Dictee -
dictees [1160]
Oefendictee
september 2017 (11)
1. Het
savanna-effect is de uithuisplaatsing van kinderen zonder gedegen onderzoek.
Een SCEN-arts [steun en consultatie bij euthanasie
in Nederland] is een tweede arts bij euthanasie. De symfyse is de
schaambeenvoeg. Schadenfreude is leedvermaak. Je kunt Sara zien en een sara
krijgen. Hij is een satanskind, een volgeling van Satan. Je kunt je taal
kruiden met Attisch zout [sal atticum: fijne
geestigheid]. De tegenhanger daarvan is Italum acetum (Italische azijn). Een salmanazar is een wijnfles (9 liter). Met sint-salarius wordt de Heilige
Salarius bedoeld. Salpeterkruit is [vero]
zwart buskruit. In de sacoche zijn is in de pocket zitten. De Sacramentsdag is
het sacramentsfeest. Hij was slaafgemaakt [VD].
De grote sabon is een 48 puntsletter (en de kleine
telt 40 punten). Sackjacking: autoruit inslaan en tas pakken. Draagt
Poetin weleens en rusleren jack? Die Simpelmans is daarenboven ook nog eens een
saaimans. Witte de With had als bijnaam Dubbelwit.
2. Wij zijn
ruimbehuisd. Deze schoenen zijn van rundboks gemaakt. Een rumpie is een rup (rural professional: yup die op het platteland woont).
Waar kun je betalen met rufiyaas? Hij zou zijn poot stijf houden. Een ruggie is
een tapijtliefhebber (oosterse). Ze wilden
een coup(je) ['koep',
bij 'koe': couptje] plegen. De afkorting r.p. staat voor réponse payée.
En 'rrrt' bootst het geluid na van iets dat snel wegrolt of -schiet. Wat is
ruby voor port (en tawny?). Rug tegen rug is
dos-à-dos. Wablief(t)? Mag ik 3 granny
smiths (mv.)? Daar had ik half en half op
gehoopt. Een hoodoo is een rotspilaar. Rouille is zekere knoflooksaus. Rouwkrip
is zwart (crêpe). Zij was nog rosser, maar
wie had het roste haar? Een rosbeier is een robbedoes, een ruwe klant. De
rossby- en kelvingolven vind je in de oceaan. Het rostrum (de sneb) is het vooruitspringend gedeelte van de
voorsteven van een schip. Een kohlpotlood accentueert de ogen. Dat is echt een
must have! Rootsy van muziek is teruggrijpend op traditionele voorbeelden uit
het verleden. Ropeskippen is touwtjespringen als sport. Ropijen zijn roepies.
Otium is hetzelfde als odium. Het niveagehalte en -syndroom slaan op: niet in
voor- en achtertuin (vgl.: nimby = not in my
backyard). Genasjt: lekker gegeten.
3. Een
rond-point is een rotonde Het roentgenium heette vroeger unununium (atoomnummer
111). Anerytropsie is roodblindheid. De grote roerganger was Mao Zedong. Het
woord 'rof' komt mogelijk van rough [jongerentaal:
moeilijk, zwaar]. Een rokou [oo, au]
is een orleaan. Een sinfonietta is een kleine symfonie. Hij is r.-k.
geestelijke. Dat postume eerbetoon was voor hem! Hij speelt in jong Oranje. In
WO II beluisterde je Radio Oranje. Onchocerciasis is rivierblindheid. Een
ruisdaellucht verwijst naar Van Ruisdael, Jacob van Ruisdael. Rixari de lana
caprina: ruzie maken om niets. Hij speelt in die brassband, zij in een bigband.
Een rimpelroos is een zekere roos uit China (Rosa
rugosa). Met de ringgit betaal je in Maleisië. Rikilt staat (historisch) voor Rijkskwaliteitsinstituut voor
Land- en Tuinbouwproducten. Het RIKZ is in NL het Rijksinstituut voor Kust en
Zee. Rilde korenstengels zijn slank.
4. De rilievo
schiacciato is een Italiaanse reliëfstijl uit de 15e eeuw. Zij is zo ril [vreesachtig, schuw] als een hert. Je hebt terecht
gesteld, dat hij nog steeds niet terechtgesteld is. Geef mij maar
pruimeneau-de-vie. Een sonnettette is een snelsonnet: een gedicht bestaande uit
een kwatrijn en een distichon, waarbij na het kwatrijn een chute volgt. Het
rijke roomse leven is lang niet meer wat het geweest is. Een gouden rijder is
een munt. Zij rijden (queueden) voor de gaarkeuken.
Ook die rijkaard heeft een rijkaart. Een zoete jan is zoete koek of ook
jan-in-de-zak. Het geschiede zoals het ook vroeger geschiedde. Tympanie is
windzucht. Het follikel van De Graaf, het Graafse follikel is een follikel aan
de eierstok (eiblaasje). Van al die stress
raak je gestrest. Een rietsomp is een rietzodde. Een dagobertstoel zoek je niet
bij Donald Duck, maar in de middeleeuwen. Een exemptie is een uitzondering. Een
faiseur de mots is een woordenkramer. Rollen maar met dat zorbje! Zit er een
kluwen wol in die breipot? Een ramequin is een vuurvast ovenschoteltje (voor crème brûlée). Ik wens je mazzel en brooche:
veel geluk! Hij draagt brogues. Ik vind jou een zeik- of schijtlijster. Ik heb
slaap, dusdoende ga ik naar bed.