Dictee - dictees [1557]
Oefendictee april 2019 (1)
1.
Zijn writer's blockprobleem liep uit de hand. Hij vluchtte op een oma's-fiets. De
transcendente meditatie wordt aangegeven met tm. Geloof me maar: Rijnwater is
geen rein water. De afkorting a.u.s. staat voor actum ut supra: gedaan (verhandeld) als boven. Een zeker nekletsel (zweepslag) heet whiplash (mv.: es). Wist je echt dat
surf-and-turf een
gerecht is (met zeevruchten en rood vlees)? Mijn
buurjongen zit op een manabaopleiding (master na
bachelor, de master-na-bacheloropleiding). Een manxkat is een Manxe kat.
Het 'mate' bij die judopartij was niet meer nodig, de make was al
een feit. Brooche mag dan wel mazzel zijn, de staande uitdrukking is 'mazzel en
broge'. Op de SR-menukaart stonden onder andere moksaleisi en moksimeti. Is dat
underdresste kleding of is die overdressed? Hij verwenste me naar Tanganyika.
2.
Telomerase is een eeuwigejeugdenzym. Toedeloe, toedeledokie, nou, tot ziens
dan, hè. Okido, okidoki, nou, tot befs dan maar. In 1 en 2 Korintiërs komt het
woord 'Korinthisch' waarschijnlijk niet voor. Hij werd de laan uitgestuurd. De
Vadsige Koningen, dat zijn les rois fainéants [nietsdoend
dus]. Zij is verslaafd aan wordfeuten [uitspraak E:
word + NL: feuten] of wordfeuden [uitspraak E: word + E: fjoeden].
Een jappie is een jonge, ambitieuze professional: een yuppie dus (young urban professional). Een absidiool is een kleine
apsis. Het aed-apparaat werd in AED betaald. Een alcarraza is een stenen kruik.
In het woord 'zweet' zitten een z'je, w'tje t'tje en twee e'tjes. COPD = chronic
obstructive pulmonary disease. DNA = deoxyribonucleic acid. Met galimatias
wordt coq-à-l'âne bedoeld (nonsens, gerabbel,
gekal, hallucinatie, gebazel, gedaas, ab(r)acadabra). Allebei goed: ontegenzeg(ge)lijk. Maar: gezeglijk en ongezeglijk.
3.
Zij gaat meestal in glunge gekleed. Toen we de haven inroeiden, moesten we
tegen de stroom in roeien (adverso flumine niti,
vergeefse moeite doen). Heerlijk, die radicchio, die rode sla. Hij is in
het land van de rijzende zon geboren. De boerenwerkman droeg een schab(be). Mijn ouders gaan scheên. De boeboelaas
verdreef de biná's met een bodhrán. Vervolgens aten ze buní, tonijn. De
godsstad is de stad Gods, Jeruzalem. Rome en Dordt: katholicisme en
protestantisme. De Niobe der natiën is Rome [urbs
aeterna, Roma aeterna, het eeuwige Rome], de Eeuwige stad, de Stad der
Zeven Heuvelen. Sommigen zeggen: jacana [kaa],
anderen: jaçana [saa, verschillende uitspraak dus].
Hoeveel kyat ben je kwijt bij zo'n motyo? En wat kost een gadotyo [let 3 x op uitspraak!]. Doe dat ook bij: lamyai =
longan = een soort lychee. Parcimonie (c, cent) is zuinigheid en parsimonie (s, simpel) eenvoud.
4.
De Heilooër (Heilooënaar) en de Heiloose
bepleitten bij Heiloos burgemeester om niet de heilloze weg te bewandelen om
een bouwvergunning voor een Heiloos huis in deze hei(de)loze
streek te weigeren. Quatten is met een quad rijden (GB
ook: quadden), squatten is squats maken (fitness).
Venlo's burgemeester liet een Venloos huis onbewoond verklaren. B en W hebben
van een copieus dinertje genoten. Het college van B en W heeft lekker gegeten.
Burgemeester en schepenen namen het er goed van: ze burgemeesterden vrij
regelmatig. En soms namen ze een besluit, dat beter galgt dan burgemeestert.
Het moet galgen of burgemeesteren: het is erop of eronder. Hij is zo'n
flandrien van: erop en erover. Onderdak vinden, bieden, hebben. Met *gedoe*:
gedoen, gedoente (boerenbedrijf), seksgedoe,
circus(vertoning), commiezerij, hij heeft gedoelpunt (!),
dyugudyugu, de herejee, janklaassen, poppenkastvertoning, kokenage, larie,
spionagedoeleinden, poppenkast(erij), veel vijven en zessen, met veel vieren en
vijven, rimram en zottekesspel.
5. Ze gingen op de tropen jagen in Siberië. Eerst
Driekoningen, dan koppermaandag (verzworen maandag)
en dan blikkendinsdag. Denk ook aan Dolle Dinsdag en de derde dinsdag van
september [Prinsjesdag]. Met Pinksteren
hebben we eerste paasdag, tweede paasdag en pinksterdinsdag. De NTU meldt:
originees is (hilarisch) van Chinese
makelij. Dat weten we ook weer ... Gebruik ze maar niet, de bastaardvloeken van
VD: bijlo (bilo), corpo di bacco (goeie hemel), deksels, doemetoch, donderdag (vooruit, voor den donderdag), (goeie) genadigheid, gadverdamme (gatverdamme), godbewaarme (God beware me, God beware, God bewaar me – di meloria, Deus avertat),
goddomme (goddome, gedomme, gedome, gedomie),
goddorie (gedorie), godmiljaar, godsamme (gosamme, godsammekrakepitte), gommenikke (gossie, gompie), gos (gossie),
gossiemijne, griet (wel grote griet), grote
griezel, grut nog an toe, Here (krachtwoord).
6. Ook nog: wel heden [van:
Here] mijn tijd, herejee, wel hier en ginder, jandomme (janstramme, janverstramme), jeminee (jeminie, jemenie, jemie, tjeminee, tjeempie),
jezusmina, (wel) alle joden, miljaar,
miljaardedju, nondeju (nondedju), parbleu (drommels), potdomme, potdorie (potdosie), potje-met-blommen, potver (godver),
sacre-nom-de-Dieu (verkorting: sacredieu), sansodemelatafel,
seldrement (drommels), snotver, sodeju,
sodemakreel, verdekke, verdikkeme (verdikke,
verdikkie), verdju (verdomme, verdraaid)
en (god)verdomme. Ook nog gevonden: jesses,
jakkes (jak, jakkie), allejezus, in
godsherejezusnaam (in godsnaam, in hemelsnaam),
jezus (jezus-maria-jozef), jezus christus,
in jezusnaam, ajakkes (ajakkie, ajasses),
arrejakkes, jasses marante, jee (jees, jeetje),
jemig, sjemig (jemig de pemig) en mozes
kriebel. Weeg je woorden altijd op een goudschaaltje!
7. Hij was bloedje-enthousiast. Een bijlander, een
platboomd vaartuig wordt, zoals je weet, getuigd als een snauw ... Blijf maar
herhalen: COPD = chronic obstructive pulmonary disease. Een googol [goo-gohl] (de,
m.) is tien tot de honderdste, een een met honderd nullen. Een googolplex
(de, m/v) is een een met een googol aan
nullen erachter. Hij heeft me honend beledigd, geschokkeerd. Hij spreekt
Serenan (Sranan(g)). Een serir is een grindwoestijn. In plaats van
de siliconenborst kreeg de baby een silicone fopspeen. Een sitcom is een
situation comedy. Vaak is een slagveld een waar slachtveld. De naam van zo'n
grote houten hamer is: slaraak. Ik liet het grootslemtornooi, de
grandslamwedstrijd, schieten voor het meeslepende
grand-prixgebeuren. Je bent
een tuttebel, een slettenbak. Die dieren zijn slibbewoners, sprak hij, en
daarna volgde die slippartij. Rij met slicks niet in het slik!
8. Wil jij die tomaat even slijzen? De slobeend vloog op.
Ik verheug me op zijn bigsmilereactie. Op red snappers, rode snappers, wordt
veel gevist. Hap en snap namen ze de benen. Hij had nogal gesnibd en gekijfd. Je
weet dat zeaxanthien in mais voorkomt? Een (onbegrijpelijk)
dimmetje: de bemanning van de snek frequenteerde de snèk. Een spies (spiets) kwam ik tegen bij: de berelekkere
berenklauw, een groentebrochette, döner kebab, het middeleeuwse wapen
hellebaard, een lans (piek, renspeer),
pincho (tapa op een stukje brood), een
rozenkrans: benige, knobbelige, ringvormige verdikking tussen spies en rozenstok
(bij herten), een speer (lans, spies), spieshout (schacht
van een spies), vleeslolly (ook wel naam
voor een je-weet-wel) en werpwapen.