Dictee –
dictees [3644]
Groot Dictee Oudewater 2011(!)
Het coeur [niet in wdb. – internet: hart] van de Hollandse maagd [zinnebeeld Bataafse gemenebest] (auteur: René Dijkgraaf)
[Invullen, blauw: liefhebbers, rood: specialisten] – commentaar in groen
1. In het Groene Hart [= groene hart van Holland], gezeten op het feeërieke terras van een bistrootje in Oudewater, met uitzicht op antonpieckachtige gevels laat ik onder het genot van een mooie yquem [witte bordeauxwijn] mijn gedachten de vrije loop. Ik ben beland bij
een vrij deftig – zij het sterreloos – restaurant, waar borsjtsjsjalotten [dikke soep, uien], madame-jeanettes [2024! - scherpe
Spaanse peper] en coquilles Saint-Jacques [jakobsschelpen] (luxueus,
versmaadt
u ze nochtans
niet!) de smaakpapillen testen. "Parbleu! Dat eet ik thuis nooit ofte nimmer", denk ik enigszins onecclesiastisch [onkerkelijk]. Hetgeen me als vanzelf op de plaatselijke kerken
brengt, die een behoudend karakter lijken te hebben, echter niet zodanig dat de
Wachtendonckse psalmen of de Deux-aesbijbel er door consciëntieuze in cilicium [haren boetekleed] respectievelijk in toga gehulde clerici [mv. van clericus = r.-k. geestelijke] worden voorgedragen. Intussen strijken een moeë fietsster en haar dito spondengenoot neer,
echte yuppies,
geen heitjespiejijzers [klaplopers]. Het
zijn gestreste
Randstedelingen, die zijn burn-outachtigheid en haar chronischevermoeidheidssyndroom bespreken. Van lieverlee ontspannen ze zichtbaar,
hun tochtje door het Groene Hart lijkt haast een geneeskrachtig karakter te
hebben! Hoe komt het dat de natuur vaak zo'n gunstig effect heeft op ons
welbevinden? Dat is een zeer boeiende vraag, waar je lang over kunt nadenken.
De daad bij het woord voegend verzeil ik langzaamaan in een filosofische trance,
ook een beetje vanwege de daiquirietjes [cocktail] en de over-'t-ij-kijkertjes [zeer vol glas jenever]. Hoe
is dit oer-Hollandse landschap voortgekomen uit de
pre-existente wildernis? Noemen we dit nu natuur of cultuur?
Vanavond wil ik u graag een chrestomathie [bloemlezing] van dit soort exquise gedachtespinsels aanbieden. Schrik niet, deze mise au point [vaststellen
juiste stand van zaken] beslaat maar drie zijtjes
[kantje, zijde van een blad papier] en u zult niet onverrichter zake huiswaarts
gaan.
2. Het Groene Hart heeft de navolgende veelbewogen
historie: in de Hollands-Utrechtse laagvlakte ontstond in de loop van vele eeuwen een
dikke, natte veenlaag, waarin geen zware gesteenten zoals thortveitiet, argilliet of lydiet meer voorkwamen. De
moerassige grond, waarop timotheegras met koekoeksspog en aloë's
bloeiden, werd van de elfde tot dertiende eeuw door ontwatering geschikt
gemaakt voor agrarisch gebruik. Er werden afwateringssloten naar de rivieren
gegraven en tussen die hoofdsloten werden – als een soort links-links [2024 niet meer in wdb.] breiwerk
– weer dwarssloten aangelegd. Op de aldus gewonnen gronden werd akker- en tuinbouw bedreven. De West-Europese bevolkingsgroei
maakte toentertijd [ook:
toendertijd] een grote landbouwactiviteit
noodzakelijk en zorgde tezelfdertijd (terzelfder
tijd) voor een toename van het aantal beschikbare
arbeidskrachten. Een 'win-winsituatie' dus. Er ontstonden plassen, met daartussen
legakkers waarop het veen te drogen werd gelegd voordat het tot turven gestoken
werd. Ook dobben, kleine watertjes, begonnen het landschap te sieren. Ze hebben
een kenmerkende lokale fauna: exoten als crustaceeën [schaaldieren], copepoden [roeipootkreeftjes] en spoelvoetcollybia's [zekere
plaatjeszwam] voelen zich op de dobbenbodems [o.a.
veenkuil] niet thuis.
3. Enkele eeuwen later werden, door inklinking van de resterende veenbodem, grote delen van het gebied juist weer te nat. Er moesten dijken worden aangelegd om het nog droge land te beschermen. Zo ontstonden waarden: door dijken en grote rivieren omsloten weidegebieden. Op de laagste punten, bijvoorbeeld bij Kinderdijk, zorgden in serie geplaatste molens ervoor dat het teveel aan water op de rivier werd geloosd. De door de veenderij ontstane plassen zijn vanaf de achttiende eeuw weer grotendeels ingepolderd, maar er zijn ook grote veenplassen gebleven, bijvoorbeeld bij Vinkeveen. Rondom dit waterrijke natuurgebied ontstond vanaf de middeleeuwen geleidelijk een ring van steden. Het gebied werd tevens benut als verdedigingslinie, ru- [hier moest afgebroken worden! – daardoor verdwijnt de trema!]
ines van forten getuigen daar heden ten dage nog van. Maar besteed daar niet al uw aandacht aan, want er zijn veel pittoreskere uitzichten: zie de laagliggende veenweiden met hier en daar eensgegeten haver [paardenmest!]! Vergaap u aan de traag stromende rivieren met hun machtige dijken, panta rhei [= alles stroomt]! Een schout-bij-nachtsschip of een kat zonder oren [= katschip] aan de treillijn [treklijn, jaaglijn] zie je er zelden, maar eikers [vrachtschip binnenvaart], waarop in vroeger tijden blijdes [werpgeschut met een grote lepel op een verrijdbare stellage, vgl. ballista] konden worden gemonteerd, varen traag door oneindig laagland, waar naast trijzel- en twijn- [machine voor twijnen van garen], ook watermolens bewonderd kunnen worden.
4. De natuur – vooral het plantenrijk – begeestert
zoals u wel merkt, het is aardig te onderzoeken waarom dat zo is. Zonder
planten, met name zonder de door chlorofyl [bladgroen] geproduceerde zuurstof, zouden zoogdieren als wij
niet overleven. Dat is gedurende de hele evolutie zo geweest, of het nu ichtyosaurussen [vishagedis] betrof of neanderthalers [prehistorisch mensenras].
Groene natuur roept, misschien wel daarom, nog steeds warme en ontspannen
gevoelens op. In ziekenhuizen worden, om de reconvalescentie [herstel van een ziekte] van bijvoorbeeld
creutzfeldt-jakobsyndroom- [CJD – disease – gekkekoeienziekte bij de mens] of recidieffasciitispatiënten [ontsteking
van het bindweefselvlies] te bevorderen, de
kamers dan ook vaak voorzien van beelden van zeeën en geboomte.
5. Instinctief weten we blijkbaar dat we niet zonder natuur kunnen overleven, maar dat wordt een steeds inconveniërender [ongelegen komen] waarheid: we gaan er op achteloze, zelfvoldane wijze mee om. Terwijl zij toch machtiger is dan wij: homo sapiens staat helemaal achter in de chronologie van ontstane diersoorten, zelfs in het laatste promille hiervan, we zijn een stofje in de geschiedenis van de kosmos. Dit besef zou tot bescheidenheid moeten nopen, maar ons bewustzijn moet kennelijk af en toe geüpdatet worden.
6. Dit is de universele definitie van natuur: zij
behelst de inhoud en de werking van het heelal zoals die door de mens worden
waargenomen en zoals die bestudeerd worden door de natuurwetenschappen. In deze
visie wordt dus ook het gecultiveerde en het artificiële [kunstmatig] tot de natuur gerekend. Dat zou, consequent
doorredenerend, betekenen dat óók Pernis, Salvador Dalís kunst en
Plat-New Yorks tot de natuur behoren.
Dat wringt, daarom worden menselijke creaties meestal uitgesloten van de
natuur. Sommigen
doen dat ook met gecultiveerde landschappen zoals parken en weiden. Natuur is
volgens deze preciezen elk gebied op aarde dat nog niet beïnvloed is door
menselijke activiteit. Op deze manier blijft dus alleen het maagdom
van de wildernis over. Voor ons land zou dat het parklandschap van meer dan een
millennium
geleden zijn, met gras en bomen, hier en daar wat zandgrond en water tot-en-met.
Er liepen destijds wolven in rond en wellicht ook cougars [poema], fenneken
[fenneks, woestijnvos] en rexkonijnen, maar bijvoorbeeld
weer geen witlippekari's [navelzwijn]. Het zwerk werd bevolkt door filomelen
[filomeel, filomele, nachtegaal] en mogelijk door grietjebies [kiskadie, schreeuwvogel] , maar kolibries,
quelea's
[vogel ter grootte mus, savannen/s Afrika] of aepyornissen [uitgestorven reuzenvogel van Madagaskar] troffen onze verre voorouders niet aan.
7. Van de Lage Landen [= lage landen bij de zee] van een tigtal eeuwen her is volgens J.C. Bloem niet veel overgebleven:
"Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
een heuvel met wat villaatjes ertegen".
8. Met de strengste definitie van natuur – het onberoerd zijn door mensenhanden – valt nauwelijks te werken omdat daar bijna alleen broussegebieden [rimboe, busbush] onder vallen. De Drentse coulisselandschappen zouden afvallen: ze zijn aangelegd. Zeeland: die zee is getemd. Ook weilanden zouden buiten de natuurdefinitie vallen, inclusief hun gracieuze blondes d'Aquitaine [blond vleesrund], de Schotse hooglanders, alsook de merinosschapen en de konikpaarden [halfwild paardenras].
9. Het antwoord op de vraag "wat is natuur?" (of "wat heeft recht op bescherming?") zal altijd subjectief blijven, en liggen tussen 'alles' en 'bijna niets meer'. We moeten ter zake dus een compromistje [uitspraak ie, anders: compromisje] sluiten, waarbij sommige cultuurlandschappen geïncorporeerd worden in ons natuurbegrip. Laten we daarbij geitenwollensokkenambtenarenvolapük [kunsttaal] als 'halfnatuurlijk ecosysteem' vermijden! Wat vindt u van de navolgende definitie? De natuur bestaat uit de myriaden [tienduizendtal, veel] hemellichamen, het weer, de zeeën en de bergen, de rivieren en de bossen – of daar nu cipressen, sequoia's [reuzenpijnboom] of ginkgo's [Japanse waaierboom] in groeien – alsmede uit hun her- en derwaarts lopende theriomorfe [diervormig] gedaantes. Ook weilanden en polders, met lang geleden aangelegde bosschages horen erbij, vanwaaruit we het fraaie veldtjakkerverenkleed [kramsvogel], een flitsende halcyonenduik [ijsvogel] en olijke knobsnebjes [brilduiker + snavel] kunnen waarnemen. Het landschap hoeft echt geen duizenden jaren oud te zijn – of te dateren van vóór de invloed van de mens – om als natuurlijk te worden ervaren. Kortom: het Groene Hart is preëminente [boven andere(n) voortreffelijk] natuur en het verdient onze bewonderende ohs en ahs!
10. In mijn geestdrift kan ik zo nog uren dwaselijk doorgaan, maar dat is jammer genoeg niet mogelijk. Alvorens af te sluiten wil ik u één waarschuwing meegeven: dit wonderschone gebied is continu aan ontwikkelingen onderhevig en de behoefte aan recreatie is groot, dus past u a.u.b. op voor onoorbare praktijken! De huidige regering is niet rechtdoorzee: ze verdeelt Nederland stiekem tussen industrie en middenstand, niettegenstaande de oppositie van milieuambtenaren. De natuur wordt door dit bruuskerende hapsnapbeleid(!) steeds bleker! Ik zal niet spreken van abus de blanc-seing [blanco volmacht] of van Stasi-praktijken, maar wat voor recreatiemogelijkheden zijn er middels rare flousjes [smoesjes] uit de Trêveszaal ophanden? Met hoeveel asfalt wordt het gebied ontsloten? Oké (OK), honi soit qui mal y pense [schande over hem die er kwaad van denkt] en waar het nieuwe ontwikkelingen betreft moeten we een open geest houden. Maar niet zo open dat onze hersenen eruit vallen! Daarom, Oudewater, herhaal ik hier ten slotte Valerius' Oudnederlandse woorden [uit de Gedenckclanck] : "Let op u saeck!"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten