[onder
de arbeiders]
niet schuwden. Zo stichtte mijn 25overoudoom
[oom
van grootvader of grootmoeder]
Gijs Zwartendijk in Egmond aan Zee een vakantiekolonie voor
26kadavereuze
[ingevallen
en bleek,
de
c was een blunder]
stadsjochies, die daar gratis konden profiteren van de gezonde
zeelucht en aansterken op een dieet van 27jan-in-de-zak
[au
bain-marie bereide koek],
28oudewijven
[soort
gekruide koek]
en 29hijlikmakers
[heiligmaker,
koek bij bruiloften, de
y was een blunder].
Vermaak
werd de kinderen ook volop geboden. Je ziet de bleekneusjes, hun
tanden
30grieks
en dwars
[schots
en scheef]
in de mond, al 31joechelen
[uitgelaten
lachen, joechjachen]
voor de ronzebons
[draagbare
poppenkast],
waar Jan Klaassen zijn 32heibeiende
[tieren,
schelden]
Katrien de 33pochel
[huid]
vol scheldt
[aaneen:
blunder, goed in de lijsten].
Voor de 34bedorvendansen
[verwende
kinderen]
in eigen kring was zo’n kuurtje aan de kust natuurlijk overbodig.
Ook de studerende adolescenten bleven 35mama’s-kindjes
[moederskindjes];
zij waren nog regelmatig in het 36thuisthuis
[ouderlijke
woning van studenten]
te vinden, waar de 37dame-huishoudster
[bestuurt
voor de huisvrouw het huishouden]
hen flink in de watten legde.
5.
Petrus G. Duker, broer van mijn 38oudgrootvader,
bevond zich aan de rand van die kring. Duker, zoals zelfs zijn vrouw
hem noemde, paarde 39bonhomie
[wellevendheid]
aan 40bovarysme
[jezelf
anders zien dan je in werkelijkheid bent, naar het boek ‘Madame
Bovary’ van Gustave Flaubert].
Hij zag zichzelf graag als de erudiete gentleman 41kat’
exochen [bij
uitstek, per definitie]:
minzaam converserend in zijn 42crapaudje
[lage,
ronde, overal beklede leunstoel],
met een goed glas 43brouilly
[een
zekere beaujolais]
binnen handbereik op de 44bonheur-du-jour [mv. s]
[salonkastje
= ook bonheur - mv. + s].
In werkelijkheid was hij voortdurend op reis – op het land in een
gammele 45droschke
[open
rijtuig, vigilante],
op zee per 46galjas
[klein
koopvaardijschip]
of 47barkentijn
[koopvaardijschip]
–
om
zijn pecuniaire belangen veilig
te stellen. In zijn brieven schept hij als een 48jan
van een bram
[geweldige
opschepper]
op over de wijze waarop hij als 49raad-fiscaal
[vgl.
advocaat-fiscaal en procureur-fiscaal]
in Demerary hardhandig een slavenopstand wist te onderdrukken. Het
meest in zijn nopjes was hij met de beloning van de WIC, ruim
vierduizend 50Rijnse
gulden [was
er niet meer ten tijde van de WIC … (:-))].
Hij was al 56 toen hij de schatrijke plantersdochter Antje Boode
huwde en financieel 51boven
Jan
[binnen
zijn, zijn schaapjes op het droge hebben]
raakte.
6.
De samenleving 52van
moederskant
ziet
er totaal anders uit. Stokdoof voor 53Gods
Woord,
[de
Bijbel – qua inhoud]
sappelend op de bok van een 54brougham
[vierwielig
gesloten rijtuig, 1 paard]
of als havenarbeider aan de 55sjarriewarrie
[gereedschap
havenarbeiders]
probeerde moeders voorgeslacht de eindjes aan elkaar te knopen. Dat
was niet eenvoudig, 56janoom
[=
Ome Jan = de lommerd; oom Jan = Jan oom = familie]
was
de beste vriend van deze sappelaars. Oma’s vader Jan Spanjer, telg
uit een lange reeks arbeiders in Purmerend, schuimde de zeven zeeën
af – eerst als 57bakszeuntje
[jongste
matroos, haalt voedsel voor de bak = houten balie met voedsel van de
kok],
later als 58kok-in-’t-ruim
[matroos,
die de vleet, de netten, in het ruim brengt - mv. koks]
en
ten slotte als schiegast. Gewend aan de ene 59schootaan
[ook:
schootan: borrel voor de maaltijd]
na de andere aan boord, verzoop hij na een maandenlange zeereis
steevast zijn loon in de 60kabanes [mv. en]
[kroeg,
kabanes maken = drukte].
Zat als een 61zwitser
[(Zwitserse)
huursoldaat]
zwalkte hij dan aan de arm van zijn dochter naar huis. Maar eenmaal
aan vaste wal, zwoer hij de 62pait
[borrel]
af en pas als 90-jarige ging Jan broodnuchter naar
63kapitein
Jas [overlijden].
7.
Opa’s voorouders, de Röriks, waren in 1830 als 64hannekemaaiers
[gastarbeider
om gras te maaien]
op een 65strowis
vanuit
Westfalen in de hoofdstad aan komen drijven [arm
en berooid aankomen].
Rond 1910 stortte overgrootvader Hendrik zich vol vuur op de
socialistische strijd. Autoritaire 66bolleboffen
[grote
meneer]
konden hem
67de
bout hachelen [eten,
ook: achelen, naggelen, je mening interesseert me totaal niet! –
bout = uitwerpselen],
maar
de hardwerkende 68rijswerker
[met
rijs, rijshout]
kon op zijn steun rekenen. De bovenbazen flink de oren wassen was
voor de vakbondsman, zoon van een 69adje
[Bargoens:
politieagent],
dagelijkse kost. Helaas waren de Röriks genetisch behept met aanleg
voor tbc, waardoor ook Hendrik al na 42 jaar 70van
de gard ging [sterven].
Reden genoeg voor de naneven zich vlak voor de oorlog, lang voor de
71Vinex-immigranten,
in Hilversum te vestigen, waar de lucht schoon was.
8. Zo kwamen de twee werelden bijeen in één ouderpaar: de kleindochter van de Amsterdamse 72sociaaldemocraat viel voor de kleinzoon van de Hilversumse 73antipyretischepillendraaier [drieledige samenstelling: ((antipyretische + pillen) + draaier)] en baarde drie zonen, van wie de middelste u vandaag dit oud-Hollandse overzichtje meende te moeten voorleggen.
Rein: 15 fouten, waarvan minstens 5 blunders.