Dictee - dictees [1935]
Oefendictee
Groot Dictee Heruitgevonden 2020
Zie ook blogpost 1931!
Deel I, II en III
Deel I Bij
het online voorlezen moesten de tien items in vet
worden opgeschreven.
Ze
was nu zes jaar Rode
Kruisvrijwilligster.
Elke
zaterdag werkte ze in het Sint-Jansziekenhuis.
Stipt
om acht uur maneuvreerde [manoeuvreerde] ze zich door de tourniquet bij de ingang en
koos straat tweeënzestig. Daar stapte ze de uitleenbibliotheek
binnen.
Ze
gooide alle kasten open en sleurde haar kaduke
rijtuigje tevoorschijn.
Het
zag eruit als een bouwvallige stellage
op wielen.
Dan
stond ze stil, gedachtevol,
een wijsvinger tegen de lippen.
Fictie
of essay,
thriller
of
fantasy,
horror of young adult, grote of kleine letters?
Ze
vulde het karretje, bracht de uitleenadministratie in orde en
vertrok. Er wachtte een lastige klant.
Ze
stootte het wagentje hotsebotsend
over de drempel van de lift.
Ze
stapte uit op de derde verdieping en nam de kinderstraat.
Daar
klopte ze aan bij kamer driehonderdenelf.
Stilte.
Ze
opende zachtjes de deur en stapte de eenpersoonskamer
binnen.
Een
mager mensje lag roerloos met de rug naar haar toe.
Ze
wou meteen terugkeren.
Maar
een vermoeide meisjesstem vroeg: ‘Wat is er?’
‘De
bib [NL: bieb] is hier.’
Het
flinterdunne figuurtje had een pyjama
aan.
Deel
II waren 2-keuzevragen: rood fout, groen
goed
Ze
had een kaffiya/kaffia
om het hoofd gedrapeerd, kreunde en draaide zich halfslachtig om.
Het
leek alsof het haar de grootste moeite kostte/koste.
Ze
zei: ‘Jij weer.’
‘Inderdaad,
de boekenwurm van dienst.
‘Ik
wil dat je weggaat/weg
gaat.’
‘Geen
nieuw boek?’
‘Nee.’
‘Neem
ik het vorige weer mee?’
Het
meisje graaide het boek van het nachtkastje en kukelde het wild door
de kamer.
Ze
miste/mistte
nog net het tv-scherm.
De
boekenwurm voelde zich kop
van Jut/kop-van-jut
Maar
ze raapte het boek op, een griezelboek uit de Kippenvelserie. Toen
zag ze dat er achteraan enkele pagina’s waren uitgescheurd.
Ze
ging zitten in de fauteuil/feauteuil
naast het meisje.
Verweesd/verweest
[ouderloos, onbeheerd, leeg] bladerde
ze door het gehavende boek.
‘Er
ontbreken bladzijden.
‘Het
is het degoutantste/degoûtantste
boek dat ik ooit heb gelezen.’
‘Waarom?’
‘Omdat
het meisje doodgaat.’
Welke
kwibus/quibus
schrijft een boek waarin de hoofdpersoon sterft?
Denk
je echt dat ik in deze nare kamer door zo’n eng verhaaltje
word/wordt
opgevrolijkt?’
Deel
III is het slot van het verhaal en speelde verder geen rol in de
‘wedstrijd’.
‘Mensen
gaan nu eenmaal dood, ook in boeken.’
‘Het
is een rotboek. Neem het mee en ga weg.’
‘Ik
heb het niet geschreven, weet je.’
‘Ik
wil je nooit meer zien.’
De
woorden kwamen binnen als mokerslagen. Zelf nog een kind toen ze een
kind kreeg, had ze al haar dromen opgegeven. Ze was gestopt met
studeren om te gaan werken als hulpje in een geestdodend
boekhoudkantoor. Vijftien jaar later raakte ze het kind weer kwijt,
samen met haar laatste illusie. Ze wist nog steeds niet voor hoe
eeuwig.
‘Dat
zei mijn dochter zes jaar geleden ook.’
‘En
gelijk had ze.’
‘Had
ik beter mijn best gedaan, dan was ze misschien gebleven …’
Het
meisje keerde zich naar het grote raam en staarde verder in het
niets. De vrouw slaakte een zucht en stond recht, plaatste het boek
in het gammele getimmerte en haalde er een ander uit.
‘Goed
nieuws, dit is het vervolg op het vorige. Je raadt het nooit, Hannah
was niet echt dood.’
‘Larie,
dood is dood.’
‘Ik
laat het toch maar achter.’
De
vrouw legde het boek naast de voeten van het meisje, raakte lichtjes
haar schouder aan en zei: ‘Tot volgende week.’
Ze
duwde de bolide naar buiten en reed naar de kamer ernaast.
Een
week later opende ze na driemaal kloppen de deur van 311. Leeg.
Ze
probeerde de brok in haar keel weg te slikken. Ze nam het troosteloze
kinderboek van de vensterbank. De bladzijden waren intact. Bij het
doorbladeren dwarrelde een briefje op de grond. Ze nam het op en las.
‘Beste
boekenwurm. Het laatste boek was chill. Nooit scheur ik nog bladen
uit boeken. Boeken moeten heel blijven. Mensen ook. Alles valt te
lijmen. Ik ben beter. Mijn bloedwaarden zijn goed. Ik ga naar huis.
Tot nooit meer. Hopelijk. Kim.’
De
vrouw zeeg neer in de zetel naast het lege bed, nam haar mobieltje en
staarde hoopvol naar het nummer dat ze al zes jaar niet meer had
gedraaid.