Dictee - dictees [1498]
Dictee
748 (DCCXLVIII) Dictee Specialisten (01-05-2014)
1.
Het verrichten van sisyfusarbeid is Sisyphi
saxum versare. Sitologie of sitiologie is voedingskunde en cytologie is celbiologie
[celkunde]. Het situationisme is gerelateerd
aan dadaïsme en Cobra. Sit venia verbo: met verlof gezegd. En wie zal er wel
weer de sjaak [pineut] zijn? Spreek dat maar eens goed uit: sjadchen [bij joden: huwelijksmakelaar]. Is een paletotje [korte overjas] te combineren met een sjakootje [stijf, hoog, van een klep voorzien militair hoofddeksel
in de vorm van een afgeknotte kegel] (en het
eten van sjalotjes)? De verkoop van dat chalet is sjalet gezet (staat op
losse schroeven). In een synagoge kosteren sjammesen. Dat zie je niet
vaak: sjappies [sjappietouwer, baliekluiver, los
sjouwerman] met sjampie [champagne].
Ze droeg nog een jack over haar sjek [loshangend
vrouwenjasje]. 'Sjewijne' en 'asjeweine' zijn synoniemen. Die chic
geklede chique dame kauwt toch geen sjiek [pruimtabak]?
Een sjiiet gaat uit van de sjia, een soenniet van de soenna. Geef dat meisje
eens wat sjok [chocolademelk].
2.
Joodse, Bargoense of aanverwante zaken: sjechita (enk.:
joodse rituele slacht), sjed (vijand,
politie), sjeitel (pruik gehuwde vrouw),
sjekel (munteenheid), sjelosjiem (rouwperiode van dertig dagen), sjema jisraël (belangrijk joods gebed), sjemita (sabbatsjaar), sjidoech (arrangeren
huwelijk), sjikse (christenmeisje als
dienstmeisje), sjiva of sjivve (rouwperiode
van 7 dagen bij de joden. Shiva is trouwens de goddelijke Vernietiger in het
hindoeïsme), sjlachmones (lekkernijen met
Poerim), sjlemazzel (pech), sjleppen (moeizaam lopen), sjmadden (dopen), sjniggel (snikkel: klein
stukje), sjnoderen (een gift toezeggen voor
een goed doel), sjocheet (joodse rituele
slachter), sjochten (ervandoor gaan),
sjoechem (antwoord, vergelijk: sjoege),
sjoecht (troep, sliert), sjoel (synagoge), sjoera(cratie),
sjofar of sjoufer (ramshoorn), sjolem:
hallo, goedendag, een sjonniebak [oude opzichtige
auto, waarin mensen uit een laag sociaal milieu soms rijden] en een
sjoof (een gulden, mv.: sjofen).
3.
Bij pleintjesvoetbal wordt er veel gesjot [sjotten
= schieten]. In
Oost-Europa heb je nog sjtetls [kleine
joodse gemeente] en sjtreimels (bonthoed
chassidische joden). Hoe extreem orthodox is een versjwartster nar [dwaas, idioot]? Een skelter is een gocart of kart. Wat vind
je van die skifflegroup [primitieve,
zelfgemaakte instrumenten]? Voor skijøring heb je een auto of paard
nodig [voorttrekken op ski's]. Een skike is
een soort skeeler met luchtbanden. Tijdens de training draagt zij een skinpak [nauwsluitend aerodynamisch sportpak, bv. voor schaatsers
en skiërs], maar thuis skinny jeans [zeer
smalle pijpen, vanboven en vanonder]. Een skrei [paaiende
kabeljauw] vang je 's winters voor de Noorse kust. Gebruikt hij nog
steeds skuff [Nederlandse hasj]? Bij tarot [kaartspel] hoor je wel 'skus' [uh] (excuse: kaart die noch
kan nemen, noch genomen kan worden). Hij is idolaat van skûtsjesilen.
Het slaapapneu is OSAS [obstructief
slaapapneusyndroom]. Het slaapkamergeluk is het vredesmosje of baard van
Mozes [plantje]. Wist je het nog: die
hoofdstad heet Phnom Penh [Cambodja, munt: riel,
KHR]. Ik heb gisteren nog geslacklined [balanceren
op gespannen elastische band]. Een drieslag bij dammen is geweldig, drie slag bij honkbal is een stuk minder (tenminste – althans – voor de fielders) … Pleien
is slagduitje spelen [kiskassen]. Een
slagflouw: steeknet [kreu, slaghaam].
4.
Bessen en frambozen behoren tot het klein fruit. Een ouroboros is een
staartbijtende slang. Hij is dan wel geen adderengebroed, maar wel onder de
Slang geboren. Massageolie plus ketjoeboengolie geeft snakeoil (slangenolie) tegen reumatiek. Schrijf je señor
met een slangetje? En canyon? Een slapstick kent veel gooi-en-smijtwerk. De
Slavenkust is dat gedeelte van Afrika's westkust, dat tussen de Goudkust en de
delta van de Niger ligt. Bij een bv tref je soms een sleeping partner aan. De
kinderen gaan sleetje rijden en bokjespringen. Met een slaraak (sleg, slegge) kun je de paal niet missen. Het
achtvoetige paard van Odin heet Sleipnir. Een sleis is een rakelijzer. De
clavicula is het sleutelbeen. Raceauto's hebben slicks. Een contorsionist, een
slangenmens. De esculaap is een doktersslang,
maar wat is bajesslang [onbegrijpelijke taal]?
5.
Trouwens, slangetjeswoorden zijn: cañon (èh canyon), coño (lul,
schoft), cosas de España: ingewikkelde zaken, voor een buitenstaander
niet te begrijpen, doña (eretitel van een dame in
Spanje), dueña (bejaarde gezelschapsdame van
meisjes uit de aanzienlijke stand), El Niño (opwarming
zeewater), malagueña (aan de flamenco
verwante muziekstijl), mañana (morgen, met
sint-juttemis), piñata (met snoep gevuld
voorwerp van papier-maché), señora (mevrouw),
señorita (juffrouw of sigaartje) en vicuña (of vigogne: kleine soort van wilde lama). Dat pas
gebouwde appartement is
sleutel-op-de-deur (sleutelklaar):
het pasgetrouwde stel kan er zo in. De TVE is de Televisión Española (Spaanse staatstelevisie). De cramignon in Zuid-Limburg is een slingerdans. Slingerolie is sterkedrank (GB ook: sterke drank). Joepie, we eten lekker
slinger-om-de-trap [spekvet met stroop].
6.
Waar is die slöjdcursus [karton. klei, hout]?
Een sloka is een vierregelige strofe in de Oudindische
epische poëzie. Volgens VD is Randstad een verkorting van Randstad Holland (maar
niet bij lemma 'slokop'! – 2019 nog steeds: r). Hij behandelt mensen met een fobofobie [angst voor fobieën]. Bekijk het nog eens in slomo
[slow motion]. Dat stel: het zijn allemaal
sloompies. Zullen we gaan slootjespringen? Zijn er ook kampioenschappen
slopestyle [+ acrobatische toeren]? De
achtste dag van het Loofhuttenfeest is het Slotfeest. Een croesus [superrijke] is zo rijk als Croesus [ooit koning van Libië]. We gaan kangoojumpen [èh dzjoe dzjuh – speciale schoenen met springveer].
Kun je met deze telescoop die asteroïdengordel
waarnemen? Ik ben helemaal relaxed, ik heb uitgebreid gerelaxt. Hij was als
champetter in dienst van de prins. De Oostinjevaarder (hoe kom ik in dat verband toch aan basso ostinato
– steeds terugkerende figuur in de baspartij, met wisselend contrapunt?),
de Oost-Indiëvaarder was Oost-Indisch doof. Het roostin is met de Tudorroos
gestempeld tin (voor een verklaring heb je
Wikipedia nodig).
7.
Slow(s) dansen is slijpen. De VOC is de Vereenigde Oost-Indische Compagnie. De Heren Zeventien, (ook wel: de Zeventienen) waren van de OIC. Met
'*stil*': apostil(le) en apostillair, aqua
destillata, astilbe (plant), bastille [fort] en Bastille [Parijs],
bestilla (ovengerecht, ook: pastilla), een
Castiliaan uit Castilië, dolce stil novo (stroming
in de dichtkunst), haarstilist of haarstylist, haverstropastille [hoestmiddel], instillatie [indruppeling], jugendstil [stijlrichting,
art nouveau], krampstillend (antispasmodisch),
peristilum (peristilium, peristyle: zuilengang),
polystilisme (combineren van muziekstijlen),
postiljon [koerier, postrijder], postille [korte uitleg van wetenschappelijke of morele aard op de
Bijbel], postillon d'amour [overbrenger
liefdesbrieven], standstill (geen vervoer
van dieren), stilaan, Emser en Drostes pastilles, stilb (eenheid, sb – helderheid lichtbron),
(di-ethyl)stilbestrol (des),
een stiletto- of hogehakkenrace leidt tot een stilettokater [pijn], stili novi (stilo
novo), stili veteris (stilo veteri),
still (filmfoto) en stillekens.
8.
Verder: een stilletje [kakstoel, privaat],
stilletjesaan, een stilleveger [secreetruimer],
still going strong (alive-and-kicking?),
stillireactie (druppelreactie, vgl. instillatie),
stilton (zekere Engelse schimmelkaas),
stilus (schrijfstift), stilus curiae (kanselarijtaal, in
cancelleresca - kanselarijschrift?), een twitterstilte in acht nemen,
een luguber vanitasstilleven [voorwerpen herinneren
aan de dood], een wapenstilstand en 'de' Wapenstilstand (België, 11 november). We gaan dansen ('*dans*'): wodanseik, (sint)-vitus- of (-)veitsdans
(fieteldans), une tempête dans un verre
d'eau [storm in een glas water],
tobbedansen, thé dansant [t.d.], squaredans [carrés van vier paren], soirée dansante [avondfeest], reidans [rondedans],
oxidans [oxidatiemiddel], lijndans(en) – linedance(n) – dansers in rijen naast elkaar, dansmug, danser
sur un volcan [zich vermaken bij groot gevaar],
danse macabre [dodendans], connu dans
l'univers et dans mille autres lieux [bekend in het
heelal en op duizend andere plaatsen], cadans [ritme,
muziek ook: cadens], apachedans [wild],
acrodans [dans + acrobatische oefeningen],
een quadrille dansen [carrés van 4 paren],
dans-en-showorkest [GB, VD], dansende
derwisjen (de orde van de Mevlevi's – islamitische
bedelmonnik), 2 step (muziekstijl, twostep =
dans), acid jazz en allemande [Duits, walsachtig
tempo].
9.
Verder: anglaise [18e-eeuws, Engels],
bailefunk [favelafunk, riofunk], balearic [elektronische dansmuziek, Balearen], bal masqué,
bal musette [harmonicamuziek], barre (voor balletdanseres), batucada (muziek Brazilië, carnaval), (be)bop [jazzmuziek],
bedorvendans [! verwend kind], biodanza [biodans – therapeutische levensdans], bolero [langzame Spaanse nationale dans], boogaloo [Zuid-Amerikaans], boogiewoogie [blues], bossanova [Zuid-Amerikaans],
boston [gezelschapsdans, Boston], bourree [oude, snelle rondedans uit Auvergne], bubblin' =
raggamuffin [hiphopvariant op reggae], butoh [moderne Japanse dans],
calypso [Caraï/ibische gebied], cancan [revuedans,
veel froufrou], capoeira [Braziliaanse
zelfverdedigingstechniek met zang en dans], carmagnole [lied en dans eerste Franse Revolutie], chachacha [Latijns-Amerikaans, chacha], chaconne [Baskisch, steeds herhaald basmotief], charleston [Amerikaans, Charleston, South Carolina], conga [Cuba], cotillon [figuurdans
die een bal besluit], courante [oude Franse
dans], cramignon [Waalse volksdans, reidans],
cumbia [Zuid-Amerikaans, Columbiaans],
csardas (VD ook: tsardas – Hongaarse volksdans),
arabesk(e) (danshouding),
dirty dancing [sensuele wijze van dansen, m.n. de
mambo], doggydance [mens + hond],
dos-à-dos [bij dans: rug tegen rug, rug-aan-rug],
écossaise [Schotse drie, Schotse dans],
electric boogie [fel schokkende bewegingen],
espagnole [Spaans], fandango [Spaanse volksdans voor twee personen], farandole
[oude Provençaalse volksdans, reidans],
flamenco(dans) [vurige,
ritmische dans], foxtrot [gezelschapsdans,
Amerikaanse stapdans], française [de gewone
quadrille], gaillarde [Italiaanse dans in
driedelige maat], gangnamstijl [ruiter
imiteren, bouncen op hiphopmuziek], gavotte [tweedelige
maatsoort met sterk gemarkeerde accenten en matig tempo], gigue [Engels, trippelmaat], gitaanse [gitano/a – zigeuner] zang en dans, groovejazz [= acid jazz], guaguanco [Cubaans,
verwant aan rumba], happy clappy [blijmoedige
verering godheid met zang en dans], honi soit qui mal y pense [schande over hem die er kwaad van denkt],
hiphoppen, horlepiep (jig), jazzdansen met
de jazzdance, jitterbug [modedans tussen WO I en
II], jive [Amerikaans, jazz(-) of rock-
'n-rollmuziek], kabuki [traditioneel Japans
toneel met ook dans], kaseko [creools-Surinaamse
dansmuziek], kaskawi [kaseko + kawina],
kawina [met cilindrische trommel], krakowiak
[Pools, nadans polonaise], kwaito [Zuid-Afrikaans], kwela [jazzy,
Zuid-Afrikaanse townships], lambada [Zuid-Amerika,
lichamen in contact] en lanciers [oud,
Frans].