zaterdag 2 juni 2018

1339 Dictee zaterdag 02 juni 2018 (1): dictee Klein Dictee der Nederlandse Taal Gent 2018 √

Dictee - dictees [1339]

Klein Dictee der Nederlandse Taal 2018 - Gent

Ik ben een zielenpiet (auteur: Christophe Vekeman)

1. Sinds mijn geestesdokter – geen lacaniaanse [niet in wdb.: Jacques Lacan (Parijs, 13 april 1901 – aldaar, 9 september 1981)] psychoanalyticus maar een gestalttherapeut [zie: gestalt = gestalttherapie] – ten prooi is gevallen aan een burn-out, gaat het van kwaad tot erger met mij.

2. De dag begin ik steevast met het nuttigen van een drietal glazen rioja, waarin ik om wie weet welke reden enkele kruimels szechuanpeper gedropt heb, en tegen de middag aan ben ik dan ook gegarandeerd flink in de lorum.

3. Daarna, teneinde te ontnuchteren, bereid ik een gerecht dat deels uit falafel, deels uit pâté de foie gras en deels uit pateekes [BE: gebakje, taartje] bestaat, en ik begin onmiddellijk te dikkedakken [smullen] dat het een aard heeft [flink, terdege, hard], tot ik ten slotte ben verzadigd en mij lui en languissant [smachtend, kwijnend] uitstrek op mijn bordeauxrode chaise longue.

4. Bij tijd en wijle dagdroom ik dan een vrij korte stonde – ik ben ten enenmale een romanticus – en stel ik mij bijgevolg voor dat ik in de een of andere negentiende-eeuwse periode met een winchester [geweer] onder de arm door staten als Mississippi, Missouri of Tennessee struin, maar het geschiedt vanzelfsprekend ook dat ik mij in stede daarvan voetstoots omhelsd weet door de sympathieke Morpheus [uitspraak: ui] en het ermee eindigt dat ik uren later word gewekt door het schabouwelijke [jammerlijk, ellendig], Zuid-Californische stonerrockgeweld dat uit boxen van de buren komt gebast.

5. Ach, wat een bloedhekel heb ik toch aan die allesbehalve poeteloerige [ironisch: schattig, honneponnig], amelodieuze, vaak op StuBru te horen pokkenherrie van zich muzikant noemende patjakkers [smeerlap, deugniet, fielt] en prolurken [ook: palurk = proleet, schurk].

6. Van de weeromstuit barst ik op mijn beurt elke keer weer als de wiedeweerga uit in een zeer malicieus [spottend, spotachtig] gezang en roep ik meer bepaald [= los, VD – bepaald, meer bepaald = bepaaldelijk, meest bepaald] luidkeels: "Ollekebolleke rubisolleke, ollekebolleke knol!" [aftelrijmpje] 

7. Of ik declameer gewoon op volleborstvolume een paar passages boordevol lapalissades [waarheden als een koe = vérités de Monsieur ? de la Palisse] uit mijn cursusboek aangaande zakelijk schrijven [niet: Z; dit is moeilijk als titel te interpreteren].

8. Mijn dagsluiting bestaat er telkens in, kortom, dat ik tot
Onze-Lieve-Vrouw bid en Jezus' moeder verzoek te zorgen voor een spetsnel [pijlsnel] herstel van mijn geëerde zielknijper.

 
 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten