Dictee - dictees [0619]
Klok
1. Vraag van een in taal geïnteresseerde: je kunt een glas wijn naar binnen klokken. Wat heeft dat met een klok te maken? VD zegt dat je met haastig drinken (ww. klokken) het geluid 'klok' maakt. Als tweede betekenis van 'klokken' geeft VD: als een klok uitstaan, klokkende rokken (vergelijk klokrok). Als 3e betekenis komt VD met: de tijd opnemen, bij wedstrijden en ook met duiven, voorbeeld: een met de hand geklokt wereldrecord (wr, meervoud: wr's). In de laatste betekenis vermeldt VD ook nog: de komst op het werk laten opnemen door een prikklok.
2. Ik vrees dat '*klok*' een onmogelijke missie wordt. Maar we zullen zien. Eerst maar eens zoeken op 'klok*', enkele interessante woorden die met 'klok' beginnen: klokboei met een luidende klok ter waarschuwing bij mist, klok-en-hamerspel: speelkaarten met een klok en een hamer erop, klokgebeier en -gelui, klokgevel: de top heeft de vorm van de doorsnede van een klok, klokkaart = prikkaart, klokke tien = om precies 10 uur, klokkenbrons = klok(ken)spijs, klokkenist = beiaardier, klokkenkunde = campanologie, klokkentoren en -touw, kloklezen = klokkijken, klok(ken)luider – ook figuurlijk, klok- of wekkerradio, klokslag vier uur = klokke vier, klokzuiver = zeer zuiver.
3. Welke woorden eindigen er zoal op klok ('*klok'): afmijnklok: wie mijnt er voor hoeveel af?, aftelklok (naar een bepaald evenement toe), atoomklok (heel precies), azanklok (signaal op tijd van ritueel gebed – bij moslims), bimbamklok, bioklok (bioritme), crucifix-, calvarie- of passieklok, comtoiseklok: Franse hangklok met grote slinger, fischerklok = schaakklok die per uitgevoerde zet enige tijd bijtelt, kerkklok, kerstklok – ook die van papier, een wedstrijd tegen de klok: tijdrit, de klok(ken) gelijkzetten, het klokje van gehoorzaamheid, iets aan de grote klok hangen, de klok horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt, klinken als een klok, de klok heit negen, negen heit de klok (kleppermansroep), de klok rond (slapen, werken, 12 of 24 uur), koeklok = koebel, koekoek(s)klok, kwartsklok (heel precies met
piëzo-elektrisch kwartskristal), moederklok: drijft andere klokken aan, notarisklok: soort Friese klok, schaakklok, schakelklok: schakelt stroom in en uit, schandeklok: werd over bankroetiers geluid, scheepjesklok: staande klok met bewegende scheepjes, speelklok (onderdeel klokkenspel), vesperklok: roept op voor vesper, waterklok = wateruurwerk, wereldklok (voor alle tijdzones), zandklok = zandloper en zondagsklok (roept op voor de kerkdienst op zondag).
4. Tenslotte wordt '*klok*' verder een onbegonnen – en zeker niet maar een uurtje – werk, maar alla, een minimale selectie: tegen de wijzers van de klok in, met de wijzers van de klok mee, de klok tikte de minuten weg, de klok terugdraaien, met de regelmaat van de klok en een race tegen de klok.
5. Vergeet ten slotte nooit: zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens!