vrijdag 18 februari 2022

2603 Dictee zondag 20-02-2022 (3) – dictee Oefendictee feb 2022 (2) √

Dictee – dictees [2603]

Oefendictee feb 2022 (2)

1. Die jonge moeder heeft een klein dochtertje. Waar is die heroïen [heroïne] verstopt? Die pubers waren duidelijk nog in hun puberteittijd [pubertijd]. Een inchoatief of inchoativium als ‘bevriezen' slaat op iets dat begonnen is of aan het ontstaan. IS is de Islamitische Staat, ISIS is de Islamitische Staat in Irak [vgl. Daesh] en Syrië en Isis is de Egyptische godin van de natuurkracht, gemalin en zuster van Osiris (net als Demeter de moedergodin, vgl. ook de vadergod). Een jacobin ministre was eerst en vooral jakobijn. Wat heeft een jaquemart met een jacquard(machine) te maken? Niets. Tja, coeli hoort bij R/rorate coeli desuper [D/dauwt, hemelen, uit den hoge - oe uit het Kerklatijn ...] en caeli hoort bij scala caeli (jakobsladder). De eco-elite kan het allemaal wel (zelf) betalen.

2. Ze wezen met hun jakobsstaf naar de Jakobsstaf [sterrenbeeld].
VD heeft gegripeerd, GB gegriepeerd. Hij is getreiterd, gegriept. Griep, griepen (
mv.), griepje. Appiekim is in NL (Bargoens): in orde, voor elkaar! Een skrei is een zekere kabeljauw. Uit de taal Bantoe: gumbo = okra(soep) [ook: oker, een vrucht], kalimba = mbira [muziek], mamba, een grote, giftige, Afrikaanse slang, marimba [xylofoon], n(a)gana (tseetseeziekte), Shona (Bantoetaal in Zimbabwe), ubuntu [oe], ethisch beginsel of medemenselijkheid en Zimbabwe (republiek in Afrika,
vgl. Zimbabw
(e)aans – e alleen VD, lijkt fout in BE zeggen ze 'wee'). Is die bloemkooleter(di-ethyl)etherbedwelming nog gelukt? Hoe zou je ‘bantuknots’ in het Bantoe schrijven? Joints de culasse zijn koppakkingen.

3. Een spatsie (wafels met ijs ertussen) is lekker, maar je moet geen spatsies [kapsones, ongewenste gekheid] maken: ik heb echt terecht gezegd dat sommige spatjes regen uiteindelijk terechtkomen in een spaatje blauw, rood of bruis. Een hoatzin is een vogel die dat niet is, maar er wel prehistorisch uitziet. Ik wijs op niet-zijn, uit-zijn en het
ik-bewustzijn en ik-besef. Chintzen is van chintz, kiebitzen is toekijken en ongevraagd advies geven, spachtelputzen is wanden pleisteren; spitzen gebruik je bij ballet en zum Kotzen is walgelijk. Aanbevolen woorden voor dictees: ausputzers (
libero’s), (cine)witz(en), ersatz(en) [vervangingsmiddel] en hotsen (op en neer en heen en weer doen gaan).

4. Verder nog: ismakogie (zekere bewegingsleer), kratsen (krabbelen), lutz(en) [bij kunstrijden op de schaats], protsen (opscheppen, bluffen), smarotsen (klaplopen, smullen, schranzen) en spritsen (spuiten, door de tanden spuwen). Mag ik een teiltje? Het is walgelijk, zum Kotzen en treppenwitzen, esprits de l’escalier [grappige inval als mosterd na de maaltijd]. Op *oid: bleu froid (van vlees: rauw en koud), celluloid (celluloïde), chancroïd (sjanker), colloïd (znw. = colloïde), cricoïd (kraakbeen in strottenhoofd), diploïd(e) (bnw. – dubbel aantal chromosomen), euploïd(e) (bnw.), floid (kunststof tennisbaan), haploïd(e) (één stel chromosomen per kern), hydrocolloïd, keloïd (goedaardig gezwel van littekenweefsel), kristalloïde (znw.) en o.i.d.

5. Ook nog: mucoïd (slijmachtig), osteoïd (benig, beenachtig), polaroid(camera), polyploïd(e), rubberoïd, sangfroid (koelbloedigheid), sigmoïd (sigma romanum, S-vormig deel dikke darm), tabloid, tetraploïd(e) en triploïd(e). Op *oit: à bon droit (met goed recht), abus de droit (rechtsmisbruik), Dieu et mon droit (devies Richard I), exploit [ohj] (stukje malware in een computerprogramma – deurwaarder: exploot!), passe-droit (passeren bij een benoeming), soit (het zij zo) en terme de droit (opschortende tijdsbepaling bij uitvoering van een verbintenis). De ex-CEO geniet nu van das Glück im Winkel
[leidt een teruggetrokken, huiselijk leven]. Het is des Guten zuviel, te veel van het goede. Een zuwe is regionaal een looppad door een moeras. Das Eiapopeia vom Himmel is een
wiegelied.

6. De kodiakbeer is genoemd naar het eiland Kodiak in de Golf van Alaska. Bij de protestacties zag je onder meer een lange sliert van protesttaxi’s. Let op: assaisonneren (kruiden) is met ss, s, nn! Grootsig is groots, grozig. Een greb of grub is een grebbe of greppel. De Grebbelinie ligt tussen Spakenburg en de Grebbe (klein riviertje bij Rhenen). Grub Street in Londen heette later Milton Street, plaats voor broodschrijvers en sensatiejournalisten. Een grrl [uh:] is zelfbewust. Wil je wiet telen, dan moet je bij de growshop zijn. Ie(t) wie(t) waai(t) weg. Als een gemeente wiet kweekt, is dat gemeentewiet. Op een tefffarm kweken ze in Ethiopië een glutenvrije graansoort. Een tefila/lle is een gebed(enboek). Teffens (tevens) zijn tefilin gebedsriemen.

7. Bij het boksen kun je punchen, een jab uitdelen. Dicotyl is tweezaadlobbig (en monocotyl …). Een dickpic is een piemelfoto [fallusafbeelding]. Monoclien slaat op kristallen, monoclinisch op planten. De lazerstralen waren aan het lazeren, met laserstralen kun je laseren. We zijn bij lange (na) niet boven Jan. De NZa is de Nederlandse Zorgautoriteit: die raadt af, te veel (een teveel aan) pikketanis(sies/sen) te drinken [ook: borrel, neut, keiltje, hassebassie]. Na het yogaën o.l.v. de yoga-expert nuttigde de yogini (vr., mv. yogini's) een yoghurtdrank en de yogi (m., mv. yogi’s of yogin) kon je zien, yoghurt etend uit zijn drinkyoghurtbokaal. De judo-equipe, een judoka (m/v, mv. ‘s) in judogi (pak, ‘s) en een judoleraar was in de judojo (lokaal, ‘s) voor een judo-off.

8. De lelie behoort tot het geslacht Lilium. De scilla is een lelieachtig bolgewas, niet te verwarren met Scylla en Charybdis. Een bopper bopt, danst de bebop (ook: haardracht). Je hebt ook nog neo- en postbop. Iets langer dan go(d)samme is godsammekrakepitte. De G- en de vanderwaalskracht staan wel in de wdb., de buckyball ook, maar de vandegraaffgenerator niet. Bourgeois (bnw., znw.) en bourgeoise (vr.), café (mv. s) liégeois (nagerecht) en (pour) épater le bourgeois =
(om te) overdonderen. Die gozer is een geboren loser en werkt voor een
footloose organisatie. Een christoffel is een beeld [voorstelling van Sint-Christoffel]. Stelliet is een kobalt-chroom-wolfraamlegering
[
ook: wolfram, tungste(e)n]. Uit het mineraal scheeliet, dat vnl. bestaat uit calciumwolframaat, wordt wolfraam bereid, het symbool daarvoor is W.

 

 

2602 Dictee zondag 20-02-2022 (2) - dictee Wekelijkse dicteetest 194 RL √

Dictee – dictees [2602]

Wekelijkse dicteetest 194 RL [elke zondag]

Welk van de 3 antwoorden is juist?

Oplossingen: hieronder!


Bron: Oefendictee (oud) 694


1. Hij is in ………… doen en …….. goeder trouw.

a. goede                                               te

b. goeden                                             te

c. goeden                                             ter

2 Dat was me, …………………., wat een vertoning!

a. godsammekrakepitte

b. godsamekrakepitte

c. godsammekrakkepitte

3. Een …………. is een ……………..

a. goenizak                                    jutenzak

b. goeniezak                                  juten zak

c. goenizak                                    juten zak

4. Er zijn …………. en ……………..

a. Gooiers                                     Erfgooiers

b. Gooiers                                     erfgooiers

c. gooiers                                      erfgooiers

5. De matroos werd …………. en …………....

a. gegord                                    gegortzakt

b. gegord                                    gegordzakt

c. gegort                                     gegortzakt

6. De ………. was ………. (naar mijn smaak).

a. gougerre                                à mon gout

b. gougère                                 a mon goût

c. gougère                                 à mon goût

7. Wat is het verschil tussen ………. en ………...?

a. sgraffito graffiti

b. sgraffito grafiti

c. sgrafito grafiti

8. Is …………. korrelig ijs als van …………….?

a. granitee                                       graniet

b. granité                                         graniet

c. granité                                         granite

9. Bij Pesach hoort ……….., bij Poerim ………....

a. gremzeliesj                             kiesjeliesj

b. gremzelisj                               kiesjelisj

c. gremzelisj                               kiesjeliesj

10. …. is een popmuziekstijl en …. voor grimeren.

a. Grime                                      grime

b. Graim                                      grime

c. Graim                                      grieme


Oplossingen [194]: zie hieronder.


--------------------------------------------------------------------


Oplossingen [194]

1b 2a 3c 4b 5a 6c 7a 8b 9c 10a

 

Contact: leentfaarrein@gmail.com


donderdag 17 februari 2022

2601 Dictee zondag 20-02-2022 (1) dictee – Dictee van de dag (490) √

Dictee – dictees [2601]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee OUD 367, geheel herzien naar situatie 2022

Dictee van de dag (490)

Het Groot Filologiedictee (7)

1. (N) De bij ons nog (nauwelijks) bekende naamvallen zijn de eerste (nominatief), de tweede (genitief), de derde (datief) en de vierde (accusatief). Een naamwoord is een woord dat een persoon of zaak noemt, bepaalt of aanduidt. Men onderscheidt: substantief (zelfstandig naamwoord) en adjectief (bijvoeglijk naamwoord). Een nasaal is een occlusieve medeklinker waarbij de lucht door de neus ontsnapt: 'n', 'ng' en 'm'. De neerlandistiek is de wetenschap die zich bezighoudt met de Nederlandse taal- en letterkunde. De negatie is een ontkenning, een ontkennend woord, een ontkennende zin. Een nenia is een lijkzang, een treurdicht. Het Neolatijn is het Latijn van de humanisten, sedert ongeveer 1400 in gebruik. Neutrius generis is van het onzijdig geslacht. Het neutrum is het onzijdige geslacht. Het no is een Japans toneelspel (vergelijk: nospel, notheater) met maskers. Een nom de plume is een schuilnaam, een pseudoniem. Een nomen is een naamwoord en nomen actionis noemt de handeling ('wandeling'), een nomen agentis noemt degene die de handeling verricht ('wandelaar'). Nominaal is (in de taalkunde) naamwoordelijk.

2. De nomenclatuur is het geheel van vaste regels waarnaar de namen in een tak van wetenschap worden vastgesteld. Nominaliseren is het tot een naamwoord maken door het in de infinitiefvorm te zetten en te laten voorafgaan door 'het': 'lopen' wordt 'het lopen'. De nouveau roman is een experimentele romanvorm. De novelle is een episch verhaal van een gebeurtenis die een wending in het levenslot van de hoofdpersoon brengt. Ze beweegt zich in één kring en heeft één enkele handeling. Voorbeeld: Orpheus in de dessa. Een numerale is een telwoord: een kardinaal (hoofdtelwoord) of een ordinale (rangtelwoord).

3. (O) Een obelisk is een hoge, vrijstaande vierkante zuil, die vanboven smaller is dan beneden, en aan de bovenzijde in een piramidevormige spits uitloopt. Het lijdend voorwerp is een direct object en een meewerkend of belanghebbend voorwerp is een indirect object. Een voorbeeld van objectsverwisseling is 'een glas uitdrinken' voor 'de melk uitdrinken'. De objecttaal is de taal als voorwerp van beschouwing. Over die objecttaal spreek en schrijf je in de metataal. Een obstruent is een medeklinker die wordt geproduceerd met sterke vernauwing of afsluiting van het spreekkanaal. Bijvoorbeeld: de 'm'. Twee kwatrijnen van een sonnet vormen een octaaf. Een ode is een gedicht waarin een verheven onderwerp wordt bezongen. Het ogam is het Oudiers alfabet. De omega is de laatste letter van het Griekse alfabet. Een omissie is een weglating. De onbepaalde wijs of infinitief is het onverbogen werkwoord: 'wandelen'. 'Een' is het onbepaalde lidwoord, 'de' en 'het' zijn de bepaalde lidwoorden. Poëzie en proza heten ook 'dicht en ondicht'. De onomastiek is de naamkunde. De vogel 'koekoek' dankt zijn naam aan zijn geluid.

4. In dat geval spreken we van een onomatopee. Een ontwikkelingsroman is de romanvorm waarbij de innerlijke groei van een personage wordt beschreven via psychologische analyse. De epizeuxis is de opeenstapeling, de onmiddellijke herhaling van een woord of een uitdrukking om de intensiteit te verhogen, zonder dat de betekenis verandert, bijvoorbeeld: ‘Leiden, Leiden is ontzet’. Het Opperlands is het beschouwen van Nederlands zonder waarde te hechten aan de betekenis van de woorden, maar veeleer om genot te onttrekken aan de vorm van de taal (Battus). De oraal is een klank gerealiseerd met een afgesloten neusholte. Een oratie is een redevoering, een toespraak. De oratio obliqua is de indirecte rede, de oratio directa de directe rede. De oratio pro domo is wat ten eigen nutte gezegd wordt, de verdediging van het eigenbelang. Een oratorium is een geestelijke cantate (bijvoorbeeld de 'Messiah' van Händel). De orthoëpie(!) is de leer van de juiste uitspraak. De orthografie is de spelkunst, de spellingsleer, de juiste spelling. Een orthogram is een woord of eigennaam waarvan het correct uitspreken als een uitdagende zaak wordt beschouwd. Orthologie is de kunst van een juist taalgebruik. Oudhollands is de taal van het oude Holland: Middelnederlands of Vroegnieuwnederlands. Oudnederlands is van voor de twaalfde eeuw. Een oxymoron is de stijlfiguur waarbij tegengestelde begrippen naast elkaar worden geplaatst: hij is 'levend dood'. Dat heeft ook iets van de contradictie, de tegenspraak. Een oxytonon is een woord met de klemtoon op de laatste lettergreep.

5. (P) Een paean is een hymne, loflied ter ere van Apollo en Asclepius. Een palataal is een klank waarvan de articulatie gebeurt in de buurt van het harde verhemelte. Paleografie is onder andere de kennis van oude handschriften. Een palimpsest is een stuk papyrus of perkament dat na afkrabbing of onzichtbaarmaking van het oorspronkelijk geschrevene opnieuw beschreven is. Ostraka is het meervoud van ostrakon (potscherf). Een palindroom is een woord, zin of vers dat in omgekeerde volgorde kan worden gelezen en dan hetzelfde is [een anagram is zwakker: dat geeft van achteren naar voren gelezen een ander woord]. Voorbeeld: 'parterretrap'. Een palindroomkwadraat (spiegelwoord) is een rangschikking van de letters van woorden in een vierkant, die ook van achteren naar voren en van onderen naar boven gelezen kunnen worden, met name het sator-arepokwadraat:

S A T O R Sator = zaaier

A R E P O Arepo = een jongensnaam

T E N E T Tenet = (hij) houdt

O P E R A Opera = (aan het) werk

R O T A S Rotas = wielen, dus:

zaaier Arepo houdt de wielen aan het werk, dat is: ... zorgt dat de wielen hun werk blijven doen. Er zijn ook andere verklaringen bekend.

6. Een palinfoon is een klankpalindroom zoals 'Grebbeberg' of 'cynisch''. Een panegyriek is een lofrede, lofdicht. Een pangram is een zin die alle letters van het alfabet bevat, bijvoorbeeld 'sexy qua lijf, doch bang voor het zwempak' en 'the quick brown fox jumps over the lazy dog.' In het Frans: 'portez ce vieux whisky au juge blond qui fume' [Schotse ]. Pantagruelesk is overdadig in spijs en drank of boertig: schertsend, grappig, kluchtig. De parabasis is een gedeelte in een Grieks blijspel waarin het koor zich tot het publiek wendt. Een parabel is een gelijkenis zoals de Bijbelse parabel van 'de verloren zoon'. Als Multatuli zijn bekende parabel van de Japanse steenhouwer schrijft, doet hij dit in dezelfde stijl als Jezus sprak. Een parachronisme is een fout in de tijdrekenkunde, met name één die een gebeurtenis later stelt dan zij heeft plaatsgehad. Een paradigma is een modelwoord, met name een grammaticaal geheel van verbogen of vervoegde vormen van een woord, dat tot model voor vele andere dienen kan. Een paradox is een stijlfiguur waarbij gebruik wordt gemaakt van een (schijnbare) tegenstrijdigheid. Het doel van de paradox is de lezer te verrassen en aan het denken te zetten.

7. Een parafrase is de omschrijving met eigen woorden, van de inhoud van een tekst. Een paragram is een met opzet verkeerd geschreven woord, zoals 'Zes en een kwart' in plaats van Seyss-Inquart. Een paraleipsis (paralipsis, ook: praeteritio, pretermissie) is een stijlfiguur waarmee men juist datgene onderstreept wat men voorgeeft te willen verzwijgen, bijvoorbeeld in 'ik wil niet zeggen dat … maar …'. Pretermissie en praeteritio zijn synoniemen. De paramythie is de didactische dichtsoort waarin mythen ethisch verklaard worden. Een parodie is een lachwekkende nabootsing, die zowel lyrisch als episch van aard kan zijn. De paremiologie (paroemiologie – [eu/ee]) is de studie der spreekwoorden. Het participium perfectum is het verleden deelwoord ('gevallen'), het participium praesentis het tegenwoordig deelwoord ('vallend'). Een paskwil is een satirisch pamflet; een schotschrift, ook wel pasquinade genoemd. Een passiespel is een middeleeuws dramatisch toneelstuk waarin het lijden en de dood van Jezus werden uitgebeeld. Pastoraal betekent: met landelijke of herderlijke stijl. Pathos is de hoogste graad van gevoelsuitdrukking, hartstochtelijkheid, hoogdravendheid. Patois is volkstaal, dialect.

8. Een patroniem is een van de naam van de vader, de familie of het geslacht afgeleide naam. Bijvoorbeeld: Huygens, Jansen, Pietersen. Een pejoratief is een woord met een ongunstige of negatieve associatie. Bijvoorbeeld: 'collaborateur'. Het tegenovergestelde is een melioratief, bijvoorbeeld 'maarschalk'. Een pentagram is een woord dat bestaat uit vijf letters. De penultima is de voorlaatste lettergreep. Het perfectum is de voltooid tegenwoordige tijd: 'hij heeft gelopen'. De peripetie is een drastische, onvoorziene keer in de gebeurtenissen in een literair (GB ook: tt) werk, vooral in een klassieke tragedie. De peroratie is een pakkende (hartstochtelijke) slotrede waarin een samenvatting van het voorgaande wordt gegeven, ook conclusie genoemd. Een personale is een persoonlijk voornaamwoord. Plagiaat is letterdieverij. Het pleonasme is de stijlfiguur waarbij een deel van de betekenis wordt herhaald (zwarte moor).



woensdag 16 februari 2022

2600 Dictee zaterdag 19-02-2022 (1) dictee – Dictee van de dag (489) √

Dictee – dictees [2600]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee OUD 368, geheel herzien naar situatie 2022

Dictee van de dag (489)

Het Groot Filologiedictee (8)

1. (P) De pluralis is het meervoud. De pluralis majestatis is het majesteitsmeervoud: "Wij, Beatrix, Koningin …" [vgl. ook het verpleegstersmeervoud: we gaan temperaturen]. De plusquamperfectum is de voltooid verleden tijd: 'ik had geprezen'. De poëzie is de dichtkunst. De polemiek is een pennenstrijd of twistgeschrift. De polyptoton is de herhaling van hetzelfde woord in één zin, maar in een andere naamval of zinsfunctie: 'homo homini lupus'. Vertaald: 'de ene mens is een wolf voor een andere'. Polysyllabisch is met meer dan drie lettergrepen. Een popularisme is een woordvorming of uitdrukking die uit de volkstaal is overgenomen. Een
porte-manteauwoord is uit twee andere woorden samengetrokken (bijvoorbeeld 'brunch' uit 'breakfast' en 'lunch'). Het positief is de stellende trap ('lang', 'breed') [de vergrotende trap ‘langer’ = de/het comparatief en de overtreffende trap ‘langst’ is de/het superlatief]. Een possessief pronomen is een bezittelijk voornaamwoord. Een postulaat is een hypothese. Een preambule is een inleidende zin, een uitweiding vooraf. Het predicaat is het gezegde, het predicaatsnomen is het naamwoordelijk deel ervan. Een prefix is een voorvoegsel.

2. In 'de grote stap' is 'groot' een attributief bijvoeglijk naamwoord, in 'de stap is groot' een predicatief dito. De presens is de onvoltooid tegenwoordige tijd ('ik loop'). Een priamel is een kort epigrammatisch gedicht. Een priapee is een priapisch [ontuchtig, onverbloemd erotisch] gedicht. Het proëmium is de inleiding, de proloog en ook die proloog is het voorwoord, de inleiding. Een pronomen is een voornaamwoord. De prosopopoeia [ee] is het ten tonele voeren van een niet-aanwezige persoon of een personificatie als redekunstige figuur. De hysteron proteron (proteron hysteron) is de redekunstige figuur waarbij dat wat logisch moest volgen vooropgeplaatst wordt, bijvoorbeeld 'hij schaafde zijn knieën en viel'. De prothesis (prothese) is het aanvoegen van een, meestal onetymologische, vocaal of consonant voor een woord: 'tachtig' naast 'acht'. Een proverbium is een spreekwoord. Een provincialisme is een gewestelijke uitdrukking. Een pseudoniem is een gefingeerde schrijversnaam. Het purisme is het streven de taal te zuiveren van vreemde woorden en uitdrukkingen. Een puntdicht is een epigram. Proza is niet aan versregels gebonden.

3. (Q) Magere oogst: een quadrisyllabel is een vierlettergrepig woord.

4. (R) Hoog- en Laagjavaans zijn rangtalen (verwijzen naar de sociale status). 'Eerste' is een rangtelwoord of ordinale. De 'r' is de ratelklank. De recensie is de vaststelling van de overlevering van een tekst, de keuze daaruit van een kritische tekst en die tekst zelf. Het recitatief is het zingend spreken. Reciteren is declameren, opzeggen. Recursief betekent: onbeperkt herhalend toepasbaar. Aan de syntaxis (leer van het gebruik van de rede- en zinsdelen, van de woordvoeging en van de zinsbouw) ligt een recursief regelsysteem ten grondslag. De redekundige ontleding is de onderscheiding van de zinsdelen in onderwerp, gezegde, soorten van bepalingen et cetera. Vergelijk ook de taalkundige ontleding (ontleden naar de woordsoorten = znw,. bijwoord, etc.). De redondilla is de Spaanse dichtvorm die bestaat uit vierregelige strofen van achtlettergrepige verzen, met het rijmschema 'abba'. Bij de woorden 'papa' en 'mama' is sprake van reduplicatie, bij 'pickwick' van bijna-reduplicatie.

5. Een referent is de zelfstandigheid buiten de taal waarnaar een taalkundig element verwijst. Een reflexief is een wederkerend werkwoord. Reflexiviteit is de aanduiding van de mogelijkheid om in taal over taal te spreken (vergelijk metataal). Een refrein is een steeds terugkerende regel of strofe. Een regiolect is een streektaal. Reïficatie is het voorstellen van iets abstracts als concreet. Bijvoorbeeld: 'het grijze verleden'. Een relativum (relatief) is een betrekkelijk voornaamwoord. Een relict is een overblijfsel uit een vorige fase van de ontwikkeling van een taal. Bijvoorbeeld: de 'oe' in 'hoes' in plaats van 'huis'. Een representant is een equivalente verschijningsvorm. Bijvoorbeeld: het Nederlandse '-tie' en het Engelse '-cy'. Restrictief is beperkend, met voorbehoud. Een reticentie is de plotselinge afbreking (van de zin, van de mededeling en dergelijke) waarbij hetgeen zou moeten volgen, verzwegen wordt en te denken wordt gegeven (Ik zal hem …). Retorica (retoriek) is welsprekendheid.

6. Een retorische vraag is een vraag waarbij het doel niet is een antwoord te krijgen (maar de aandacht op iets te vestigen). Een ridderroman is een middeleeuws verhaal over ridderavonturen. Rijk rijm is rijm waarbij ook consonanten aan het begin van de rijmende lettergrepen overeenstemmen, zoals in 'genomen/vernomen' en 'licht/ligt' (synoniem: gelijkrijm, lettergreeprijm, rime riche). De rococo is een overdadig bloemrijke stijl. Een roman is een episch prozaverhaal dat vertelt hoe zich het leven van een of meer personen gedurende een bepaalde periode ontwikkeld heeft. Een sleutelroman (roman à clef) is een roman die onder gefingeerde namen werkelijk bestaande personen laat optreden. De romance is de tijdens de romantiek beoefende dichtvorm, zeer nauw verwant aan de ballade, maar minder gespierd, soms sentimenteel en gewoonlijk blij eindigend (= blijeindend, vergelijk: happy ending).

7. Een romancyclus is een reeks van samenhangende romans. Een rondeel is in de Nederlandse poëzie, vooral die van de rederijkers, een gedicht van acht regels, waarvan de eerste, de vierde en de zevende gelijk zijn. Het rotacisme is de overgang van 'z' in 'r'. Bijvoorbeeld: 'vriezen', 'gevroren'. De rune is een Oudgermaanse letter, in steen gegrift. Het runenalfabet heet futhark [/fuθɑrk/]. De flashback is een passage waarin wordt teruggegrepen op een vroegere episode of gebeurtenis.

8. (S) De sage is een overgeleverd heldenverhaal met een historische achtergrond, behorende tot de epische volkskunst. Bijvoorbeeld: de Nibelungensage. De sandhi heeft de betekenis van een verandering die een medeklinker, aan het begin of aan het eind van een woord, in de zin ondergaat. Bijvoorbeeld: 'op deze' wordt uitgesproken als 'ohb deze'. Sarcasme is bijtende spot, bittere hoon. Het saterspel is in de oude Griekse literatuur (GB ook: tt) een kluchtspel met saters [wellusteling], dat na de vertoning van een tragedie opgevoerd werd. De schelmenroman is het episch genre waarbij een aaneenschakeling van avonturen wordt gegeven, waarbij de hoofdpersoon met alle mogelijke standen en kringen in aanraking komt. Deze romans geven vaak een uitermate boeiende kijk op de zeden en leefgewoonten van een bepaalde tijd. Dit genre wordt ook picareske roman [schelmenroman] genoemd. De sjwa is de toonloze 'e' zoals in 'we'. Sciencefiction [scifi, sf] is een onderdeel van de toekomstroman, waarbij echter de nadruk ligt op verzonnen wetenschappelijke uitvindingen, waardoor het schijnbaar onmogelijke mogelijk gemaakt wordt. Semantiek betreft betekenis.

9. De seguidilla is een Spaanse coplavorm, bestaande uit vier regels met afwisselend zeven en vijf lettergrepen. Een semivocaal is een glijklank. Een sententie is een spreuk van literaire (GB ook: tt) oorsprong als schakel in een keten van gedachten, ook gnome genoemd. Een sermoen is een preek, een vermanende toespraak. Een sesquipedalisme (niet in VD) is een zeer lang woord. Horatius was de eerste die een vorm van dit woord toepaste op woorden. Sesquipedalia verba zijn ellenlange woorden, bijvoorbeeld: hottentottententententoonstelling. Een short story is een kort, episch verhaal met een snelle stijging naar het kritieke moment en een soms abrupte ontknoping. Sibillijns is profetisch, orakelachtig, mysterieus. De simplex is het enkelvoud, ook singularis genoemd. 'Sneeuw' is een voorbeeld van een singulare tantum (plurale tantum: 'hersenen'). De sociolinguïstiek is de sociale taalkunde, die de taal vooral beschouwt als communicatiemiddel tussen mensen onderling en zich dus richt op het verband tussen taal, cultuur en maatschappij.

10. Een skolion is een geïmproviseerd drink- of tafellied. Een sofisme is een drogreden; een spitsvondige redenering. Een solecisme (soloecisme – [ee/ui]) is een grove fout tegen de taalregels. Een sonnet is een liefdesgedicht. Een sonnettencyclus is een reeks van samenhangende sonnetten. Een soortgetal is een woord op '-lei' of '-hande'. Een sotternie is een Middelnederlands kluchtspel, gewoonlijk na een abel spel opgevoerd. Een voorbeeld van de spondee (spondeus) is:  "Toen daar bad de verheven en bitter beproefde Odysseus". Een spondee is een versvoet van twee beklemtoonde (of – in bijvoorbeeld de Griekse poëzie – lange) lettergrepen. In het Nederlands kan geen gedicht in zijn geheel uit spondeeën bestaan. Hij (m. !) komt dan ook alleen voor in combinatie met een andere versvoet, dikwijls de dactylus (een drielettergrepige versvoet bestaande uit een beklemtoonde of – in bijvoorbeeld de Griekse poëzie – lange en daarna twee onbeklemtoonde – korte – lettergrepen). Een spookwoord is een woord dat door een (druk)fout is ingeburgerd. Spoonerisme is de verwisseling van de beginklinkers van (samengestelde) woorden. Bijvoorbeeld: 'peetot' in plaats van 'theepot'. Een spreuk (spreekwoord) is een levenswijsheid vervat in expressieve, vaak metaforische taal. Een paroniem is een stamverwant (woord) zoals 'heg' bij 'haag'.

 


dinsdag 15 februari 2022

2599 Dictee vrijdag 18-02-2022 (1) dictee – Dictee van de dag (488) √

Dictee – dictees [2599]

Vragen en opmerkingen: leentfaarrein@gmail.com

Oefendictee OUD 369, geheel herzien naar situatie 2022

Dictee van de dag (488)

Het Groot Filologiedictee (9, slot)

1. (S) Stasis is de Griekse term voor het belangrijkste punt (of de belangrijkste punten) dat (die) werd(en) behandeld in een juridische rede (Latijnse term: constitutio): wie heeft wat gedaan, wanneer en hoe? Een voorbeeld van een sterk werkwoord is 'lopen' (liep, gelopen). De stichomythie is een passage in een drama waarin twee sprekers om beurten één vers of een deel van een vers zeggen. De vier stijldeugden zijn: correctheid, gepastheid, helderheid en verfraaiing. Een stilisticum is een stijlmiddel. De streekroman is het episch genre waarbij de gebeurtenissen zich afspelen in een landelijke omgeving. Het subject (subjectum) is het onderwerp. De subjunctief (conjunctief) is de aanvoegende wijs. Het substraat is de oorspronkelijke taal van een land, later door een ingevoerde taal vervangen. De 'h' is een suisklank. Het superlatief is de overtreffende trap: 'grootst' en 'langst'. Het surrealisme is de richting in de literatuur (en andere kunstvormen) (GB ook: tt) die van het denkbeeld uitgaat dat de dingen niet zijn wat zij schijnen, maar een bovenverstandelijke betekenis hebben. Een syllabe is een lettergreep.

2. De svarabhaktivocaal is een vocaal die niet geschreven, maar wel uitgesproken wordt, zoals 'willug' in plaats van 'wilg'. Een syllogisme is een sluitrede. Bijvoorbeeld: 'mensen zijn sterfelijk' (de majorterm), 'een koning is een mens' (de minorterm), dus: 'een koning is sterfelijk.' Symboliek is een zinnebeeldige voorstelling. De syncope is de uitstoting van een klank midden in een woord. Bijvoorbeeld: 'broeder' werd 'broer'; 'kermis' ontstond uit 'kerkmis'. Syncretisme is de samensmelting van de naamvallen van een taal. Een voorbeeld van de synecdoche is: 'even de neuzen tellen', waarbij de aanwezigen bedoeld worden. Synesthesie is een metaforische vergelijkingsstijl: het verbinden van zintuigen bij een indruk. Bijvoorbeeld: 'schreeuwende kleuren' of 'bittere spot'. 'Stoep' en 'trottoir' zijn synoniemen, 'goed' en 'slecht' antoniemen. Synonymie is een opeenstapeling van synoniemen: 'geen spoor, geen zweem, geen aanduiding van enig leven' is een geval van synonymie. De synopsis is een korte schets of overzicht van een boek. Syntaxis is de leer van woord(en)groepen of zinsbouw van een taal, ordening van woorden.

3. (T) Het taaleigen is het idioom. Het tableau vivant is de symbolische uitbeelding (op het toneel) van een (bekend) tafereel door een groep onbeweeglijke figuren. Een tautogram is een gedicht waarvan alle regels met dezelfde letter beginnen (VD). Bij 'lintworm' is sprake van een tautologie [dubbelop]. Een telestichon is een lettervers waarvan de laatste letters van de opeenvolgende regels of strofen een naam, een woord of zinsnede vormen [vooraan: acrostichon, bv. het Wilhelmus en in het midden: mesostichon]. Temporeel is tijdaanduidend. Het meervoud van tenuis – stemloze plofklank p, t, k – is tenues. De tenzone is een dispuut- of strijdgedicht, een vorm van troubadourspoëzie. Een terzine is een drieregelige strofe van vijfvoetige jamben met rijmschema aba, bcb, cdc enzovoorts. Een testament is een gedicht dat is ingekleed als een testament. Een tetragram(maton) is een woord van vier letters. Het bekendste daarvan is het Hebreeuwse 'JHWH' (Jahweh, God – ook: JHVH – Jehova). Een theorema is een grondstelling, gebaseerd op andere (geaccepteerde) uitspraken. Een thesaurus is een groot verzamelwerk met de woordenschat van een taal. De 'l' en de 'r' zijn tongklanken.

4. Tonisch is betrekking hebbend op de toon. Toonloos is onbeklemtoond. Topica is de leer van de gemeenplaatsen of topoi [enkelvoud: topos of toop]. Topografie is de beschrijving van plaatsen. Een toponiem is een plaatsnaam of een woord afgeleid van een plaatsnaam. Een topos (ook toop, meervoud topoi) is een gemeenplaats, een vaste gedachtewending of uitdrukking in de retorica en literatuur (GB ook: tt). Een totum pro parte is 'zijn fiets plakken' . De tragedie is het treurspel. De tragikomedie is het drama waarbij het tragische en het komische met elkaar verweven zijn. De transformationeel-generatieve grammatica [tgg] is de door Noam Chomsky opgestelde grammatica, die uitgaat van de hypothese dat alle zinnen in een taal omzettingen zijn van kernzinnen, die bestaan uit een nominale en een verbale constituent. Transliteratie (GB ook: tt) is het letter voor letter weergeven van tekens uit het ene schrift in het andere. Bij travestie speelt een acteur een vrouwelijke rol of een actrice een mannelijke rol, vaak in een blijspel met veel misverstanden. Het trema is het deelteken [zoals in geëist, nee, niet: geijsd]. Een tribrachys is een versvoet van drie korte lettergrepen.

5. Een triftong (drieklank) is een complexe klinker die uit drie deelsegmenten bestaat. In het Nederlands komen die niet voor. Een trilogie is een samenhangend drietal zelfstandige literaire (GB ook: tt) werken. Een triplet is een strofe van drie rijmende regels. Het trivium is de groep van drie van de vrije kunsten, te weten grammatica, dialectica en retorica. Tropologie is de leer van de beeldspraak, speciaal met betrekking tot de Bijbel. Een tussenwerpsel is een opzichzelfstaande uiting, meestal als gevoelsuiting, ook interjectie genoemd. Bijvoorbeeld: 'tjonge', 'och'.

6. (U) Zie voor ulevellenrijm het kreupelrijm. De ultima is de laatste lettergreep. De umlaut is een klankwijziging van een vocaal. Een unciaal is een groot middeleeuws letterteken in boeken en handschriften, in de vierde eeuw in gebruik gekomen: afgeleid van het Latijnse uncia (een twaalfde deel van een voet). Een understatement is een vorm van ironie (milde spot) door het gebruik van litotes ('nog zo gek niet'). Usueel is gebruikelijk met als antoniem occasioneel. Uvulair is de huig betreffend [uvulaire r, huig-r].

7. (V) Vagantenpoëzie is de poëzie die door een groep rondtrekkende studenten (goliarden) in de dertiende eeuw werd vervaardigd. Een vaudeville is een luchtig muzikaal toneelstuk met vrolijke melodieën en komische liedjes, vaak van satirische inhoud. Een velddicht is een eenstrofig gedicht waarin op speels-ondeugende wijze een avontuurtje wordt verhaald waarbij een meisje door haar minnaar wordt verrast. Verbaal is werkwoordelijk. Verbatim betekent woordelijk, van woord tot woord, ook ad verbum of in extenso genoemd. Verbuigen is de uitgang van een woord veranderen, ook declinatie genoemd. Bijvoorbeeld: 'slechte' is een declinatie van 'slecht'. Een verbum is een werkwoord. Het verbum finitum is de vervoegde vorm [hij loopt] van het werkwoord, het verbum infinitum de onbepaalde wijs [lopen]. Vervoeging is de werkwoordsvorm naar modus (de wijs), tijd en persoon schikken. Ook conjugatie genoemd. De vie romancée is het episch genre waarbij het leven van een beroemd persoon in de vorm van een roman geschilderd wordt. De vloeiklank is een liquida ('l' of 'r').

8. De vocaal (vocalis) is een klinker. Bijvoorbeeld: 'a', 'e', 'i', 'o' en 'u'. Een vocabulaire is een woordenlijst, een woordenschat. Een vocalise is een gedicht dat geheel berust op klankassociaties. Een voegwoord is een indeclinabel woord dat het verband legt tussen zinnen of gelijksoortige zinsdelen. Bijvoorbeeld: 'want', 'omdat'. Het Volapük is een kunstmatige wereldtaal. Volksetymologie is een verandering van een onbegrepen woord, gebaseerd op een etymologische interpretatie daarvan waarbij verwantschap of gelijkheid verondersteld wordt met een vertrouwd, bekend woord. Bijvoorbeeld: 'gaanderij' van 'galerij'. De vormleer is de leer van de buiging, vervoeging en afleiding van woorden, ook morfologie genoemd. Een vulgarisme is strijdig met het juiste taalgebruik.

9. (W) Een wagenspel is een toneelstuk bij de rederijkers dat op een platte wagen werd gespeeld. Wajang is een Javaans schimmenspel, begeleid door de gamelan. Een woord is de kleinste taaleenheid met een zelfstandige communicatieve functie. Een woordgroep wordt gevormd door enige woorden die door zin of gebruik, of functioneel bij elkaar behoren, ook syntagma genoemd. Een wrijfklank is een fricatief.

10. (X) Xeniën (enkelvoud: xenia) zijn hekelende puntdichten.

11. (Y) Een yeeste (niet in wdb.) is een geste (meervoud gesta, Nederlands: gesten of gestes): oude verhalen of liederen van de roemruchte daden van het voorgeslacht.

12. (Z) De zarzuela is een Spaans gezongen toneelstuk (eerder neigend naar operette dan naar opera) in drie of vier bedrijven (oorspronkelijk twee). Ken je een voorbeeld van een zeugma? Ja: 'hier zet men koffie en over'. Men gelieve 'zelfnoemfunctie' (vb. ik-roman) en 'zelfcorrectie' [zijn eigen woorden verbeteren: ze zagen ze komen, o nee: zag ...] zelf op te zoeken.