Dictee - dictees [1756]
[Juweeltje, nummering uit
Dossier 2018 – in wording]
Dictee 041
Hondsmoeilijke zaken (auteur: Rein Leentfaar, met dimcertificaat)
1. Mijn
genant [ook: genan, naamgenoot met voor- of
doopnaam] Rein was mijn oomszoon. Die oom was zelf een fils de famille [zoon van goeden huize], zeg maar gerust: fils à
papa [rijkeluiszoontje]. Toen Rein de
gênante [pijnlijk, beschamend] wens uitte om
van mijn persoon voor zijn dies natalis ['verjaardag'
– stichtingsdag] een hond te krijgen, gingen mijn gedachten eerst uit
naar elke zoon van het Hemelse Rijk [Chinees] die aan de Zoon des hemels [keizer van China] eerbiedige deferentie [achting, eerbied, ontzag] verschuldigd is, alsmede
hormat [eerbetoon, passende eerbied] aan een
Indonesische meerdere. Die mag beslist niet illotis pedibus et manibus ingredi =
zonder de vereiste eerbied binnenkomen. Hij betoonde veel egards [bewijs van achting], een vriendelijk nijgen [buigen], pace tanti
nominis = pace tanti viri [met alle verschuldigde eerbied (uitgesproken)]. Om
wat dichter bij huis te blijven: die genant was ook zoon der Kerk (een katholiek). En passant (terloops) noem ik verder nog: Tells zoon [Wilhelm Tell, pijl, zoon met appel op hoofd], de
Allergetrouwste Zoon der Kerk [eretitel van de voormalige
Portugese koningen, door paus Benedictus XIV in 1748 verleend], de Zoon
des Mensen [Christus], een Franse dauphin [kroonprins, 1349 tot aan 1830], het enfant prodigue
(Bijbeltaal – verloren zoon), een hoerenzoon
[buitenechtelijk], een Fortunae filius (gelukskind, zondagskind), tel père, tel fils (zo vader, zo zoon), tu quoque, fili mi (ook gij, mijn zoon – et tu, Brute) en (VD!) een politikon zoön (=
zoön politikon = sociaal dier!), maar wel policor en (BE) poco [politiek
correct].
2. Enfin,
hij wilde dus een hond (Canis familiaris).
Van het zoeken ben ik hondsmoe geworden. Eerst naar het katten- en hondenasiel
geweest. Daar wezen ze op de Trekhondenwet, voor het geval ik ... Ook daar
kreeg ik het laatste man-bijt-hondnieuws en weet ik inmiddels dat perichondritis
(!) kraakbeenvliesontsteking is, dat ze ook
nog een
sint-bernardshond en een rijst-met-krentenhond (dalmatiër of dalmatiner of
Dalmatische hond) voor me hadden, een puckhond [mopshond],
een Appenzeller of Berner sennenhond, een niet-zieke rode hond, dat de Jachthonden
[sterrenbeeld] hier soms op het noordelijk
halfrond wel te zien is, evenals de Kleine Hond, maar de Hondsster, Sirius,
onderdeel van de Grote Hond niet [zuidelijk
halfrond!]. De hyena- of steppehond hadden ze niet, net zo min als
honderd-en-een andere honden. Ook een eskimohond, blindengeleidehond en
alpenhond (dhole) konden ze niet leveren,
laat staan een bulhond, buldog of christenhond [scheldnaam].
3. Ik heb
ik-weet-niet-hoeveel species (speciën - soorten)
bekeken: de basset als jachthond, de beauceron [herdershond]
uit Midden-Frankrijk, de boerenfox [gladharig,
niet-erkend ras] en de boxer [lijkt op
buldog]. Ook menige brak (drijfhond)
passeerde de revue: denk maar aan de braque d'Auvergne en de braque ariégeois.
De bul- en de pitbullterriër vormen een hoofdstuk apart. Van de Deense, Duitse
en Ulmer dog bevallen mij de oren niet. Wel mooi vond ik de elandhond, kruising
tussen kees- en poolhond. Die kleine jack russells, bijgenaamd
jackrussellterriërs, konden mij ook bekoren. Ook de labrador-retriever [kruising] scoorde hoog. Een mastino (napoletano) [grote Italiaanse
vechthond] leek me niks. Pur sang honden zijn rein en raszuiver. Er is
contact geweest met Samojeden over een samojeed. Een door mij gezien
vlinderhondje kon het goed vinden met een vosbelg [voskleurig
paard van Belgisch ras]. De whippets [klein,
kortharig] waren wel in voor een wipje. En de hazewind blonk weer uit door zijn snelheid.
4. Maar
natuurlijk, dat was het: een chihuahuaatje [kleine
hond, korte pootjes, Mexico]! Een levensecht handtas-, mini- of
schoothondje dus. Het had evengoed een
dwergpinchertje of een boomer (kruising van
bijvoorbeeld een chihuahua en een maltezer) kunnen zijn. Dus geen
bolognezer of Bolognezer hond, noch een Mexicaanse hond: dat is helemaal geen
hond [maar het geluid van een genererend radiotoestel!].
Ook een vliegende hond (kalong) is geen
hond, maar een vleermuis. Voordat ik mijn aanwinst met 20 eurobiljetten (twintigeurobiljetten – series van twintig euromunten)
betaalde, heb ik toch nog maar een blik in de Dikke Van Dale geworpen: een
angstbijter, apporte (bevel aan hond – haal, breng
hier!), een bastaardhond (een
niet-raszuivere hond), een bouvier [Vlaamse
koehond] , een cairnterriër [kleine Schotse
jachthond], cave canem (pas op voor de
hond!), Cerberus of Kerberus (de Helhond),
een corgi [hond met korte poten, Wales] op
een cynodroom (hondenrenbaan), een Finse
harrier [brak of lopende – geen staande dus – hond
voor de hazenjacht], een hasjhond [spoort
hasjiesj op], een hondstrouwe hond, een Schotse collie of lassie [langharig, Schotse herdershond], kynofobie (angst voor honden), kynologie = kennis van (het fokken van) rashonden, de Mexicaanse en de Chinese
naakthond, een pointer [gladharige staande hond
voor de korte jacht], een Rhodesian ridgeback (leeuwhond,
pronkrug), rottweiler [kortharig,
politiehond], savannevos [wilde hond in
beboste streken], setter [langharige Ierse
of Engelse staande hond], sledehond, schnauzer [middelgrote,
ruwharige hond, met spitse (gecoupeerde) oren en korte (gecoupeerde) staart], spaniël [ook:
épagneul, afhangende oren], stabij (Friese
staande hond), een woefwoef (kindertaal)
en een zwartblaffer of -poeper [geen
hondenbelasting betaald].