Dictee - dictees [0991]
Groot
Soester Dictee 2016
De woorden
in vetjes waren voor de Specialisten, de cursieve voor de Liefhebbers. Woorden
die vet en cursief zijn, waren voor beide categorieën.
Wartaal?
(auteur: Bert Jansen)
1. De uitvinding
van de boekdrukkunst, halfweg de vijftiende eeuw, betekende een
omwenteling in kennisoverdracht. Tot die tijd schreven monniken-kopiisten
achter hun lezenaren in onder andere cisterciënzerkloosters met
hun ganzenveer op papyrus en later op perkament. Dat perkament
was overigens dermate kostbaar, dat oude teksten die hun actualiteit hadden
verloren, afgekrabd werden om opnieuw te worden gebruikt. Zo'n
manuscript werd een ........... (palimpsest)
[juist invullen leverde 3 bonuspunten op!]
genoemd. Met uv-licht is de oorspronkelijke tekst nog vaak goed te
ontcijferen. Zij verluchtten op minutieuze wijze hun
manuscripten en kalligrafeerden de versaliën.
2. Toen nog
bij kaarslicht; ledverlichting liet nog zo'n zes eeuwen op zich
wachten. In menig scriptorium heerste een sfeer van competitie, die niet
zelden ontaardde in een fittie. Zo kunnen we in de annalen
lezen dat in 1337, vlak voor het uitbreken van de Honderdjarige Oorlog,
twee kanunniken - beiden gekleed in een ripsen kamizool, een
handgemeen kregen nadat de een de ander de aviaire influenza gewenst
had, de klassieke vogelgriep dus. De querulant probeerde zijn gedrag
later nog te vergoelijken door te zeggen dat hij er als gillesdelatourettelijder
niets aan kon doen, maar de pauvres sires keurden elkaar sinds dat
incident geen blik meer waardig.
3. De
eerste gedrukte boeken, de zogenaamde incunabelen of wiegendrukken,
waren bijbels die in marokijnleer werden gebonden. Aanvankelijk
werd iedere pagina van een boek uitgesneden in een houtblok; de grote
verbetering kwam toen men losse letters in lood ging gieten met behulp van matrijzen,
dus niet van patrijzen, zoals ik onlangs las. Lange tijd vormde
de Heilige Schrift het leeuwendeel van het
drukkersbedrijf, maar in de renaissance verschijnen de eerste
kookboeken. Die waren niet bestemd voor Jan Rap en zijn maat. Zogezegd
dus niet voor het janhagel oftewel Krethi en Plethi. Alleen adellijke
dames, zoals douairières, en wika's
[ie] avant la lettre, hadden zich aan het analfabetisme weten te
ontrukken. Bovendien waren zij de enigen die zich de dure ingrediënten
konden veroorloven. [wicca's?] [ih]
4. Aan het
eind van de Hollandse Gouden Eeuw werden specerijen zoals pilipili,
tijm en kemirinoot door het
(de) VOC uit het Verre Oosten gehaald.
Overvloedige banketten waren een beproefd middel om rijkdom en macht te
etaleren. Men zat bij voorkeur in vol ornaat aan tafel en deed zich tegoed
aan ragouts en pasteien. Witbrood was alleen voor de
rijken, de armen moesten zich tevredenstellen met roggebrood.
Koeken van boekweitbrij en gortepap met stroop erdoorheen
geroerd waren nog het meest populair. En, zoals iedereen natuurlijk weet, pemmikan,
het tot koeken geperste mengsel van gedroogd vlees, vet en vruchten.
5. Vlees
was in die tijd een luxeproduct; het volk at diverse groenten uit
de warmoezerijen, die hun naam dankten aan het feit dat warme moes
(warmoes) gekookt werd. Mirabile dictu verscheen rabarber pas in de
achttiende eeuw op tafel als confituur of compote;
daarvóór wendde men deze groente als geneesmiddel aan. De wortels zouden
naar verluidt fytronutriënten en antioxidanten
bevatten die het lichaam zuiveren. Rabarber werd ook gebruikt als
purgeermiddel: het zou de defecatie bevorderen.
6.
Biografische documenten en de genrestukken van de Hollandse en
Vlaamse meesters geven ons een aardig inkijkje in het dagelijks leven van die
tijd. De bewoners van de Lage Landen waren echte smulpapen, ware gourmets.
Bij de maaltijd nuttigde men bij voorkeur bier; bier was volksdrank nummer een.
De hogere standen dronken wijn. Bier werd door het canaille bij het
ontbijt, noen- en avondmaal genuttigd. Mensen die tot welstand waren
gekomen, lieten het bier links liggen. De uitdrukking 'wijn op bier geeft
plezier, bier op wijn geeft venijn' vindt er zijn oorsprong. Water kwam zo uit
de grachten en de rivieren, die tevens dienst deden als cloaca. Aan het
drinken daarvan waren heuse gevaren verbonden. Een ziekte als amoebedysenterie,
die gepaard gaat met diarree, was in die tijd schering en inslag. En natuurlijk
scheurbuik, een ziekte die veroorzaakt wordt door een vitamine C-tekort.
(Water uit de pomp werd overigens schertsend wel wijn van Jan Langarm
genoemd.) Maar het meest gevreesd en invaliderend was wel syfilis,
ook wel Franse ziekte genoemd, een ziekte die dikwijls gepaard gaat met
ontsierend letsel in de vorm van condylomata. Maar u hebt gelijk, van
verkeerd eten kun je van die aandoening geen last krijgen. Revenons à nos
moutons [niet meer in VD] dus.
7.
Chroniqueurs en schilders maten de hang naar genot breed uit. Van Jan Steen is de 'Oester etende
vrouw' bekend. Dit weekdier zou niet alleen de appetijt verhogen, maar ook als afrodisiacum
uitstekende diensten bewijzen; bivalven namen een prominente plaats in
op de rijkversierde tafels van de happy few teneinde
de potentie te verhogen. De eenvoudige houten tafel zonder laweit,
gaat steeds meer plaatsmaken voor de feestelijk gedekte tafel en men
gaat hechten aan tafelmanieren: de vork doet zijn intrede en er wordt niet
langer met de handen gekloven. Dankzij de Oostinjevaarders kwam porselein
en biscuitaardewerk in zwang, aanvankelijk onverglaasd en melkwit
van kleur, later ook antraciet en inkarnaat, een hoogrode kleur
tussen kers- en rozerood. In de achttiende eeuw verscheen pas het wedgwood
op tafel.
8. De
welgestelden gingen ook meer vis eten, zoals kabeljauw, jakobsschelp
en visfilet à la meunière. Dat leidde soms tot ciguatera, maar
dat nam de goegemeente voor lief. Fish-and-chips en zee-ever
waren toentertijd nog niet en vogue. Haring stond wél veelvuldig
op het menu; de welbekende Willem Beukelszoon had honderdvijftig jaar
eerder het haringkaken
[ww. = haring kaken] uitgevonden, waarbij een deel van de ingewanden verwijderd wordt. Heden ten
dage is koken populairder dan ooit. De kookrubrieken op teevee (tv)
verheugen zich steevast in een grote belangstelling en op kookclubs komt men in
groten getale af. Celebritykoks als Jamie
Oliver en Nigella Lawson zijn niet weg te slaan van de treurbuis.
9.
Overigens stond in het Groot Dictee der Nederlandse Taal in 1992 eten ook al in
het brandpunt van de belangstelling, onder de titel 'Uit eten'; het a-priorisme
dat eetgewoonten niet ten eeuwigen dage hetzelfde blijven, stond
daarin centraal. Menige dicteeschrijver verslikte zich - in metaforische
zin althans - in de toen geserveerde karbonaadjes, savooiekool en
postelein, zoals men dat twee jaar eerder deed in het przewalskipaard
en de kasuaris. Nu, 24 jaar nadien, zal het merendeel der
dicteeschrijvers zijn hand niet meer omdraaien om woorden als prinsessenbonen
en varkensfricandeau correct aan het papier toe te vertrouwen. Of
dat ook geldt voor
amuse-gueules als gerookte zalmmousse en shiitakes
met
bacon-cheddarvulling staat nog maar te bezien.
10. Nu
streeft men ernaar de voeding zo veel mogelijk te variëren. Het nuttigen
van nasiballen en frika(n)dellen
[beide gelezen] als snacks is steeds meer
uit den boze. Chef-koks en souschefs moeten
er in ieder geval niks van hebben. En wie bevreemdt het nog dat er in
een klein bistrootje een aardappel-courgettetortilla wordt
geserveerd? Of een gazpacho met rode ui? Dineert men in
prestigieuze etablissementen, dan verblikt of verbloost men natuurlijk
niet van gerechten als gnocchi met gorgonzola en van een, met behulp van
een bistouri gefileerd eendenfiletje. Het is nog maar de vraag of
die vermaledijde dicteenomaden in orthografische zin problemen hebben
met ras el hanout, dat mengsel van kardemom, kaneel en
kruidnagel dat gebruikt wordt bij de bereiding van couscous of coq au vin.
Of bestempelt u dit alles als coq-à-l'âne? Ach, laten we als afsluiting
maar caffè macchiato nemen.