Dictee -
dictees [1906]
Vijfde online BeNeDictee 2020-05
De 70 woorden in vet en onderstreept moesten worden ingevuld.
Kabouter Plop (auteur: Herman Killens)
1. Pol vlijt zich languit neer [ww. neervlijen] op het terras, in de schaduw van zijn protserige en pokkendure [znw. pokken-, bnw. pokke-] villa. Pf, wat is het christus heet [in hoge mate] vandaag! Eindelijk rust: zijn eega [m/v] is met haar moeder op koopjesjacht in de stad. Hij sluit gelukzalig de ogen.
2. “Hoi pipeloi!” [begroeting] klinkt het plotseling. Pol schrikt zich het habbiebabbie [heel erg]. Vol ontzetting ziet hij hoe zijn tuinkabouter hem vanaf het bloemenperkje dolenthousiast toezwaait. Met zijn extra extra small [+ e?] gestalte [XXS] komt de ukkepuk maar ternauwernood boven de rododendrons [rodo, rodo's] en forsythia’s uit. Het is toch altijd wat met die stomme cadeaus van mijn trouwma [! - schoonmoeder, vgl. trauma], sakkert Pol.
3.
Het tuinornament, excentriek uitgedost in
boho-chic
[verwisselbare begrippen] ornaat, veegt met zijn
pinnenmuts [BE: puntmuts]
de zweetdruppels van zijn voorhoofd en vervolgt:
“Ça va [begin zin],
man? Ai, ik zie het al, si en la
[zus en zo]. Da’s niet al te
best. Waarschijnlijk van die verzengende hitte. Wat denk je, zal ik
jou eens een glas ijsgekoeld gerstenat tevoorschijn
toveren?” Pol ziet hoe de dwerg kabbalistische
[kabbala = geheime leer joden middeleeuwen - vooral met getallen]
tekens in de lucht maakt en binnensmonds wat in het Lineair A
[schrift, Kreta, nog niet geheel ontcijferd –
NB een schrift, dat kun je dus niet
spreken!] prevelt, gevolgd door een luide
“plopperde(plopperde)plop”. Tada! [uitroep
als van hoorngeschal] Prompt verschijnt een vers getapt
witteke van Hoegaarden [witbier]
op tafel.
4.
Het pintje smaakt. Pol moet toegeven dat het toch wel een straffe
indianentruc [foefje] is.
Tot hij plots verbouwereerd vaststelt dat zijn betonnen
lievelings-Boeddhabeeld is verdwenen. Een groot gat
gaapt tussen de purperrudbeckia’s. De tuinkabouter
merkt zijn consternatie: “Tja, een kleine spill-over
[onbedoeld
neveneffect],
niet te vermijden. Ik heb uiteraard massa en energie nodig om
elementen te kunnen transmuteren
[in
andere soort veranderen].
Je weet wel, de theorie van meneer Dinges [kortweg: dinges], hoe heet die
dekselse vent? [wet
van]
Lavoisier
[chemie]?
Of was het Sigaud [zie lemma ‘digestief’ 1]
misschien? Nu ja, ik kan er even niet opkomen.”
[is fout: GB erop komen! – ook VD]
5.
“Kijk niet zo sip”, vervolgt hij. “Zo speci
[speciaal] was dat standbeeld van die
soetraverkondiger
[= een uitspraak van Boeddha] nu ook weer niet. Ik
heb er in elk geval op mijn beurt een droge keel van gekregen.” Hij
maakt wat rare kringetjes in de lucht en sluit weer af met
“plopperdeplopperdeplop”. Een heerlijke sex on the beach
[zekere cocktail - zelfde mv.] verschijnt. “Dat is
eens wat anders dan apollinariswater”, nipt hij
goedkeurend van zijn cocktail on the rocks
[met
ijs].
Maar achter zijn rug is ondertussen een hele rij palmboompjes
verdwenen.
6.
Pols protestkreten worden in de kiem gesmoord. “Zo heb je alvast
geen last meer van de buxusmot”, [buxus,
buks(boom)] reageert de tuinkabouter monter. “Nu ja, al deze
voorwaarden staan zoals je ongetwijfeld weet beschreven in artikel
negenennegentig [99] van ons servicelevelagreement
[SLA].
Maar hosternokke
[Zeeuwse
bastaardvloek],
wie was die
meneer die en die in ‘s hemelsnaam
nu ook alweer? Ik zou het duizend keer zeggen. [wet
van]
Goodhart
[centrale bank, sturen op één variabele, gaat niet goed],
is ‘m dat niet? Of nee, [gaswet van]
Van der Waals?” Hij schudt mistroostig het hoofd.
7. Vervolgens komt er een imposante hors-d’oeuvre op tafel. Plopperdeplopperdeplop! Ten koste van het tuinhuis weliswaar. (“De wet van Meden en Perzen? Neen, toch niet.”) En het fraaie gazon van Abessinisch [Abessinië] gras wordt - plopperdeplopperdeplop - ingeruild voor een copieus dessert(en)buffet. ([wet van] “Murphy [alles wat mis kan gaan, gaat mis]? Weer mis!”)
8. Als uiteindelijk zijn volledige tuinmeubilair opgeofferd wordt voor een digestief [aperitief, maar dan na de maaltijd] onder de vorm van een Canadees whisky’tje [whisky – Canada en Schotland, whiskey – Ierland en VS] schiet Pol in een Franse colère.[razend worden] “Als je dan zo nodig toch wil hocus pocus spelen, heb ik een beter idee”, sist hij. En dan samenzweerderig: “Mijn schoonmoeder, kan je die niet ... euh, je begrijpt wat ik bedoel. Massa en energie genoeg, in ruil voor die haaibaai [kijfzieke vrouw - haaiebaai, heibei] kan je gemakkelijk al mijn spullen terugtoveren.“
9. De tuindwerg gaat meteen aan de slag. “Plopperdeplopperdeplop!” roept hij extatisch. “Aha, nu weet ik het weer: het is de ...”
10.
Vooraleer hij zijn zin evenwel kan afmaken verdwijnt hij abrupt. Pol
ziet al zijn bezittingen
met één seffens
[je
zou ‘uhn’ kunnen lezen]
(een voor een dus) terugkeren. Gevolgd door ... zijn
lieftallige schoonmoeder.
11.
“Wat zit je hier weer te zuipen en te niksen!” krijst de xantippe
[feeks - helleveeg].
“Kijk naar dat gazon, dat moet asap
[as soon
as
possible]
gemaaid worden. Of wacht je op de kaboutertjes misschien?” Pol
sloft moedeloos naar het tuinhuis. Zijn vloek is tot in Tokio
en Timboektoe te horen.
12. Shitterdeshitterdeshit! (= shitterdeshit – !!! not done in gangbare tekst)
Shoot-out
13. “Ach, God en klein Pierke [= Jan en alleman] kan het”, verzekert de tuindwerg met klem. Hij prevelt wat galimatias [wartaal] in het Malayalam [Dravidische taal - Zuid-India], trakteert zichzelf op een pizza margherita [2024 m! - drank = margarita] en fluit goedgemutst een Mozartdeuntje. Così fan tutte [zo doen ze allen - begin zin], maar dan lofi [lowfidelity vgl. hifi - high fidelity] – zoals het een béétje kabouter betaamt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten