Scholierendictee Winterswijk 2015
De Iepenstraat in enkele fragmenten (samensteller: Bernhard Harfsterkamp)
1. En dan loop ik, vijfenveertig ellendige jaren oud, inmiddels wonend in een ver land met andere wegen en andere huizen, weer door het straatje en voorbij het huis waar ik de eerste zestien jaar van mijn leven heb gewoond, het Iepenstraatje, en ik knipper met mijn ogen omdat ik zie hoe klein het straatje is, wat zijn de ramen van de huizen nietig, ook al zijn de sponningen ervan vernieuwd en de carrés van ruitjes vervangen door een glasplaat, wat zijn de deuren laag en hoe flauw is de bocht die het straatje halverwege neemt, een bocht die me als kind zo dramatisch voorkwam, zoals alles in het Iepenstraatje onder hoogspanning stond, omdat het een gesloten wereld was en omdat iedereen die buiten de begrenzing ervan woonde, aan de ene kant voorbij café Flora en de sigarenwinkel op de hoek van de Scholtenenk, aan de andere kant voorbij het portiekje met de pilaar en de bakstenen tuinmuur op de hoek van de Plataanlaan, waarachter de weiden en het akkerland begonnen, als het ware hurkte in een schaduwwereld waar iedere vreemdeling je bang maakte en waar ik mijn tred versnelde tot ik weer op de klinkers van mijn eigen straat liep.
2. En nu loop ik opnieuw door het straatje met zijn flauwe bocht, tot ver achter de weide verrijzen de nieuwe woonwijken, de pilaar in het portiek blijkt een houten paaltje, niet veel hoger dan een mannenarm, de trottoirs zijn weggehaald, in café Flora, waar op zondagmorgen de Arbeiders Harmoniekapel oefende, verkoopt men saté en kaasburgers, wat staan de overkanten van het Iepenstraatje dicht bij elkaar, er kán niet eens een auto of bus meer binnenrijden, want de klinkerbestrating is er vervangen door woonerven met spoorbielzen, en ook al zie ik hoe nietig alles is, hoe het maar een paar verminkte, gloedloze huisjes zijn tussen zoveel andere huisjes, het doet mij niets want het straatje sluimert in mijn hoofd en het blijft mijn straatje, veilig geparkeerd in mijn gedachten en met een knip, licht als een veer, op te roepen vanuit het bekende adres, halverwege de derde hersenhoofdstraat, tweede denkpad rechts, huize Het Paradijs waar de grijnzende nar uithangt.
De fragmenten komen uit "Winterswijk, in één zin" van Gerrit Komrij.