Dictee - dictees [0859]
Muziekdictee
Ook dit is
een van mijn 856 oefendictees (nummer 070) en een van de weinige complete verhalen. Wel lang
…
1. Muziekschrift en notenbalk
Net zoals je
bij gesproken taal een neergeschreven vorm nodig hebt, is er een systeem nodig
om gespeelde muzieknoten op schrift te stellen. Daar is het muziekschrift op
muziekpapier voor. We kijken eerst naar de hedendaagse situatie. Noten – let op: geen stille vennoot,
voetnoot, taguanoot, sint-lambert(u)snoot, seksegenoot, kemirinoot, cashew- of
cachounoot dan wel areka- of betelnoot – worden op een vijflijnige en bij
uitbreiding elflijnige notenbalk genoteerd. Er zijn lange en korte noten. Een
hele noot duurt vier tellen en wordt weergegeven door een open rondje, een kop.
Een halve noot duurt twee tellen en wordt weergegeven door een open rondje met
stok, een kwartnoot duurt één tel en wordt weergegeven door een dicht rondje
met stok. De termen achtste noot, de croche, en zestiende noot, de double
croche, kunt u zelf wel verklaren. De laatste twee noten krijgen één vlag, respectievelijk
twee vlaggen, boven aan de stok. Het ritme
is de afwisseling in korte en lange noten. Verticale maatstrepen verdelen de
notenbalk in maten. Een maat kan drie
tellen duren, de driekwartsmaat, vier tellen, de vierkwartsmaat, twee tellen,
de tweekwartsmaat enzovoorts.
2. De toonhoogte wordt met letters aangegeven.
Er zitten zeven tonen in een diatonische toonladder, aangegeven met a, b, c, d,
e, f en g. Daarna komt weer de a van de (het) eerstvolgende en hogere octaaf,
met zeven tonen. Als een orkest speelt, moeten de instrumenten gestemd worden.
De toonhoogte 'a' – de concerttoon – behelst 440 trillingen per seconde. De
afstand tussen de diverse noten kan een hele of een halve toon zijn. Zo is a –
b een hele toon, b – c een halve toon, zijn c – d en d – e hele tonen, is e – f
een halve toon en zijn f – g en g – a weer hele tonen. In schema: a
1 b ½
c 1 d
1 e ½
f 1 g
1 a.
3. Op een
pianoklavier kun je dat goed zien. De witte toetsen vertegenwoordigen de gewone
noten en waar het een hele toon betreft, zitten er nog halve tonen, de zwarte
toetsen, tussen. Je kunt een noot een
halve toon verhogen. Dat wordt met
een kruisteken, een hekje (#), aangegeven. Meer kruisen (kruizen) kan ook: aïs
is een met een halve toon verhoogde a en aïsis – met dubbelkruis – een dubbel
verhoogde a, in feite een b dus. Verlaagde
tonen geven we met een of meer mollen (b) aan. Zo is de bes de verlaagde b
en de beses – met dubbelmol – de dubbel verlaagde b en dus in feite de a. Zo is
de as de verlaagde a en de ases de dubbel verlaagde a en in feite de g.
4. Overigens
moet ook de solmisatie genoemd
worden. In de elfde-eeuwse muziek werd het gewoonte om een toonladder aan te
geven met do – re – mi – fa – sol – la – si (– do) ter vervanging van c – d – e
– f – g – a – b (– c). Daaruit zie je dat een toonladder meestal bij c begint.
Voor sol wordt ook wel so gebruikt en voor si ti. De g of de sol is dus de
vijfde toon van deze toonladder.
5. Als je in
termen van halve noten praat, zie je in bovenstaand schema met de 1'en en de
½'en, dat er eigenlijk vijf extra halve noten zijn: tussen a en b de aïs of de
bes, tussen c en d de cis of de des, tussen d en e de dis of de es, tussen f en
g de fis of de ges en tussen g en a de gis of as. Op het pianoklavier zie je
dus zeven witte en vijf zwarte toetsen, in totaal twaalf. Daarom spreken we ook
wel van dodecafonie,
twaalftoonsmuziek.
6. Voor aan
elke notenbalk staat nog het teken [afbeelding 1] of [afbeelding 2]. Het eerste is de g-sleutel
of solsleutel, het tweede de f-sleutel,
fasleutel of bassleutel. Als je naar het centrum van de 'krul' van de g-sleutel
(de linkse) kijkt, zie je dat die om de tweede lijn (van onder) is gekruld. Dat
is precies de lijn waarop de noot g geplaatst wordt. De a staat tussen tweede
en derde lijn van onder en de b staat op de derde lijn van onder oftewel de
middelste lijn.
7. NB De f
staat tussen de onderste twee lijnen in! De f, die een octaaf hoger is – tel
dat even na – zou op de bovenste lijn van de g-sleutel komen.
afbeelding 1
afbeelding 2
8. De f, die een
octaaf lager is, zou met een flink aantal hulplijntjes ver onder de onderste
lijn van de balk met de g-sleutel komen. Waarom zou er – er zijn trouwens nog meer van die sleutels! –
ook nog een f-sleutel (de rechtse)
nodig zijn? Wel, de linkse notenbalk met de g-sleutel bevat de noten die
dagelijks het meest bij zingen, pianospel, etc. gebruikt worden. Als je
muziekstukken hebt met veel heel hoge noten, dan zouden die allemaal ver boven
de vijfstreepsnotenbalk met de g-sleutel komen. Heb je daarentegen veel heel
lage noten, dan komen die noten met hulplijntjes ver onder de onderste lijn van
de balk met g-sleutel.
9. En voor die
lage noten hebben we de f-sleutel. De gewone f zit bij de g-sleutel nogal onderaan
de notenbalk (zoals gezegd, tussen de onderste twee lijnen). Bij de f-sleutel zit die f – toch al een octaaf lager – redelijk boven aan de
notenbalk. Kijk naar de rechtse figuur. De 'druppel' van het teken op die balk
staat op de lijn tussen de twee stippen en dat is waar die f – met een veel
lagere toon – toch nog hoger op de notenbalk met f-sleutel, namelijk op de
vierde lijn van onderen, dus de eerste van boven, geplaatst wordt. Genoeg over
toonladders oftewel echelles!
10. Bij het
noteren van muziek in notenschrift kan ook een groot aantal 'aantekeningen' gemaakt worden, waaronder
de volgende met betrekking tot hard en zacht: p [pee] voor zacht, piano, pp
[pee-pee] voor zeer zacht, pianissimo, en ppp [pee-pee-pee] voor uiterst zacht,
pianississimo. Zo staat m.f. [èhm-èhf] voor mezzo forte en sfz.
[èhs-èhf-zèht] voor sforzando, hard beginnen en meteen zachter worden, dus één
enkele toon versterkend. Het kleinerdanteken (<) wordt gebruikt voor
crescendo, harder worden, het groterdanteken (>) voor diminuendo, zachter
worden.
11. Aanwijzingen
Ook kunnen aanwijzingen gegeven worden voor het tempo:
snel of langzaam. Van de daarbij behorende termen noemen we: largo, lento,
adagio en grave, de langzame tempi met 40 tot 60 kwartnoten in de minuut.
Larghetto, andante en andantino hebben er 60 tot 90 per minuut. De matig snelle
tempi zijn allegretto, moderato en allegro moderato met 90 tot 120 kwartnoten
per minuut. Allegro, allegro con spirito en allegro con brio hebben er 120 tot
168 per minuut. De vijfde en laatste categorie met zeer snelle tempi heeft 168
tot 208 kwartnoten in de minuut. Die tempi zijn: allegro vivace, allegro assai,
presto, prestissimo en veloce – vliegensvlug. Bij overgangen betekent ritenuto
vertragen, accelerando versnellen en stringendo sneller en sterker worden. Ook
voor het karakter, het gevoel waarmee gespeeld wordt, kan men aanwijzingen
geven: agitato is opgewonden, gejaagd, brillante is schitterend, con brio is
met vuur, cantabile is zangerig, dolce is lief(e)lijk, funebre is treurig of
somber, giocoso is grappig, schertsend en pastorale is herderlijk, landelijk,
bucolisch.
12. Maar dan zijn we er nog lang niet. Vivo is levendig,
staccato is met afgebroken noten voordragen, spirituoso is met geestdrift,
spiccato is met springende stok, sostenuto is gedragen, vigoroso is met vuur,
smorzando is wegstervend, retardando is vertragend, recitando is half zingend,
half sprekend, più forte is harder, krachtiger, ritardando is inhoudend,
parlando is meer sprekend dan zingend, quieto is rustig, kalm, pomposo is
statig, deftig, glissando is glijdend, non-vibrato is zonder trilling,
perdendosi is langzaam afnemend, patetico is met hartstocht, maestoso is met
waardigheid, troppo is te veel, te erg, (ma) non troppo, niet te veel, niet te
erg, triste is droevig, tranquillo is rustig, kalm, bedaard, lusingando is
vloeiend, vivace is opgewekt en grazioso is bevallig. Zo zou je bijna vergeten
dat een virga een staartnoot is, dat de afkorting v.p. [vee-pee] volti preste
betekent, sla spoedig de bladzijde om, net zoals v.s. [vee-èhs], dat staat voor
volti subito. De betekenis van u.c. [uu-see], una corda, is op één snaar. Dan
zijn er nog de nodige herhalingstekens zoals d.c. [dee-see], dat da capo
betekent, al fine, dat van voren af aan tot het einde betekent en d.s.
[dee-èhs], dal segno, dat herhalen vanaf dit teken [afbeelding 3] betekent. Het
teken voor d.c. is overigens [afbeelding 4].
afbeelding 3
afbeelding 4
13. Om dit
gedeelte af te sluiten nog dit: dolendo is klagend, con spirito is met
geestdrift, col legno is met het hout van de strijkstok, à gogo is
ononderbroken, appassionato is hartstochtelijk en à vue is zonder instuderen. Het voert in
een niet-specialistisch dictee als dit te ver om uit te leggen wat kleine en grote terts inhouden. Toch kom je die termen vaak tegen. Een
muziekstuk is geschreven in F grote terts, F-majeur of F-groot, dan wel in c
kleine terts, c-mineur of c-klein enzovoort(s). De durtoonschaal slaat op majeur: een stuk kan staan in
A-dur. Tegenover dur staat mol.
14. De klassieke muziek
Om muziek te
maken, te componeren, heb je bovenstaande kennis hard nodig. Muziek is al zo
oud als Methusalem, de weg naar Rome of die naar Kralingen. Uit de oudheid tot
pakweg 500 is weinig bewaard gebleven. Vanuit de vroege middeleeuwen tot 1000
moet vooral de kerkmuziek en in het bijzonder de gregoriaanse muziek worden
vermeld. In de rest van de middeleeuwen tot 1450 werd de polyfone,
veelstemmige, muziek ontwikkeld. Van toen bekende muziekvormen zijn de
ambrosiaanse gezangen, het organum, het motet, de ballade, het madrigaal en de
caccia, een muziekstuk waarin een jachtscène wordt uitgebeeld. In de
renaissance van 1450 tot 1600 werden onder andere strikte regels voor
consonantie – het goed samenklinken – en dissonantie – onwelluidendheid –
ontwikkeld. Bij de barokmuziek van 1600 tot 1750 doen de monodie met de basso
continuo, de harmonie en daarmee de cadensen en de strijk- en blaasinstrumenten
hun intrede.
15. Tijdens het
classicisme ontstaan de tekens voor dynamiek zoals de p [pee] (piano) voor
zacht en de f [èhf] (forte) voor luid. De pianoforte rukt op als voorloper van
de piano en de sonatevorm, het symfonieorkest en het strijkkwartet doen hun
intrede. De romantiek (1810-1910) kenmerkt zich door steeds uitgebreidere
composities, steeds grotere orkesten, meer en betere muziekinstrumenten en
steeds complexer harmonische ontwikkelingen. Van de klassieke muziek uit de
twintigste eeuw vallen te melden het impressionisme, het futurisme, de
neoromantiek en het neoclassicisme, de dodecafonie, de musique concrète, het
serialisme, de microtonale muziek, de aleatorische muziek en de minimale muziek
of minimal music. De eigentijdse klassieke muziek wordt geacht te lopen van
1975 tot heden. Cello-etude, aria en piano-etude zijn voorbeelden van
muziekstukken. De sinfonietta is een klein broertje of zusje van de symfonie.
16. Muziek van toen en nu
De muziek
van de laatste vijftig, zestig jaar wordt ook wel pop genoemd. Van de grote
verscheidenheid daarin geven we met veel andere muziek – ook die uit oude
tijden – rijp en groen een vrij willekeurige en ongeordende potpourri.
Klezmorim spelen klezmer, de traditionele Joodse muziek. Zydecospelers
vertolken volksmuziek van bij de Mississippi. De verzamelnaam voor r&b
[ahr-èhn-bie], reggae, hiphop en funk is urban. Tex-mexmuziek is van
Texaans-Mexicaanse oorsprong. Soukous is een muziekstijl met Cubaanse ritmes en
Afrikaanse gitaarloopjes. Cubaanse muziek met West-Afrikaanse elementen heet
ook wel son. Softpop is een voorbeeld van soft music, soca staat voor soul en
calypso. Ska is ontstaan uit Jamaicaanse muziek, jazz en rhythm-and-blues. De
sicilienne is een muziekstuk bij de Spaanse herdersdans, de kwaito is
Zuid-Afrikaanse dansmuziek, kawina is creools-Surinaamse dansmuziek, net zoals kaseko. Schrammelmuziek komt uit
Oostenrijk en schmalz is sentimentele muziek.
17. Scat is
improviserend zingen bij de bebopjazz met als voorbeeld 'heybaberiebah'.
Rockabilly is een combinatie van rock en
country-and-westernmuziek. Requiem is
muziek bij een requiemmis, dus weer eens iets anders dan jitterbug en
jivemuziek. Rebetika is melancholieke, Griekse volksmuziek en rai is Algerijnse
bedoeïenenmuziek. Er bestaat muzikale prozac, muziek die de stemming gunstig
beïnvloedt. Praise is opgewekte christelijke muziek en hillbillymuziek is
countrymuziek. Je hebt heavy metal en hardtrance. Plingplong is experimentele
muziek, iets anders dan merseybeat en mellow house.
18. Muzak is
behangmuziek en moma is een Kaapverdische muziekstijl. Middle-of-the-roadmuziek is pretentieloos, mbalax is een muziekstijl uit
Senegal en lingala is volksmuziek uit Congo. We kennen latin rock, gothic, en
gnawa, een Noord-Afrikaanse muziekstijl. De gavotte is een muziekstuk in tweedelige
maatsoort en freestyle is improviserend. Bij flamencomuziek horen gitaar en
castagnetten, entr'actemuziek is iets heel anders. Drum-'n-bass is popmuziek.
Verder heb je jungle, stonerrock, cold wave uit de jaren 1975-'80, new wave en
close harmony. Je kunt chillen met chill-out, dat is rustige muziek, terwijl
charivari ketelmuziek is. Uit de Bijbel kennen we het Hooglied, het Canticum
Canticorum. Cajunmuziek is folkloristische muziek, cabarock is rockmuziek met
cabareteske teksten. De bourree is een snelle rondedans uit de Auvergne met
bijbehorende muziek.
19. De bhangra
is een Aziatische muziekstijl, de tropicalia een Braziliaanse. Je hebt
beiaardmuziek, maar batucada is opzwepende Braziliaanse dansmuziek. Arrenbie,
r&b [ahr-èhn-bie], ambient en housemuziek zijn ingeburgerde begrippen. Kun
je daar ook een Edison mee winnen? Niet zo bekende muziek is alt.country
(alternative country). Emocore lijkt op hardcore en softcore. Zou Eskimomuziek
ook swingmuziek zijn? Oi is een uit de punk voortgekomen muziekstijl van de
skinheads. Kent u skifflemuziek en hiphopmuziek, krontjongmuziek,
synthesizermuziek? Op bluesgebied is ook het nodige te beleven: chicagoblues, bluesrock,
countryblues, deltablues, mississippideltablues, rhythm-and-blues en talking
blues. Technohouse is elektronische housemuziek. We besluiten met een lijst van
allerlei op elkaar lijkende genres: acid jazz, acid house, shockrock, rootsrock
en postrock, jazzrock, neopunk, folkpop, afrobeat, swingbeat, nederbeat,
discobeat, dansbeat, breakbeat, backbeat, afterbeat, sweetjazz, popjazz,
rockjazz, jazzrock, jazzfunk, hotjazz, freejazz, etnojazz, afrojazz, cooljazz
en funkrock.
20. Muziekinstrumenten
Als je jezelf
niet tot zingen of neuriën beperkt, heb je meestal een muziekinstrument nodig
om te musiceren. Een vocalise is trouwens een zangoefening op een klinker of op
'la'. Je kunt ook passief muziek bedrijven door naar een vauxhall, een tuin
voor muziekconcerten, of een concours te gaan, een taptoe of een symfonie – een
veelstemmig muziekstuk met als antoniem kakofonie – te beluisteren, een
aapjesorkest te bezien of een soirée musicale te bezoeken. Maar daar gaan we
niet van uit, u gaat zelf spelen. U volstaat niet met luisteren naar een
mp3-speler.
21. Er zijn
instrumenten te kust en te keur. We beginnen met de snaarinstrumenten. De piano komt straks apart. Maar we hebben ook
de citer en de harp, het klavichord, het oudste snaarinstrument met toetsen, de
monochord, een oud eensnarig instrument en de pentafoon, een vijfsnarig
instrument. De teorbe is een basluit, de psalter een dertiensnarige harp, de
koto komt uit Japan, de bouzouki is Grieks, de balalaika is een Russisch
snaarinstrument, de baglama is van Turkse komaf met drie snaren en een kantele
is een halsloze citer. Een cimbalom is een grote citer. Een wahwahgitaar werkt
met een wahwahpedaal en maakt vooral pop- en rockmuziek. Een slideguitar
(slidegitaar) wordt gebruikt bij hawaïmuziek.
22. De viool –
bijvoorbeeld de barokviool – is een bekend strijkinstrument. In deze categorie
valt ook de cremona, een soort van viool, in Cremona gemaakt. We kennen de
violon d'Ingres, de gamba of viola da gamba, een knieviool, vermontevioleparken
hoort niet in dit rijtje thuis, de viola of viola da braccio en een altviool.
De vedel is een middeleeuwse voorloper van de viool, de rebab is een
tweesnarige viool uit Indië, de pochette is een zakviooltje en een viool wordt
ook wel klaaghout of jammerhout genoemd. Voor wie amuzikaal is, is de vraag:
"Wat is lelijker dan één viool?" Antwoord: twee violen! Een kemenche
is een Turkse schootviool, op een viool zit een g-snaar, maar de kwint is de
hoogste en dunste vioolsnaar. Een goezla is een eensnarige viool, op een viool kun
je fiedelen, maar ook een viooletude spelen. Een erhu is een tweesnarige
Chinese viool en colofonium is vioolhars om de haren van een strijkstok mee te
harsen. De cello, ook wel violoncello of violoncel genoemd, is gestemd tussen
de altviool en de contrabas in. De bratsch is een driesnarige altviool, ook wel
zigeunerviool genoemd. Er zijn naast barokviolen ook Amati's. Als je alleen
speelt, is een violino principale oftewel soloviool wel plezierig, maar als je
een strad of Stradivarius bezit, ben je natuurlijk helemaal spekkoper.
23. Arpeggione,
octobas, polychord en rebec zijn strijkinstrumenten,
net zoals sordino, de vedel, de knieviool en de viola d'amore uit de
violafamilie. Een sarangi is een Voor-Indische viool.
24. De piano is een veel bespeeld instrument.
De mbira is een Zimbabw(e)aans muziekinstrument, ook wel duimpiano, kafferpiano
of lamellofoon geheten. De spinet is een voorloper van de piano. Kent u de
honkytonkpiano en de boogiewoogiepiano? De piano stamt af van de pianoforte.
Een mechanische piano wordt ook wel een tingeltangel of pianola genoemd en op
een oude, ontstemde piano, een rammelkast, kun je t(j)ingelen. Een vis-à-vis is
een dubbel klavecimbel.
25. De
vaardigheid om een blaasinstrument te
bespelen heet embouchure. Bij die blaasinstrumenten is er keuze te over: de
helicon, een cirkelvormig gebouwde contrabastuba voor militaire muziek, de
ocarina, het organum, de oboe d'amore, een lager gestemde hobo, de schalmei met
dubbelriet, de sarrusofoon, de piston (van koper), de cornet-à-pistons, de
ophicleïde, een voorloper van de tuba, de kornet, een hoog koperen
blaasinstrument, de fagot en het eufonium. De dulciaan is een blaasinstrument
uit de renaissance. De Aboriginals bliezen en blazen op een didgeridoo. Een
calandrone is een houten blaasinstrument met twee kleppen, een Italiaanse
schalmei. Een gewone schalmei werkt met een dubbelriet. Een aulos is een
schalmei uit de Griekse oudheid.
26. Het orgel kent vele varianten. Denk maar aan
een hammondorgel. Een gewoon orgel heeft orgelregisters of orgelstemmen: vox
humana en vox angelica, tremulant, tremolo, balgregister, bourdon, dulciaan,
cimbaal, fagotregister, fluitregister, gamba, hobo, klarinet, kromhoorn,
mixtuur en musette, neusregister, octaaf, quintadeen, regaal, salicionaal,
spitsfluit, trechterregaal, trombone, trompet(register), veldfluit, viola,
vioolregister en vulstem. Je hebt draaiorgels en een pierement is een groot
straatorgel.
27. Van de slaginstrumenten noemen we de pauk of
keteltrom. De guiro is een klein instrument. De kalebas en de kendang vinden we
bij de gamelan. Verder kennen we de logdrum, de xylofoon en de cinellen, kleine
koperen bekkens. De tombak is een grote Iraanse vaastrommel. De bespeler van
een slaginstrument heet slagwerker of percussionist.
28. Bij de diversen noteren we de an(g)klo(e)ng (g
en e beide wel of niet), een Soendanees instrument met bamboepijpen. De
accordeon heeft een blaasbalg en metalen tongen. De harmonica heeft onder meer
twee toetsenborden en een balg. De mellotron is een elektrisch muziekinstrument
en de rasp komt uit Zuid-Amerika. De synthesizer kent u, de valiha komt uit
Madagaskar, de bonang is een slaginstrument bij de gamelan, bestaande uit
kleine gongs op een rek. De clave bestaat uit twee hardhouten staafjes. De
volgende mededelingen passen ook wel binnen 'diversen'. Vogueing is het
aannemen van poses op dansmuziek. Tae-bo is conditietraining op muziek.
29. Zouk is
dansmuziek, bestaande uit een creoolse mix van Afrikaanse gitaarstijlen,
Caraïbische pop en Amerikaanse funk. Streetrave is een demonstratie met muziek
of zang. Worship is een stroming binnen de gospelmuziek, waarbij de aanbidding
centraal staat. Een winti is een bovennatuurlijk wezen dat met sterk ritmische
muziek kan worden opgeroepen. Western is populaire muziek uit het westen van de
VS [vee-èhs]. Het coloriet is de kleurschakering van muziek.
30. Ken uw
trappen van vergelijking: ondermeer, ondermeest, ondermeester…