Dictee - dictees [0851]
Woordenlijst
– Sjolem – februari 2016
Dit is de uitleg bij blogpost [0850]
A. 1)
sjolem = tussenwerpsel: gewone begroetingsformule: goedendag, hallo, dag, 2)
wohltemperiert = goedgeluimd, 3) filosemieten = vrienden van de Joden, 4) Joodse
= het volk betreffend (ze deed nergens meer aan, dus het volk, niet de
godsdienst = joodse), 5) fiancee = verloofde (man: fiancé), 6) vader-Jood = kind
van een Joodse vader en een
niet-Joodse moeder, 7) (dubieus) ex-Aramese,
oud-Aramese, voormalig Aramese, 8) doordesemd = geheel doortrokken; desem =
zuurdeeg, 9) pan-Arabisch = strevend naar vereniging van alle gebieden waar
Arabieren wonen of gewoond hebben in één groot rijk (panarabisme) en 10) mansoir =
mannelijke erfgenaam.
B. 11) manoir = groot Frans landhuis met bijgebouwen en grond, 12) klokvrij = gezegd van Joden die niets meer doen aan hun religie, 13) radicaalsjwarts; sjwarts = (van joden) orthodox, 14) peies = haarlokken, slaaplokken, 15) talliet katan = (bij joden) klein gebedskleed, 16) Sefardim = Sefarden = de Spaanse en Portugese Joden, 17) sjidoech = het arrangeren van een huwelijk, 18) ketoeba = huwelijkscontract, 19) sjadchen = huwelijksmakelaar en 20) kalle = bruid.
C. 21) bomma = grootmoeder, 22) -pa (samengetrokken van bompa!) = grootvader, 23) commilitones (enkelvoud: commilito) = wapenbroeders, 24) der jüdische Selbsthass = de haat van de Joden jegens zichzelf, 25) ik ben geen klaagmuur = ik ben niet bereid je klagen eindeloos aan te horen, 26) de Kristallnacht = nacht van 9 november 1938 waarin de SS in Duitsland een grootscheepse pogrom hield tegen de Joden, 27) het Neurenberger (= Neurenbergse) proces = proces(sen) die na WO II in Neurenberg tegen oorlogsmisdadigers van het Derde Rijk werden gevoerd, 28) de Endlösung = algehele uitroeiing van de Joden, besproken op de Wannsee-Konferenz van 20 januari 1942, 29) Holocaust = Shoah = de massale moord op de Joden in WO II (uitroeiing in het algemeen 2x met kleine letter!) en 30) david(s)ster = zespuntige ster gevormd door twee gelijkzijdige driehoeken die elkaar kruisen, als symbool van het Joodse volk (ook in de oorlog: Jodenster).
D. 31) antisemitisme
= racisme gericht tegen de Joden = Jodenhaat, 32) gesjmad: sjmadden = dopen,
tot het christendom bekeren, 33)
niet-Messiasbelijdend: een Messiasbelijdende
jood = een jood die aan de joodse wetten en gebruiken vasthoudt, maar
tegelijkertijd Christus als de Messias erkent, 34) sjabbat = sabbat, sjabbes =
'de joodse zondag', 35) sjikse = christenmeisje als dienstmeisje, 36)
sjabbesgoj = bij Nederlandse joden: niet-Jood die op de sabbat vuur en licht in
joodse huizen verzorgt, 37) dude (Engels, niet in wdb. - 2020 wel!, uitspraak: d(j)oedd(uh))
= kerel, vent, 38) bar mitswa = feestelijk gevierde, godsdienstige
meerderjarigheid van de joodse jongen aan het eind van zijn 13e levensjaar; hij
heeft van dan af de plicht de positieve geboden na te komen en het recht in de
synagoge de Thora voor te lezen, 39) moheel = mool = besnijder (verwijderen
voorhuid) bij de joden en 40) sjokkel = schatje.
E. 41) chickie = meisje, 42) clitoridectomie = verwijdering van de clitoris, m.n. als (bij ons: verboden) besnijdenisritueel, vergelijk circumcisie, VGV = vrouwelijke genitale verminking, 43) bat mitswa = bar mitswa voor een meisje, 44) Pascha = Pesach = herdenking van de exodus (uittocht) uit Egypte, 45) seideravond (ook seder) = elk van de eerste twee avonden van het israëlitisch paasfeest (bij liberale joden en in Israël alleen de eerste avond van het paasfeest), wanneer de huisvader te midden van zijn gezin de betekenis der plechtigheden van die avond verklaart of voorleest tijdens de rituele maaltijd, 46) blintses = kleine pannenkoeken, 47) fleisjig(e) = met vlees bereid en daarom apart te houden van melkgerechten en milchig(e) = met melk bereid, 48) sjuchten = ritueel slachten, 49) hechsjeirem (ook: hechsjers, enkelvoud: hechsjer) = koosjerverklaringen (koosjer = volgens de orthodox-joodse godsdienstige voorschriften geschikt en bereid; rein, antoniem = treife) en 50) Poerim = Hamansfeest = Lotenfeest = joods feest op 14 en 15 adar (Hebreeuwse maand, bij ons in februari of maart; in hun jaartelling is het nu al 5776), ter herinnering aan de redding van de Joden door Esther, die Hamans opzet verijdelde alle Joden in Perzië te vermoorden (Esther 6 – 9).
F. 51) gremzelisj = bepaald pesachgebak, 52) kiesjeliesj = hamansoren = gefrituurd dun deeg in ruitvorm dat bij Poerim wordt gegeten, 53) Chanoeka = Gannek = Hanukka = Inwijdingsfeest = Lichtfeest = herdenking inwijding van de tempel, 54) Loofhuttenfeest = Soekot = zevendaags joods feest, gevierd in oktober, ter herdenking van de tocht door de woestijn na de uittocht uit Egypte, toen het volk in hutten leefde, 55) afgedavvend: davvenen = bidden, 56) -geprakkeseerd ('af' is weggelaten; ook 'prakkeseren' bestaat echter, mag dus ook zonder streepje), prakkeseren (prakkiseren) = piekeren, 57) mazzeltof = tussenwerpsel: gelukgewenst, 58) bemazzeld = mazzel, geluk hebbend, 59) begeind = in een vrolijke bui verkerend en 60) schlemiel = pechvogel.
G. 61) cheider = school voor orthodoxe joden, 62) Talmoedhogeschool = jesjiva = jesjieve – Talmoed = interpretatie van en aanvulling op de Misjna; tussen 200 en 500 na Christus ontstaan verzamelwerk, waarin al die aanvullingen op het O.T. (Oude Testament) te vinden zijn, die het maatschappelijke, burgerlijke en godsdienstige leven van de israëlieten regelen, 63) schriftgeleerden: niet de Bijbel, dus kleine letter, 64) rooms-katholiek: neofiet = persoon die pas in een monnikenorde is opgenomen = novice, 65) jehoedem (of jehoedes, enkelvoud: jehoede) = Joden, 66) sjachariet (meervoud: sjachariets) = ochtendgebed, 67) mincha (meervoud: mincha's, minchot) = namiddaggebed, 68) maäriev (meervoud: maäravim) = avondgebed, 69) mezoeza = fragment uit het Oude Testament, op een rolletje perkament geschreven en in een busje aan de deurpost bevestigd, bij vrome joden en 70) moutse(s) = stukje brood of zegenspreuk daarbij.
H. 71) matse(s) = ongezuurd brood, 72) reb (meervoud raboisai) = meneer, 73) sjivve zitten = de rouwperiode van zeven dagen – na de begrafenis van een familielid – in acht nemen, waarbij thuis op lage krukjes of op de grond wordt gezeten, 74) misjpooche = familie, en vandaar bij elkaar horende groep personen, 75) sjelosjiem = rouwperiode van dertig dagen, 76) sjnoderen = een gift toezeggen voor een goed doel, 77) de Rode Davidster = de Joodse (!) pendant van het Rode Kruis, 78) gojim * (ook: gojims, enkelvoud: goj) = niet-Joden en 79) splendida vitia = mooi schijnende zonden.
* Dat is VD, mv. van GB zijn gojem en gojiem.
I. PS
Nul fout in dit dicteetje?
J. 80)
Nou, mazzel en brooche dan: vergeet je brogues niet!