Dictee - dictees [1560]
Oefendictee
april 2019 (2)
1.
Ze tillen d'r niet zwaar aan. Ik heb veels te weinig geld. Kale boel: zo'n
sterreloze sterrenhemel. Is umwelt beperkter dan umfeld? Sotto voce is muziek
met een zachte, ingehouden stem. Dat vacatiegeld was een welkome aanvulling op
het vakantiegeld. De echte valeriaan heet officieel Valeriana officinalis. Een notaris is een verlijder. Met *voce*: ad
vocem = bij het woord, d.i. zoek of sla op dat woord (a.v.),
convoceren (samenroepen), evoceren (voor de geest roepen, ook: evoqueren), in voce (op dat woord, bij dat woord, in alfabetische
verzamelingen), mezza voce (muziek met doffe,
halfsterke stem – m.v.), provoceren(d),
revoceren (juridisch: herroepen), sotto voce
(met zachte, ingehouden stem), sub voce (onder het woord of artikel (te zoeken, behandeld) – s.v.),
Una voce (eenstemmig), verba et voces,
praetereaque nihil: woorden en uitspraken, en anders niet, en viva voce
= mondeling.
2.
Met a.h.v. wordt ad hanc vocem, bij dit woord, bedoeld. In, bij dat woord is
i.v. (in voce) Onder of bij dit woord is s.h.v.,
Latijn: sub hac voce. Een niet veel besparende afkorting van voce is voc. (bij het (genoemde) woord of artikel). Vox angelica (engelenstem) heeft als meervoud voces angelica.
Vox clamantis in deserto heeft als mv. voces clamantes in deserto (stem van een roepende in de woestijn, iemand van wie de
woorden in de wind geslagen worden). Vox humana (stemregister)
heeft als mv. voces humanae. Ook nog gezocht op *vox*: viva vox (gesproken woord, geen mv.), voxel = kleinst
adresseerbare volume-element in 3D-beeld of -geheugen, voxpop = de mening van
de gewone man in radio- of tv-programma's, ww.: voxpoppen en vox populi (stem des volks, datgene wat het volk beslist of wil).
3.
De huidige state of the art (VD) is:
Vergilius heeft de Aeneis (Aeneïde) over
Aeneas (Eneas) geschreven. Woorden op *dsel (selectie): aanbrandsel (korst
pan), afbrandsel (smederij, hamerslag),
afsnijdsel (bankvlees – spreektaal: afsnijsel),
bindsel (touw), boordsel (bij kledingstuk), brandsel (hoeveelheid koffiebonen), gipswindsel (gipszwachtel), bordsel (fijn
grind over grover), inwindsel (wikkelen),
leidsel (ook: leisel – paard), uitbeeldsel,
verguldsel, ombindsel, omboordsel, rondsel (kleine
van twee wielen), voorwendsel (en aanwensel).
In NL valt de Openbaarheidsdag op de eerste dinsdag in januari. Ve-tsin,
glutamaat of ajinomoto kan tot het chineserestaurantsyndroom leiden. Jij hebt
mooi praten met dat mooipraten van je. Staande naast een vlijtig
liesje (kamerbalsemien, waterplantje,
sultansbalsemien) genoot Liesje (ze leerde
ooit Lotje lopen, langs de lange lindelaan) van haar gouden liesje (golden delicious). Vooruit ging het toen met de
geit.
4.
Er wonen daar veel vrij- en oudkatholieken. Wie heeft mijn madiwodo gezien? Het
vroegrijpe meisje at een vroeg rijpende appel. Goed, beter, best: VS (very special), VSO (very
superior old), VSOP (very superior old pale
= VO, very old), VVSOP (very, very superior old
pale) en XO (extra old). Vergeet ook
de pale ale (Engels bier, bovengistend,
amberkleurig) niet. IPA is naast International Phonetic Alphabet ook nog
India pale ale (bittere biersoort, pale ale met
extra hop). Brandewijn heet ook aquavit, aguardiente, aqua vitae of eau
de vie. Wist je dat akkef/vietje van aqua vita(e) komt? Bij 'brandewijn' [brandy] moet je ook nog denken aan: aardappel-, anijs- [arak], citroen-, hout-, inmaak-, kamfer-, kersen-
[kirsch], koren- [jenever],
melk- [koemis], morellen-, perzik- [persico], pruimen- [prune],
rijst- en saffraanbrandewijn. Franse brandewijn = cognac. En welke rol speelt
de alantswortel met zijn product inulien of inuline? Noem je dat nou een baksis [ih] of baksjisj [ie]? Vaccina [entstof] veroorzaakt vaccinia [koepokken, waterpokken zijn varicellen]. Wat is
een golem (kleifiguur in joodse sagen)? Zeg
maar kaddisj: zand erover. Gordelroos is zona (BE).
5.
Een wie-met-wietje is niet helemaal (of zelfs
helemaal niet) een who's who. Met een Wii kun je wiiën en wiiitis
krijgen. Het wolmaniseren doe je met wolmanzout (Wolmans
zoutmengsel). Met *full*: fullback (voetbal,
American football, rugby), full colour + samenstellingen als
fullcolourfoto, full dress (galakleding, ook bnw.:
in optima forma, groots opgezet), full employment (volledige werkgelegenheid), fullereen (buckyball, voetbalmolecule), full house (bij poker), fullprof, full screen (hele pc-scherm + bv. fullscreenweergave),
fullservicebureau (hele pakket rond pr),
full speed (met de hoogste snelheid), full
swing (znw. bij golf, bw.: met alle middelen),
fulltime (bw. – fulltime werken – voltijds, ook in
samenstellingen als fulltimedominee, etc.), fulltimer (voltijder), wrongful
life (!) – van iemand die beter niet geboren
was.
6.
Met *ful alleen: penny dreadful (goedkope horrorroman = stuiversroman) en
wensdenken (wishful thinking). Met *ful* ook alles met *full* als
boven en bovendien: bruta fulmina (ongerichte en
onbewezen beschuldigingen), fulfilment (afhandeling
bestelling), fulgura fracta (ontzenuwde
argumenten), fulguriet (dondersteen),
fulminaat (zout van knalzuur), fulminant (bnw., heftig uitvarend), fulmineren (foeteren, heftig uitvaren), fulp (felp, fluweel met lang haar), fulpen (bnw., van fulp, fluweel), fulveen (naam van zekere groep waterstoffen),
kwikfulminaat (slagkwik, knalkwik, kwik(-II-)isocyanaat),
mindfulness (! – achtzaamheid),
scrofuleus (klierachtig), scrofulose (klierziekte, mal de roi, mv. + n/s) en selffulfilling (!) prophecy [zelfvervullende voorspelling].
Wie is jouw kungfulerares? Een fte: fulltime-equivalent. Mooi, zo'n
purperrudbeckia! Daar is-ie weer: de paraskevidekatriafobie!
7. GB
heeft maar negen treffers met *ô*: côte [1) bij
kansspelen de verhouding tussen inleg en uitkering bij winst, 2) heuvel, m.n.
als natuurlijke hindernis in een wielerwedstrijd], prévôt [niveau bij schermen, onder maître], hôtelier [GB ook: hotelier], rhônewijn [côtes du Rhône en châteauneuf-du-pape], côte à
l'os [ribstuk met been], grand hôtel [groot, statig, 2 mv.], table d'hôte [open tafel in hotel], côte de boeuf [= côte à l'os] en maître d'hôtel [= maître d', chef bedienend personeel in hotel of
restaurant]. Met *â* maar twee treffers: coup de théâtre en châteauneuf-du-pape.
Met *î* zijn er tien: gîte [vakantiehuisje],
boîte [denk aan: blikje, doos, nachtclub],
maître
[chef-kok, schermmeester], fraîcheur [frisheid], maître d', maîtresse [extramatrimoniële minnares], crème fraîche [zurige room, BE: slagroom], maître d'hôtel,
tambour-maître [tamboer-majoor] en s'il vous
plaît [alstublieft].
8.
Met *ê* zijn er meer dan 50 (selectie): bête
[dom], gêne [verlegenheid],
crêpe [stof], frêle [broos,
teer], mêlee [krijgsgewoel], bêtise [dwaze streek], gênant [beschamend],
depêche [ambtelijke mededeling, telegram, postzak],
enquête etc., extrême [znw.: uiterste hoogste – les
extrêmes se touchent], fêteren [feestelijk
onthalen], mêleren [mengen], rêverie [dromerij, muziekstuk], suprême [supreem, op het suprême moment, op het moment suprême],
crêperie [pannenkoekenhuis], arrêteren [tegenhouden], crêpezool, embêteren [lastig vallen, ambeteren, plagen], enquêteur,
gemêleerd, sans gêne, arrêtering, enquêteren, enquêtrice, pêche melba,
tête-à-tête, geënquêteerde, peau de pêche, prêt-à-porter, raison d'être, crêpe
de Chine, etc. Met *û* 8, te weten: flûte [fluit,
drinkglas], croûte [knapperig korstje,
splitleer, en croûte gebakken], goûter [vieruurtje],
skûtsje [Friese tjalk], crème brûlée [nagerecht met laagje gekaramelliseerde suiker],
skûtsjesilen, champagneflûte en coûte que coûte [koste
wat (het)
kost].