Dictee - dictees [1491]
NB ma 28-01-2019: nieuwe update oVD: aantal bij * van 382.856 naar 383.038 = + 183!
Ook 735 oud zit vol nieuwe en moeilijke woorden.
Dictee
735 (DCCXXXV) Dictee Specialisten (29-03-2014)
1.
We gaan naar de kinderboerderij: naar de gapen [geit
x schaap] en scheiten [schaap x geit].
Kijk, dit is nu een jambenvers [ook: jambus]. In gadogado zitten o.a. tahoe [= tofoe] en tempé [sojabonen,
vleesvervanger]. Een gaffelbuis is een Y-buis
[ei]. Dat is een mooi sileneboeket
[n/s, anjerfamilie]. Wist je dat een gaganaut een
vyomanaut is [Indiase ruimtevaarder]? Een
kind is een gage d'amour [blijk van liefde].
De gans waggelde en gaggelde (gakte, gakkerde).
Een gai is een gemeenschappelijke antenne-inrichting. Met gêne toonde hij zijn
gaine [gèh-nuh – g van goal, elastisch buikkorset].
Falderappes is gajes. Galago's zijn bushbaby's [halfaapje,
nachtactief = nocturnaal]. Rond een sawa-afdeling [nat rijstveld] loopt een smalle galengan (galangan – smal dijkje). Galanga is laos
[Zuidoost-Aziatische keuken]. De middeleeuwse
provençalen, maar ook de negentiende-eeuwse Provençalen bezongen de
provenceolie al. Cholecystitis is galblaasontsteking. De galápagosvink komt van
de Galápagoseilanden, volgens VD [GB kent alleen de
accentloze galapagosschildpad]. Een Italiaanse gentleman is een
galantuomo.
2.
Ze hebben hem behoorlijk geagaceerd [prikkelen,
irriteren]. Het woord 'agadir' komt uit het Berbers en betekent:
opslagplaats voor graan en goederen. De Aga Khan is het hoofd van de nizari's [sjiitische stroming binnen islam – alleen sub lemma in
VD]. Een agami is een trompetvogel, de agamie is dat niet [ongeslachtelijke voortplanting]. Deze stok heeft
een agaten [geen
n uitspreken] [van agaat, zwart agaat = git] knop. Legt de agathologie [leer van het
hoogste goed] ook uit wat kalos k'agathos [schoon en goed, Griekse cultuurideaal, substantief: kalokagathia]
inhoudt? De agave is niet een altijdgroenende [=
altijdgroen], maar een slechts eenmaal bloeiende plant. Daar waren ze
dan: oom agent en Tante Pos. Ze zit in het agentessenverblijf.
Het Latijnse 'Agnus Dei' betekent 'Lam Gods'. Aguma [bladgroente
uit nachtschadefamilie, SR] en agoeti's [onderfamilie
van de waterhazen] kun je eten. Na de bevalling à terme [op de uitgerekende datum] was er champagne à gogo
[in overvloed, naar believen]. Wat doen
agrégés in Frankrijk [lesgeven mo]?
Aguardiente is eau de vie [aquavit, brandewijn,
vgl. pereneau-de-vie]. De afkorting A.H. staat voor anno Hegirae: in het
jaar van de islamitische jaartelling [AH is Albert
Heijn]. Met de Wandelende Jood wordt overduidelijk Ahasverus bedoeld.
3.
Welke rol speelt Ahriman in de leer van Zarathoestra? A.H.S., anno Humanae
Salutis, betekent: in het jaar van het heil der mensheid (= christelijke jaartelling). Ik ga het project
'*loog*' en '*logie*' toch maar aanpakken, wel in kleine porties. Er is heel
wat te 'leren': acaralogie (mijten), aerologie (lagere
luchtlagen), aeschrologie (bezigen vieze woorden), agathologie (hoogste goed), agenttechnologie
[ee – software die beslissingen neemt], agologie (opvoeding), albanalogie (Albanese
cultuur), algologie (algen en wieren),
ampelologie (druivenstokken),
anesthesiologie (narcose), anthologie (bloemlezing), angiologie (bloed-
en lymf(e)vaten),
angelologie (engelenleer), apidologie (bijen), arachnologie (spinnen),
aristologie (eten), artrologie (gewrichten), assyriologie (Assyrische oudheden, taal), auto-ecologie (individuele plant, soort), axiologie (waardeleer).
4.
Zo, dat was de a. Verder vanaf de b: balneologie (genezing
door badkuur), battologie (stotteren,
woordherhaling), bibliologie (het boek),
biocoenologie (leer van de biocoenose [ee]: levensgemeenschap),
bloembiologie (bestuiving), boeddhologie (boeddhisme), brachylogie (stijlfiguur,
zinsdelen weglaten, voorbeeld: jong geleerd, oud gedaan), bromatologie (voedings- en dieetleer), bronchologie (luchtpijpen), bryologie (moskunde),
campanologie (klokkenkunde), cancerologie (= oncologie: kanker), carcinologie (krabben en kreeften), cariologie (cariës), castellologie (kastelen),
cecidologie (gallenkunde), celpathologie (cytopathologie: ziekelijke veranderingen van cellen),
cetologie (walviskunde), chasmologie (geeuwen), chirologie (handspraak,
vingerspraak), chorologie (verschijnselen
aardoppervlakte), christologie (de theologie
van Christus).
5.
Verder: codicologie (handschriftkunde),
coleopterologie (kevers, nee, niet die [VW]!),
comitologie (EU-besluitvorming op grond van
adviezen van comités bestaande uit nationale ambtenaren), conchologie of
conchyliologie (schelpenkunde), coprologie (feces), craniologie (schedelleer),
crenologie (letterkundig bronnenonderzoek),
cryobiologie (invloed van zeer lage temperaturen op
levende organismen) en cytologie (celbiologie).
Dan komt de 'd': dactylogie (vingerspraak
doofstommen), demologie (demografische –
bevolking – structuren),
demonologie (demonen), dendrochronologie (jaarringenonderzoek), dendrologie (boomkunde), deontologie (filosofische
plichtenleer), diabetologie (suikerziekte)
en ook nog didaxologie (didactiek).
6. Ook nog: DNA-technologie, doxologie (lofprijzing), dravidologie (cultuur Dravida's), dysteleologie (geen of verkeerde doelgerichtheid), ecclesiologie
(kerkleer), econologie (ecologisch verantwoorde economie), egyptologie (cultuur Egypte), endocrinologie (hormonologie), endodontologie (endodontie: tandheelkundig specialisme),
epistemologie (wetenschapsfilosofie),
eremologie (woestijn), esthesiologie (zintuigen en gewaarwordingen), ethologie (gedragsleer,
ethos!), etiologie ((ziekte)oorzaken),
etnologie (volkenkunde), etruskologie (cultuur Etrusken), eulogie (loflied), fonologie (moeilijk
vak – klimaat), fenemenologie (idem! – niet met
rationele kennis), flebologie (bloedaderen),
fracturologie (fracturen), fraseologie (gebruik van holle frasen), frenelogie (schedelleer), fytologie (botanie)
en de fytopathologie betreft plantenziekten.
7.
Vervolgens: gastrilogie (buikspreken),
gastrologie (maag),
gastro-enterologie (maag en darm), gemmologie (edelstenen), genologie (kunstgenres),
gerodontologie (gebit ouderen), glaciologie (gletsjerkunde), gnathologie
(kauworganen), gnoseologie (kenleer), god-is-doodtheologie, grotteologie (speleologie), helminthologie (wormziekten), hematologie (bloedziekten), heortologie (kerkelijke
feesten), hepatologie (leverziekten),
heresiologie (ketters), herpetologie (reptielen, amfibieën), histologie (weefselleer), hodologie (zenuwverbindingen),
hortologie (tuinbouwkunde), hygrologie (luchtvochtigheid), ichtyologie (viskunde), irenologie (bewaren
van vrede), karyologie (celkernen),
keltologie (keltistiek) en ook nog
kinesiologie (fysiologische bewegingsleer).
8.
Hij heeft sudeck, het syndroom van Sudeck [complex
regionaal pijnsyndroom]. We vervolgen: kremlinologie [Kremlin], kretologie [ongefundeerde
leuzen en wensen], kynologie (fokken van
rashonden), labyrintologie (heeft niets met
Kreta van doen! = doolhof in het oor!), lepidopterologie (vlinders),
lichenologie (korstmossen), limnologie (zoetwaterbiologie), lithologie (nu: petrografie), logie (droogschuur
– voor stenen), malacologie (weekdieren,
geen dagvlinders), mammalogie of mastozoölogie (zoogdierkunde),
martyrologie (martelaren), metrologie (maten & (en) gewichten), molinologie (molenkunde),
mycologie, mycetologie (schimmels, zwammen),
myiologie (muggen), myrmecologie (mieren, daar wordt men wijs), oenologie (vinologie, wijnkunde), nematologie (rondwormen), nesologie (eilanden,
niet die van Langerhans), ofiologie (slangen),
oftalmologie (oogheelkunde), oneirologie (dromen) en ontologie (zijnsleer).
9. Verder: onomatologie (naamkunde), oölogie (eierkunde),
ornithologie (vogelkunde),
orologie (gebergteleer), palynologie (pollenkunde),
papyrologie (papyrus), par(o)emiologie (spreekwoorden
oe: uitspraak: eu of ee), pathofysiologie [lichamelijke functies van de zieke organismen of organen],
pinkstertheologie [pinksterbeweging],
pneumologie (longziekten), pomologie (vruchten), psefologie (verkiezingsuitslagen),
pteridologie (varens), pyrologie (vuur), rabdologie (rekenen
met staafjes), reflexologie [reflexen],
religiologie [godsdienstwetenschap],
reologie (stromingsleer: panta rhei),
runologie (runen), scatologie (uitwerpselen), seks(u)ologie,
semasiologie (woordbetekenis), sindonologie (lijkwade van Turijn), sinologie (cultuur China), sit(i)ologie
(voedingsleer), soteriologie (christologie), splanchnologie (ingewanden), strip(t)ologie
(stripkunde, nee niet die van de striptease!)
en ook symmorfologie (vormleer van
plantengemeenschappen).
10.
En ook nog: synchorologie (verspreiding planten),
synchronologie (ontstaan planten),
syndesmologie (ligamenten = band van bindweefsel om
een gewricht), thaumatologie (wonderen),
thracologie (Thracische oudheid), tocologie (baringsproces), trichologie (haarziekten), ufologie (ufo's),
venerologie (geslachtsziekten), vexillologie (vlaggenkunde),
virologie (virusziekten), vulkanologie (vulkanen), xylologie (houtsoorten),
zombiologie (biologie van de 'zom', nee, zombies!), zoölogie (dierkunde), zymologie (werking van
enzymen), zythologie (bier(brouwen)), uranologie (sterrenkunde),
turkologie (cultuur Turkije) en ten slotte
tetralogie (zoek maar op ). De tetralogie van Fallot is een aangeboren hartafwijking zoals
bij 'blauwe baby's' bestaat.