Groot Dictee der Leuvense Studenten 2017
Voorlezen: het dictee werd niet vooraf en achteraf integraal voorgelezen, ook niet de afzonderlijke alinea's, waardoor de context geheel in rook opging. De tekst werd meteen 'in stukjes' voorgelezen, in rap tempo (nadenktijd minder dan 0 s). Na gesoebat uit de zaal werd dan toch na elke alinea deze nog een keer in hetzelfde rappe tempo voorgelezen. Leestekens werden niet voorgelezen: die moest je erbij zetten [had je nogal (bedenk)tijd voor ...] en ze telden wel mee (kom je tegen bij 1 op de 100 dictees).
Correctie: per woord kon je maximaal 4 fouten maken ...
(geen titel; auteur: prof. Geert Claassens)
1. De cyclothymische [met manisch-depressieve neurose] geleerde, incunabulist [kenner van incunabelen = wiegendrukken] van professie, maar uomo universale [en dus niet: homo universalis] van vocatie [roeping] gluurde door de draperieën [gordijnen]. Was deze besluiteloosheid een mene tekel [Daniël 5: 25, waarschuwing; VD] van cataleptische [stijf, verstard] lethargie, zou hij gaan mensendiecken [kamergymnastiek] of toch een oblomovje [extreem lamlendig persoon] doen, op zoek naar quiëscentie [innerlijke rust]? Choleriek [= BE (VD), officieel: choleriek, GB heeft ze allebei] [heftig, driftig] gerammel van de brievenbus produceerde een fraai couvert [enveloppe]. Het gedamasceerde [versierde] vignet met de platereske [met platerescostijl in de kunst] molluskische [als van een mollusk = weekdier] motieven verried de convocatie voor het annuale [jaarlijks; annaal past hier niet] plenum [voltallige vergadering] van de liga [verbond] der debauchés [met liederlijk leven], een notoir gezelschap gewijd aan de geneugten van dis, drank en dadaïstisch [kunst in primitieve vorm] debatteren. Het fibreuze [vezelachtig] oudhollands [VD] geschept [rare combinatie, moet zijn: geschept oudhollands] deed zijn hypersensitieve [overgevoelige] vingertoppen tintelen, maar door zijn myopie [bijziendheid] kon hij amper de minutieus [nauwgezet] en minuscuul [zeer klein] gekalligrafeerde [schoonschrijven] tekst dechiffreren [ontcijferen]. Hem wordt verzocht de kick-off [aftrap] van het debat te geven! Hij legde de enveloppe op de scriban [VD:
oud-Vlaamse schrijftafel] en zag dat de maculatie [gevlektheid] van het acajou inlegwerk [acajou bnw. – kleur – en znw. – kleur en hout – dus is acajou-inlegwerk zeker ook goed!] catachretisch [v.w.b. tegenstrijdige beeldspraak] contrasteerde met het nacaraat [paarlemoerkleur, parelmoerkleur] van het papier.
2. Waarover te peroreren? Over Kymrische [= Welsh; niet in wdb.; VD wel: Kimbrisch, betreft de Germaanse volksstam, de Kimbren – hier niet bedoeld] Arthurverhalen [VD: Arthurroman] of scrupulositeit in de admissieprocedure [toelating] van de mytylschool [lichamelijk gehandicapte kinderen]? Over commerciële exploitatie van otolieten [gehoorsteentje in oor] of licentieuze [losbandig] afbeeldingen van promiscue [vrij seksueel] gedrag op laatmiddeleeuwse snuisterijen. Echt scurriel [potsierlijk] moest het niet worden, maar discursieve [redenerend] rigorositeit [strengheid, wel: rigoureus] werd ook niet verwacht. Hij vroeg zich af of hij de bestanden met wat hij zijn 'querulante [ruziemakend] concepten' noemde, correct geback-upt had in de juiste directory's. De academische outillage [uitrusting] was hem wezensvreemd, een computer was voor hem als een ouijabord [bord voor communicatie met geesten]. Na deze casse-tête [hersenbreker] wijdde hij zich aan zijn tweede natuur, de procrastinatie [op de lange baan schuiven, vgl. soggen = studieontwijkend gedrag vertonen] en de omfaloscopie [omphalos = navelsteen, omfalitis = navelontsteking, ik zou een f doen, kennelijk bedoeld hier: navelstaren].
3. Aan de deur van de sociëteit stond een malicieuze [kwaadwillend] stoepier – die liever croupier in een mondain [werelds] casino zou zijn – de geïnviteerden naar binnen te loodsen. Met zijn exposeetje veilig in zijn colbert, schreed onze geleerde door de openstaande deuren de porte-brisée [openslaande deuren tussen 2 vertrekken] binnen. Enkele bentgenoten [(bende), genootschap] speelden een partijtje canasta [kaartspel] in afwachting van de gebruikelijke culinaire hoogstandjes. Hij herinnerde zich de succulente [sappige] saltimbocca [VD: Italiaans gerecht, geen mv.] van vorig jaar, evenals het crèmepje met een crumble [Engels toetje] van cantharellen en de rijke macedoine [vruchtengelei als dessert] met een finishing touch van crème fraîche [VD, GB: dakje! – BE: slagroom]. De voltooiing was een geurende cappuccino met exquise [uitgelezen] confiserie [verfijnd snoepgoed]. Maar ja, de volatiliteit [levendigheid] van het genootschap indachtig, zou het dit jaar schertsenderwijs natuurlijk ook een broodje hausmacher [leverworst] met een glaasje sarsaparilla [plantenwortel met medische toepassingen] kunnen wezen. Men was hier tot elke reinardie [listige streek] in staat.
4. Culinair gezien was het een deconfiture [GB, VD: bankroet] geweest. De steak bearnaise [dubieus: op internet e en é; ik houd het in het Nederlands voorlopig op e; voor Vlamingen dicht bij de Walen ligt de é misschien meer voor de hand] leek op een gebraseerde [aan elkaar hechten] schoenzool en de wellington [taai banketkoekje] gesneden opperdoezen [aardappels] waren ongaar. Het ware beter geweest indien alle ingrediënten geconfisqueerd [in beslag nemen] zouden zijn en de keukenbrigade gecolloqueerd [GB, VD, niet: colloceren]. Edoch [versterking van doch] zijn causerie en het eropvolgende [GB!] debat waren een hemeltergend cataclysme [geweldige ramp] geweest. Op veilig spelend had hij een exposé [uiteenzetting] gegeven over hoe het Hebreeuws, het Fenicisch [ook: Foenicisch], het Moabitisch en het Ammonitisch zich onderling verhouden binnen de Kanaänitische taalgroep en als subcategorieën van het Aramees. Zijn quodlibet [o.a. woordspeling] was simpel: welk lokaal oriëntaals [hier bedoeld: oosters en niet: v.w.b. het Oosten, de Oriënt] patois zou de Heiland gesproken hebben?
5. Zijn perspectief was wel degelijk strikt linguïstisch, desalniettemin ging het debat meteen richting religieus obscurantisme [volk dom houden]. Het gederailleerde [ontspoorde] gepalaver [BE: eindeloos gepraat] ontaardde in een verbale mêlee [GB, VD: krijgsgewoel] van syncretisten [versmelting godsdiensten] en oecumenische backbenchers [minder belangrijk politicus (uit het Engelse Lagerhuis)]. Weinig geestige bon mots [kwinkslag], naar een baaierd [chaos] aan rancuneuze irrisie [belachelijk maken, vgl. irritant] en mesquin [kleingeestig] gevit [muggenzifterij]. Met de limpide [doorzichtige] esprit [geest] restloos [geheel en al] opgesoupeerd [opmaken, verbrassen] had de verbale brille [virtuoze begaafdheid] het veld moeten ruimen voor invidieuze [nijdig, afgunstig - bron: DBNL - Calisch en Calisch, 1864, de voorloper van Van Dale, 1e druk avant la lettre]
jip-en-janneketaal. Lacrimogene [VD: lacrimoso = smartelijk, klagend, hier: tranen trekkend] straatschenderijtjes waren ternauwernood vermeden. Na zijn tumultueuze passage was het alleszins plausibel [aannemelijk] dat hij als lid geroyeerd zou worden. Langoureus [smachtend, kwijnend] zuchtend in zijn sjamberloek [kamerjas] overwoog hij een professie [beroep] als kartuizers [monnik]. Liever hun obligate [verplichte] stilte dan het kakofone [kakofonie: slechte klanken, antoniem: symfonie] schwadronneren [snoeven, pochen] en cosmopeniseren [in de ruimte lullen!] van het genootschap. Smikkelend van een pêche melba en een glaasje chartreuse bezon hij zich op een nieuwe dag en het afronden van zijn verhandeling over de Ripuarische [v.w.b. de Ripuariërs die aan de Rijn woonden] versies van het diatessaron [geschiedenis van Jezus, samengesteld uit de vier evangeliën].
[62 fouten ... er was bij mij verkeerd geteld: maar 57 fouten ...]
[gemiddeld 130 fouten ...]