Dictee - dictees [1139]
Zesde
Holland-Belgiëdictee (do 22 juni 2017)
Liefhebbers:
3 alinea's met elk 20 is totaal 60 onderstreepte woorden. De vierde
alinea bevat voor de Specialisten 20 extra onderstreepte moeilijke woorden.
Guido
Gezelle (auteur: Rein Leentfaar)
1. Deze
priester-dichter heeft uiteraard een rooms-katholieke afkomst.
Hij is geboren in achttienhonderddertig [in letters], een jaar voor de
Tiendaagse Veldtocht van koning Willem I en negen jaar voor de autonomie
(in Suriname noemen ze onafhankelijkheid trouwens srefidensi) en ook in
economische zin autarkie van België. Zijn moeder was hypergevoelig
en erg godvruchtig en zijn vader opgeruimd en welbespraakt. Terzijde: Guido was de oom van Stijn
Streuvels (pseudoniem voor Frank Lateur). Zijn wijding vond
plaats in Roeselaere, waar hij licentiaat werd aan het kleinseminarie
aldaar, en waar hij ook zelf als studax leerling geweest was. Hij kreeg
daar een poësisklas en werd in MDCCCLX [1860 in Romeinse cijfers]
overgeplaatst naar Brugge, het Venetië van het Noorden.
2. Daar
werd hij corector van het een korte tijd bestaand hebbende Engels
College en later vicerector bij een andere opleiding. Hij produceerde
ook behoorlijk wat christocentrische poëzie. Zijn onorthodoxe,
zeg maar: niet-verheven taal werd in West-Vlaanderen niet
gewaardeerd; zulks leidde tot aanvallen van antiklerikale
liberale zijde. Hij werd ook bekend als hekel- of satiredichter.
Via tabloids, bepaald avant la lettre, werd er – net als in
Roeselaere – veel kwaadsprekerij over hem verspreid. Hij dichtte wat
af en de eerdergenoemde [GB] aanvallen, alsmede ziekte en financiële perikelen deden hem in 1872
vluchten naar een bevriende deken in Kortrijk, alwaar hij kapelaan
werd in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Hij overleed in 1899.
3. Er
zijn heel wat gezelliana overgeleverd. Een van de meest bekende
is Het schrijverke, een gedicht in de stijl van de romantiek dat niet
gaat over een auteur, maar over een slootschrijvertje, een waterkever en wel
een uitgestorven (extincte) soort uit het lias, oudste tijdperk (era)
van de jura. De dichter verbaast zich over het gedrag van dit creatuur
en ziet er een lofprijzing (doxologie, laudatio) van God in. Hij verbindt
zijn liefde tot God met die voor de natuur, een veelvoorkomend thema. Gerrit
Komrij noemde het 'een schoolvoorbeeld van retorica, met zijn vraag-en-antwoordspel, met zijn iteraties en crescendo's
en climaxen, alles zo doorzichtig van structuur en zo knap gezwaluwstaart
dat de totaalcompositie weer gladjes en vloeiend lijkt'.
4.
[Alleen voor de specialisten: een aantal prangende vragen!]
a) Wordt wort door gisten echt bier? Of is er dan ook nog maische nodig?
b) Is een spudpaal een soort stutpaal voor schepen?
c) Lost een troubleshooter trubbels op?
d) Is clairet inderdaad rode wijn en [met zelfde uitspraak] clairette witte wijn?
e) Kunnen tijdens het schutjassen de kaarten ook geschut worden?
f) Kun je in een onderzeeër met asdic ook een duiker met stabjack traceren?
g) Werden van die laatste lootjes ook de souches verkocht?
h) Kneippte hij regelmatig in zijn XXL T-shirt?
i) Blokkeerde het writer's blockverschijnsel zijn verhaal over de kobmeeuw?
j) Zag de serow hen vanaf de heuvel op zee vissen met behulp van de sero's?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten