Dictee –
dictees [3061]
Vragen en
opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com
Oefendictee
OUD 070, geheel herzien naar situatie 2022
Dictee
van de dag (787)
Het Grote
Muziekdictee
1.
Muziekschrift en notenbalk
Net
zoals je bij gesproken taal een neergeschreven vorm nodig hebt, is er
een systeem nodig om gespeelde muzieknoten op schrift te stellen.
Daar is het muziekschrift op muziekpapier voor. We kijken eerst naar
de hedendaagse situatie. Noten – let op: geen stille
vennoot, voetnoot, taguanoot, sint-lambert(u)snoot,
seksegenoot, kemirinoot, cashew- of cachounoot dan wel areka- of
betelnoot – worden op een vijflijnige en bij uitbreiding elflijnige
notenbalk genoteerd. Er zijn lange en korte noten. Een hele noot
duurt vier tellen en wordt weergegeven door een open rondje, een kop.
Een halve noot duurt twee tellen en wordt weergegeven door een open
rondje met stok, een kwartnoot duurt één tel en wordt weergegeven
door een dicht rondje met stok. De termen achtste noot, de croche, en
zestiende noot, de double croche, kunt u zelf wel verklaren. De
laatste twee noten krijgen één vlag, respectievelijk twee vlaggen,
boven aan de stok. Het ritme is de afwisseling in korte en
lange noten. Verticale maatstrepen verdelen de notenbalk in maten.
Een maat kan drie tellen duren, de driekwartsmaat, vier tellen, de
vierkwartsmaat, twee tellen, de tweekwartsmaat enzovoorts.
2a.
De toonhoogte wordt met letters aangegeven. Er zitten zeven
tonen in een diatonische toonladder, aangegeven met a, b, c, d, e, f
en g. Daarna komt weer de a van de (het)
eerstvolgende en hogere octaaf, met zeven tonen. Als een orkest
speelt, moeten de instrumenten gestemd worden. De toonhoogte 'a' –
de concerttoon – behelst 440 trillingen per seconde. De afstand
tussen de diverse noten kan een hele of een halve toon zijn. Zo is a
– b een hele toon, b – c een halve toon, zijn c – d en d – e
hele tonen, is e – f een halve toon en zijn f – g en g – a weer
hele tonen. In schema: a 1 b ½ c 1 d 1 e ½ f
1 g 1 a.
2b.
Op een pianoklavier kun je dat goed zien. De witte toetsen
vertegenwoordigen de gewone noten en waar het een hele toon betreft,
zitten er nog halve tonen, de zwarte toetsen, tussen. Je kunt een
noot een halve toon verhogen. Dat wordt met een
kruisteken, een hekje (#),
aangegeven. Meer kruisen (kruizen)
kan ook: aïs is een met een halve toon verhoogde a en aïsis – met
dubbelkruis – een dubbel verhoogde a, in feite een b dus. Verlaagde
tonen geven we met een of meer mollen (b)
aan. Zo is de bes de verlaagde b en de beses – met dubbelmol – de
dubbel verlaagde b en dus in feite de a. Zo is de as de verlaagde a
en de ases de dubbel verlaagde a en in feite de g.
3.
Overigens moet ook de solmisatie genoemd worden. In de
elfde-eeuwse muziek werd het gewoonte om een toonladder aan te geven
met do – re – mi – fa – sol – la – si (–
do) ter vervanging van c – d – e –
f – g – a – b (– c).
Daaruit zie je dat een toonladder meestal bij c begint. Voor sol
wordt ook wel so gebruikt en voor si ti. De g of de sol is dus de
vijfde toon van deze toonladder.
4.
Als je in termen van halve noten praat, zie je in bovenstaand schema
met de 1'en en de ½'en, dat er eigenlijk vijf extra halve noten
zijn: tussen a en b de aïs of de bes, tussen c en d de cis of de
des, tussen d en e de dis of de es, tussen f en g de fis of de ges en
tussen g en a de gis of as. Op het pianoklavier zie je dus zeven
witte en vijf zwarte toetsen, in totaal twaalf. Daarom spreken we ook
wel van dodecafonie, twaalftoonsmuziek.
5.
Voor aan elke notenbalk staat nog het teken of .
Het eerste is de g-sleutel of solsleutel, het tweede de
f-sleutel, fasleutel of bassleutel. Als je naar het centrum
van de 'krul' van de g-sleutel (de
linkse) kijkt, zie je dat die om de
tweede lijn (van
onder(en))
is gekruld. Dat is precies de lijn waarop de noot g geplaatst wordt.
De a staat tussen tweede en derde lijn van onder en de b staat op de
derde lijn van onder oftewel de middelste lijn.
6.
NB De f staat tussen de onderste twee lijnen in! De f, die een octaaf
hoger is – tel dat even na – zou op de bovenste lijn van de
g-sleutel komen. De f, die een octaaf lager is, zou met een flink
aantal hulplijntjes ver onder de onderste lijn van de balk met de
g-sleutel komen. Waarom zou er – er zijn trouwens nog meer van die
sleutels! – ook nog een f-sleutel (de
rechtse) nodig zijn? Wel, de
linkse notenbalk met de g-sleutel bevat de noten die dagelijks het
meest bij zingen, pianospel, etc. gebruikt worden. Als je
muziekstukken hebt met veel heel hoge noten, dan zouden die allemaal
ver boven de vijfstreepsnotenbalk met de g-sleutel komen. Heb je
daarentegen veel heel lage noten, dan komen die noten met
hulplijntjes ver onder de onderste lijn van de balk met g-sleutel.
7.
En voor die lage noten hebben we de f-sleutel. De gewone f zit bij de
g-sleutel nogal onderaan de notenbalk
(zoals gezegd,
tussen de onderste twee lijnen).
Bij de f-sleutel zit die f – toch al een octaaf lager –
redelijk boven aan de notenbalk. Kijk naar de rechtse figuur. De
'druppel' van het teken op die balk staat op de lijn tussen de twee
stippen en dat is waar die f – met een veel lagere toon – toch
nog hoger op de notenbalk met f-sleutel, namelijk op de vierde lijn
van onderen, dus de eerste van boven, geplaatst wordt. Genoeg over
toonladders oftewel echelles!
8.
Bij het noteren van muziek in notenschrift kan ook een groot aantal
'aantekeningen' gemaakt worden, waaronder de volgende met
betrekking tot hard en zacht: p [pee]
voor zacht, piano, pp
[pee-pee]
voor zeer zacht, pianissimo, en ppp
[pee-pee-pee]
voor uiterst zacht, pianississimo. Zo staat m.f.
[èh-mèhf]
voor mezzo forte
en sfz.
[èh-sèhf-zèht]
voor sforzando,
hard beginnen en meteen zachter worden, dus één enkele toon
versterkend. Het kleinerdanteken (<)
wordt gebruikt voor crescendo, harder worden, het groterdanteken (>)
voor diminuendo, zachter worden.
9.
Aanwijzingen
Ook
kunnen aanwijzingen gegeven worden voor het tempo: snel of langzaam.
Van de daarbij behorende termen noemen we: largo, lento, adagio en
grave, de langzame tempi met 40 tot 60 kwartnoten in de minuut.
Larghetto, andante en andantino hebben er 60 tot 90 per minuut. De
matig snelle tempi zijn allegretto, moderato en allegro moderato met
90 tot 120 kwartnoten per minuut. Allegro, allegro con spirito en
allegro con brio hebben er 120 tot 168 per minuut. De vijfde en
laatste categorie met zeer snelle tempi heeft 168 tot 208 kwartnoten
in de minuut. Die tempi zijn: allegro vivace, allegro assai, presto,
prestissimo en veloce – vliegensvlug –. Bij overgangen betekent
ritenuto vertragen, accelerando versnellen en stringendo sneller en
sterker worden. Ook voor het karakter, het gevoel waarmee gespeeld
wordt, kan men aanwijzingen geven: agitato is opgewonden, gejaagd,
brillante is schitterend, con brio is met vuur, cantabile is
zangerig, dolce is lief(e)lijk,
funebre is treurig of somber, giocoso is grappig, schertsend en
pastorale is herderlijk, landelijk, bucolisch.
10. Maar
dan zijn we er nog lang niet. Vivo is levendig, staccato is met
afgebroken noten voordragen, spirituoso is met geestdrift, spiccato
is met springende stok, sostenuto is gedragen, vigoroso is met vuur,
smorzando is wegstervend, retardando is vertragend, recitando is half
zingend, half sprekend, più forte is harder, krachtiger, ritardando
is inhoudend, parlando is meer sprekend dan zingend, quieto is
rustig, kalm, pomposo is statig, deftig, glissando is glijdend,
non-vibrato is zonder trilling, perdendosi is langzaam afnemend,
patetico is met hartstocht, maestoso is met waardigheid, troppo is te
veel, te erg, (ma)
non troppo, niet te veel, niet te erg, triste is droevig, tranquillo
is rustig, kalm, bedaard, lusingando is vloeiend, vivace is opgewekt
en grazioso is bevallig. Zo zou je bijna vergeten dat een virga een
staartnoot is, dat de afkorting v.p.
[vee-pee]
volti preste
betekent, sla spoedig de bladzijde om, net zoals v.s.
[vee-jèhs],
dat staat voor volti subito.
De betekenis van u.c. [uu-see],
una corda,
is op één snaar. Dan zijn er nog de nodige herhalingstekens zoals
d.c. [dee-see],
dat da capo
betekent, al fine, dat van voren af aan tot het einde betekent en
d.s. [dee-jèhs],
dal segno,
dat herhalen vanaf dit teken betekent. Het teken voor d.c. is
overigens .
11.
Om dit gedeelte af te sluiten nog dit: dolendo is klagend, con
spirito is met geestdrift, col legno is met het hout van de
strijkstok, à gogo [Fr.] is
ononderbroken, appassionato is hartstochtelijk en à vue [Fr.]
is zonder instuderen. Het voert in een niet-specialistisch
dictee als dit te ver om uit te leggen wat kleine en grote
terts inhouden. Toch kom je die termen vaak tegen. Een muziekstuk
is geschreven in F grote terts, F-majeur of F-groot, dan wel in c
kleine terts, c-mineur of c-klein enzovoort(s).
De durtoonschaal slaat op majeur: een stuk kan staan in A-dur.
Tegenover dur staat mol.
12.
De klassieke muziek
Om
muziek te maken, te componeren, heb je bovenstaande kennis hard
nodig. Muziek is al zo oud als Methusalem, de weg naar Rome of die
naar Kralingen. Uit de oudheid tot pakweg 500 is weinig bewaard
gebleven. Vanuit de vroege middeleeuwen tot 1000 moet vooral de
kerkmuziek en in het bijzonder de gregoriaanse muziek worden vermeld.
In de rest van de middeleeuwen tot 1450 werd de polyfone,
veelstemmige, muziek ontwikkeld. Van toen bekende muziekvormen zijn
de ambrosiaanse gezangen, het organum, het motet, de ballade, het
madrigaal en de caccia, een muziekstuk waarin een jachtscène wordt
uitgebeeld. In de renaissance van 1450 tot 1600 werden onder andere
strikte regels voor consonantie – het goed samenklinken – en
dissonantie – onwelluidendheid – ontwikkeld. Bij de barokmuziek
van 1600 tot 1750 doen de monodie met de basso continuo, de harmonie
en daarmee de cadensen en de strijk- en blaasinstrumenten hun
intrede.
13.
Tijdens het classicisme ontstaan de tekens voor dynamiek zoals de p
[pee]
(piano)
voor zacht en de f [èhf]
(forte)
voor luid. De pianoforte rukt op als voorloper van de piano en de
sonatevorm, het symfonieorkest en het strijkkwartet doen hun intrede.
De romantiek (1810-1910)
kenmerkt zich door steeds uitgebreidere composities, steeds grotere
orkesten, meer en betere muziekinstrumenten en steeds complexer
harmonische ontwikkelingen. Van de klassieke muziek uit de twintigste
eeuw vallen te melden het impressionisme, het futurisme, de
neoromantiek en het neoclassicisme, de dodecafonie, de musique
concrète, het serialisme, de microtonale muziek, de aleatorische
muziek en de minimale muziek of minimal music. De eigentijdse
klassieke muziek wordt geacht te lopen van 1975 tot heden.
Cello-etude, aria en piano-etude zijn voorbeelden van muziekstukken.
De sinfonietta is een klein broertje of
zusje van de symfonie.
14.
Muziek van toen en nu
De
muziek van de laatste vijftig, zestig jaar wordt ook wel pop genoemd.
Van de grote verscheidenheid daarin geven we met veel andere muziek –
ook die uit oude tijden – rijp en groen een vrij willekeurige en
ongeordende potpourri. Klezmorim spelen klezmer, de traditionele
Joodse muziek. Zydecospelers vertolken volksmuziek van bij de
Mississippi. De verzamelnaam voor r&b
[ah-rèhn-bie],
reggae, hiphop en funk is urban. Tex-mexmuziek
is van Texaans-Mexicaanse
oorsprong. Soukous is een muziekstijl met Cubaanse ritmes en
Afrikaanse gitaarloopjes. Cubaanse muziek met West-Afrikaanse
elementen heet ook wel son. Softpop is een voorbeeld van soft music,
soca staat voor soul
en calypso. Ska is ontstaan uit
Jamaicaanse muziek, jazz en rhythm-and-blues
[zie eerder]. De sicilienne is een
muziekstuk bij de Spaanse herdersdans, de kwaito is Zuid-Afrikaanse
dansmuziek, kawina is creools-Surinaamse dansmuziek, net zoals
kaseko. Schrammelmuziek komt uit Oostenrijk en schmalz is
sentimentele muziek.
15.
Scat is improviserend zingen bij de bebopjazz met als voorbeeld
'heybaberiebah'. Rockabilly is een combinatie van rock en
country-and-westernmuziek. Requiem is muziek bij een requiemmis, dus
weer eens iets anders dan jitterbug en jivemuziek. Rebetika is
melancholieke, Griekse volksmuziek en rai is Algerijnse
bedoeïenenmuziek. Er bestaat muzikale prozac [antidepressivum],
muziek die de stemming gunstig beïnvloedt. Praise is opgewekte
christelijke muziek en hillbillymuziek is countrymuziek. Je hebt
heavy metal en hardtrance. Plingplong is experimentele muziek, iets
anders dan merseybeat en mellow house.
16.
Muzak is behangmuziek en moma is een Kaapverdische
muziekstijl. Middle-of-the-roadmuziek is pretentieloos, mbalax
is een muziekstijl uit Senegal en lingala is volksmuziek uit Congo.
We kennen latin rock, gothic, en gnawa, een Noord-Afrikaanse
muziekstijl. De gavotte is een muziekstuk in tweedelige maatsoort en
freestyle is improviserend. Bij flamencomuziek horen gitaar en
castagnetten, entr'actemuziek is iets heel anders. Drum-'n-bass is
popmuziek. Verder heb je jungle, stonerrock, cold wave uit de jaren
1975-'80, new wave en close harmony. Je kunt chillen met chill-out,
dat is rustige muziek, terwijl charivari ketelmuziek is. Uit de
Bijbel kennen we het Hooglied, het Canticum Canticorum. Cajunmuziek
is folkloristische muziek, cabarock is rockmuziek met cabareteske
teksten. De bourree is een snelle rondedans uit de Auvergne met
bijbehorende muziek.
17.
De bhangra is een Aziatische muziekstijl, de tropicalia een
Braziliaanse. Je hebt beiaardmuziek, maar batucada is opzwepende
Braziliaanse dansmuziek. Arrenbie, r&b [ah-rèhn-bie],
ambient en housemuziek zijn ingeburgerde begrippen. Kun je daar ook
een Edison mee winnen? Niet zo bekende muziek is alt.country
(alternative
country).
Emocore lijkt op hardcore en softcore. Zou Eskimomuziek ook
swingmuziek zijn? Oi is een uit de punk voortgekomen muziekstijl van
de skinheads. Kent u skifflemuziek en hiphopmuziek, krontjongmuziek,
synthesizermuziek? Op bluesgebied is ook het nodige te beleven:
chicagoblues, bluesrock, countryblues, deltablues,
mississippideltablues, rhythm-and-blues [r&b]
en talking blues. Technohouse is elektronische housemuziek. We
besluiten met een lijst van allerlei op elkaar lijkende genres: acid
jazz, acid house, shockrock, rootsrock en postrock, jazzrock,
neopunk, folkpop, afrobeat, swingbeat, nederbeat, discobeat,
dansbeat, breakbeat, backbeat, afterbeat, sweetjazz, popjazz,
rockjazz, jazzrock, jazzfunk, hotjazz, freejazz, etnojazz, afrojazz,
cooljazz en funkrock.
18.
Muziekinstrumenten
Als
je jezelf niet tot zingen of neuriën beperkt, heb je meestal een
muziekinstrument nodig om te musiceren. Een vocalise is trouwens een
zangoefening op een klinker of op 'la'. Je kunt ook passief muziek
bedrijven door naar een vauxhall, een tuin voor muziekconcerten, of
een concours te gaan, een taptoe of een symfonie – een veelstemmig
muziekstuk met als antoniem kakofonie – te beluisteren, een
aapjesorkest te bezien of een soirée musicale te bezoeken. Maar daar
gaan we niet van uit, u gaat zelf spelen. U volstaat niet met
luisteren naar een mp3-speler.
19.
Er zijn instrumenten te kust en te keur. We beginnen met de
snaarinstrumenten. De piano komt straks apart. Maar we hebben
ook de citer en de harp, het klavichord, het oudste snaarinstrument
met toetsen, de monochord, een oud eensnarig instrument en de
pentafoon, een vijfsnarig instrument. De teorbe is een basluit, de
psalter een dertiensnarige harp, de koto komt uit Japan, de bouzouki
is Grieks, de balalaika is een Russisch snaarinstrument, de baglama
is van Turkse komaf met drie snaren en een kantele is een halsloze
citer. Een cimbalom is een grote citer.
Een wahwahgitaar werkt met een wahwahpedaal en maakt vooral pop- en
rockmuziek. Een slideguitar (slidegitaar)
wordt gebruikt bij hawaïmuziek.
20.
De viool – bijvoorbeeld de barokviool – is een bekend
strijkinstrument. In deze categorie valt ook de cremona, een soort
van viool, in Cremona gemaakt. We kennen de violon d'Ingres, de gamba
of viola da gamba, een knieviool, vermontevioleparken hoort niet in
dit rijtje thuis, de viola of viola da braccio en een altviool. De
vedel is een middeleeuwse voorloper van de viool, de rebab is een
tweesnarige viool uit Indië, de pochette is een zakviooltje en een
viool wordt ook wel klaaghout of jammerhout genoemd. Voor wie
amuzikaal is, is de vraag: "Wat is lelijker dan één viool?"
Antwoord: twee violen! Een kemenche is een Turkse schootviool, op een
viool zit een g-snaar, maar de kwint is de hoogste en dunste
vioolsnaar. Een goezla is een eensnarige viool, op een viool kun je
fiedelen, maar ook een viooletude spelen. Een erhu is een tweesnarige
Chinese viool en colofonium is vioolhars om de haren van een
strijkstok mee te harsen. De cello, ook wel violoncello of violoncel
genoemd, is gestemd tussen de altviool en de contrabas in. De bratsch
is een driesnarige altviool, ook wel zigeunerviool genoemd. Er zijn
naast barokviolen ook Amati's. Als je alleen speelt, is een violino
principale oftewel soloviool wel plezierig, maar als je een strad of
Stradivarius bezit, ben je natuurlijk helemaal spekkoper.
21.
Arpeggione, octobas, polychord en rebec zijn strijkinstrumenten,
net zoals sordino, de vedel, de knieviool en de viola d'amore uit de
violafamilie. Een sarangi is een Voor-Indische viool.
22.
De piano is een veel bespeeld instrument. De mbira is een
Zimbabw(e)aans
muziekinstrument, ook wel duimpiano, kafferpiano of lamellofoon
geheten. De spinet is een voorloper van de piano. Kent u de
honkytonkpiano en de boogiewoogiepiano? De piano stamt af van de
pianoforte. Een mechanische piano wordt ook wel een tingeltangel of
pianola genoemd en op een oude, ontstemde piano, een rammelkast, kun
je t(j)ingelen.
Een vis-à-vis is een dubbel klavecimbel.
23.
De vaardigheid om een blaasinstrument te bespelen heet
embouchure. Bij die blaasinstrumenten is er keuze te over: de
helicon, een cirkelvormig gebouwde contrabastuba voor militaire
muziek, de ocarina, het organum, de oboe d'amore, een lager gestemde
hobo, de schalmei met dubbelriet, de sarrussofoon, de piston (van
koper), de cornet-à-pistons, de
ophicleïde, een voorloper van de tuba, de kornet, een hoog koperen
blaasinstrument, de fagot en het eufonium. De dulciaan is een
blaasinstrument uit de renaissance. De Aboriginals bliezen en blazen
op een didgeridoo. Een calandrone is een houten blaasinstrument met
twee kleppen, een Italiaanse schalmei. Een gewone schalmei werkt met
een dubbelriet. Een aulos is een schalmei uit de Griekse oudheid.
24.
Het orgel kent vele varianten. Denk maar aan een hammondorgel.
Een gewoon orgel heeft orgelregisters of orgelstemmen: vox humana en
vox angelica, tremulant, tremolo, balgregister, bourdon, dulciaan,
cimbaal, fagotregister, fluitregister, gamba, hobo, klarinet,
kromhoorn, mixtuur en musette, neusregister, octaaf, quintadeen,
regaal, salicionaal, spitsfluit, trechterregaal, trombone,
trompet(register),
veldfluit, viola, vioolregister en vulstem. Je hebt draaiorgels en
een pierement is een groot straatorgel.
25.
Van de slaginstrumenten noemen we de pauk of keteltrom. De
guiro is een klein instrument. De kalebas en de kendang vinden we bij
de gamelan. Verder kennen we de logdrum, de xylofoon en de cinellen,
kleine koperen bekkens. De tombak is een grote Iraanse vaastrommel.
De bespeler van een slaginstrument heet slagwerker of percussionist.
26.
Bij de diversen noteren we de angkloeng (anklong),
een Soendanees instrument met bamboepijpen. De accordeon heeft een
blaasbalg en metalen tongen. De harmonica heeft onder meer twee
toetsenborden en een balg. De mellotron is een elektrisch
muziekinstrument en de rasp komt uit Zuid-Amerika. De synthesizer
kent u, de valiha komt uit Madagaskar, de bonang is een
slaginstrument bij de gamelan, bestaande uit kleine gongs op een rek.
De clave is een hardhouten staafje
(meestal
dus: (2)
claves). De volgende mededelingen
passen ook wel binnen 'diversen'. Vogueing is het aannemen van poses
op dansmuziek. Tae-bo is conditietraining op muziek.
27.
Zouk is dansmuziek, bestaande uit een creoolse mix van Afrikaanse
gitaarstijlen, Caraïbische pop en Amerikaanse funk. Streetrave is
een demonstratie met muziek of zang. Worship is een stroming binnen
de gospelmuziek, waarbij de aanbidding centraal staat. Een winti is
een bovennatuurlijk wezen dat met sterk ritmische muziek kan worden
opgeroepen. Western is populaire muziek uit het westen van de
VS [vee-jèhs].
Het coloriet is de kleurschakering van muziek.
28. Ken
uw trappen van vergelijking: ondermeer, ondermeest, ondermeester …