dinsdag 27 februari 2024

3580 Dictee woensdag 28-02-2024 (1) – dictee Oefendictee maart 2024 (1), tevens Dictee van de Dag 1149

 Dictee – dictees [3580]

Oefendictee maart 2024 (1)

Restantenopruiming

1. Een cd’tje is een compact disc (geen compactcamera – GB, VD: los!). Ik hou je-ne-sais-quoi
(ik-weet-niet-wat/hoeveel) van je. Vandaag bijeenzijn betekent morgen dat we bijeenwaren. Een kaardrog is een vis. Een nivometer meet – liefst in de nivôse, de sneeuwmaand – sneeuw, maar geen hoogte. Zich de nieges schamen is je zeer schamen. Hij stond in zijn blote kont, daar moest ik wel kond van doen – ik heb hem een opkontje (hupstootje) gegeven. De beste pijler voor een peiler is gedegen statistiekkennis. In ‘piaffe’ geen 'fuh' uitspreken! Fernweh is een weemoedig verlangen naar verre landen. Flappen tappen, dat doe je bij de flappentap(per). In Jemen betaal je met de rial (YER). Te beê zitten is bedelen – mogelijk om genâ of pais en vree. Gehakt half om half = half-om-half(gehakt). Een chupacabra is een geitenzuiger.

2. Een geiger(-müller)teller functioneert in het radioactieve domein. Hij zij hooggeprezen. Het puinruimen liet hij aan anderen over. Een prijzij heeft met pacht te maken. Een (putain) respectueuse [prostituee] – maar respectueus wordt verbogen tot respectueuze. Hij zou hem een watjekouw geven. Jij lekkere scheet, ga je echt scheên? Een gobang [begin-g van goal] is een koperen 2,5 centstuk. Appeler un chat un chat: het kind bij de naam noemen; noem aioliolie dus gerust kajapoetiholie, etc. Een alevi is een aleviet of alawiet. Met griep heb je een griepaal syndroom. Hij zal vast
ik-weet-niet-hoe-vaak en -hoelang protesteren. Een lombard is een pandhuishouder. Een mazoutje bevat pils en cola. Maurice' broer woont in Delft en Maurices zus in Eindhoven. De oemma is de wereldwijde islam.

3. Het is anderhalf miljoen, maar anderhalfduizend. De woorden gratias en grazioso lijken op elkaar. Hij kikt erover, dat hij op zijn kicksen (voetbalschoenen) kickt. Hij schoudde [schouden is met kokend water behandelen] het varken. Leg uit het verschil tussen een theedief en een
t-dief. Bij indiensttreding kregen de soldaten al een prepree [
pree = soldij]. Aan de wand hing een wanttalie. Hij was wildenthousiast : hij heeft geïnlineskatet en snip-snap en ju-ju gespeeld. Zij is een echte mevroi. Hoeveel dicteeprofi’s ken jij? Een darbyst behoort tot de vergadering der gelovigen en een fenocryst is een voorkristal. Een prachtvogel mag je niet schieten.
Aussie-Engels en Ossiduits [
Oost-Duits] zijn talen. Met ‘bon appétit’ wens je iemand veel appetijt. Het kompres verdween in de compressor.

4. Passager (verbogen: passagère) is (medisch) voorbijgaand. Nerdy = nerderig. Gojs(e) = niet-Joods. De groupie was verstekeling tussen de groepage. Ze huilt altijd, ze is een blètster. Comptant is contant. Per cassa is à contant. Een jappie en een yuppie hebben veel gemeen. Op end’ op is identiek aan op-en-top. De hardloper had een runner’s high. Een zwart gat geeft jet(!) en hawkingstraling. Dat is het markizaat van Bergen op Zoom [met de markies en marquise, markiezin]. Waar is die openauto’s-dag? Zij zweert bij Tiense [Tienen] suiker. Oma's fiets botste op een reesplee [scootmobiel – GB: raceplee]. Waar doen ze aan høken en vlöggelen? Waaro? O, daaro! Het pauliverbod treft atomen en/of moleculen. Ik woon daar al sint 2004. De ene dronkenman was nog grover dan die andere drinkebroer.

5. Hij kan goed zijn aam [adem] inhouden. Een kodkod is een nachtkat. Koekwousen [GB ook: au] zijn klungels. Twee is op een volgend. Gedabd is uitgegraven (van asperges). Nu gaat plan B in werking! Dat is een nuttig
colloïde-energiegelletje (
vgl. colloïdaal). Hij paardt als een bootwerker. ‘Achteroverslaan’ schrijf je altijd aaneen. Het paard stond in de smidsstal. Koefisch schrift is het antoniem van naskhischrift. Het is mij even veel (om het even). Hij speelt jeu de boules, het jeu-de-boulesspel, hij doet aan jeu-de-boulen. Mezze is een gerecht met kleine hapjes uit de Midden-Oosterse keuken. Een fourreur is een bontwerker. Een cado is een calamiteitendoorgang. Djinns, geesten kun je aanroepen. Hij zal zijn geluk niet op kunnen. Ken jij een coûte-que-coûtesamenstelling? Bij twee glazen beiers gaat het om Beiers bier. In qat zit cathine. Ze hadden veel culot (lef). Is 'vandaliseren' echt een Van Dalewoord?

6. Een sjek is een loshangend vrouwenjasje. Kees Vaders werd begraven. Het was druk aan Vaders' graf. Van zijn santé niet af weten: zich nergens van bewust zijn. Lierelauwen is wauwelen. ‘Trascement’ heeft als uitspraak: trah-suh-mèhnt. Rond zes uur p.m. verliet niet zij mij, maar ik haar: Betje van Veren; ‘soedah’ betekent in Indië: al klaar, het hoeft niet meer. Een treillis [trei-jie] is traliewerk. Versleutelen is crypten: hij crypt, hij cryptte. Hij had alleen nog een middelvingerfalanxstompje. De eend was aan het snabbelen, snateren. Bedoel je schrapnel [ah] of shrapnel [èh] (granaatkartets). Rigueur is strengheid en recueil is terugslag. De stavaza is de stand van zaken. Make’s zijn nederlagen (bij judo). Een kaugek is een grote stern (en een kauwgek kauwt chewinggum). Verwar niet: koningendag [Driekoningen] en Koningsdag [NL]. Een iemker mag zich ook imker noemen.

7. Mediterranée, met dank aan Toon Hermans! Logeabel is bewoonbaar, geriefelijk. Een oebie is yamswortel. De TH schrijft: Essostation. Daar gaat het om, met den aankleve van dien. Wat is een appcessoire precies? In de was zat een weessok en een T-shirt. Het daghet in den (inden) oosten. Wat is het verschil tussen een onderkast-pps
[
publiek-private samenwerking] en een bovenkast-PPS [postpostscriptum]? Een poepieouwe stomp zat al heel lang in het leger. Poependik is poepiedik. Een tand- of kiescyste is een holte. Perzikbrandewijn is een likeur. Hij was op en tenden, doodop. Een pomo(-) uitstraling is postmodern. Een faliekante mislukking is een fiasco. Die gozer was een loser. Een tiktaalik is een uitgestorven dier. Vient de paraître: zojuist verschenen! De ic is de intensivecareafdeling. Die alles-of-nietspoging?

8. Doordeweeks maakte hij scheitrechters, in het weekend was hij scheidsrechter. Een beissie is een dubbeltje, een kwartje een heitje voor een karweitje. Basketten, stencilen, batikken. Een violon d’Ingres is een hobby of begaafdheid naast het werkelijke talent. Een vie manquée is leven waarin iemand zijn of haar roeping of talent niet heeft kunnen realiseren. Een hobbedob is een drijftil. Wat is jouw koosnaam(pje)? We gaan de haven inroeien. We moesten wel tegen de stroom in roeien en oproeien naar de haven. Wie gaat dat vlot trekken? Hij was zo stoned als een garnaal. Tentoonspreiden: hij spreidt tentoon. Essetee is stront. Ik kom zo dra mogelijk. Een pionieroos is een pioen. Het taxibedrijf heet Uber (niet in wdb.). Het is k puntje, puntje, puntje (k…). Het piao [pie-jou] is een Chinees gokspel. 1999 is in Romeinse cijfers: MCMXCIX. Vooruit gaat het al met de patiënt. VIII is de Romeinse acht!

9. Hij speelt in jong Oranje. In verouderde literaire taal is het verlangeloos (net als belangeloos). Vermeil = vuurverguld zilver. Er zijn wel een ziljoen zandkorrels aan de zee. Zág, kaerel, loop eens deur! Een oxymeter is een zuurstofmeter. Altijdgroen: immergroen of semper virens. Die oude man is tv- en pc'loos. De dikke bertha werd gemaakt in de Kruppfabriek. Epris is verzot. Een schiebaart is o.a. mombakkes. Afbreken: fier – ljep – pen. Nasjen is lekker eten. Dat is een platgrappig toneelstuk. Meid, mijd de mijt! Het stikt daar van de kap-, kob- en kokmeeuwen. Bangkirai is zeker hardhout. Un poco is een beetje, poco a poco is beetje bij beetje. Bij ‘barcarollekoor’ spreek je de 'luh' niet uit. Gebruik jij veel afkootjes? Een gutmensch is policor [politiek correct]. Jullie hebben mooi bone china [serviesgoed van fijne kwaliteit porselein].

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten