Dictee – dictees [2103]
Oefendictee 735 OUD, geheel herzien naar situatie 2021
Dictee van de dag (122)
1. We gaan naar de kinderboerderij: naar de gapen [geit x schaap] en scheiten [schaap x geit]. Kijk, dit is nu een jambenvers [ook: jambus – mv. jambi]. In gadogado zitten o.a. tahoe [= tofoe] en tempé [sojabonen, vleesvervanger]. Een gaffelbuis is een Y-buis [ei]. Dat is een mooi sileneboeket [n/s, anjerfamilie]. Wist je dat een gaganaut een vyomanaut is [Indiase ruimtevaarder]? Een kind is een gage d'amour [blijk van liefde]. De gans waggelde en gaggelde (gakte, gakkerde). Een gai is een gemeenschappelijke antenne-inrichting. Met gêne toonde hij zijn gaine [gèh-nuh – g van goal, elastisch buikkorset]. Falderappes is gajes. Galago's zijn bushbaby's [halfaapje, nachtactief = nocturnaal]. Rond een sawa-afdeling [nat rijstveld] loopt een smalle gale/angan (smal dijkje). Galanga is laos [Zuidoost-Aziatische keuken]. De middeleeuwse provençalen, maar ook de negentiende-eeuwse Provençalen bezongen de provenceolie al. Cholecystitis is galblaasontsteking. De galapagosvink komt van de Galapagoseilanden, volgens VD [GB kent alleen de accentloze galapagosschildpad – 2020: nergens meer á]. Een Italiaanse gentleman is een galantuomo.
2. Ze hebben hem behoorlijk geagaceerd [prikkelen, irriteren]. Het woord 'agadir' komt uit het Berbers en betekent: opslagplaats voor graan en goederen. De Aga Khan is het hoofd van de nizari's [sjiitische stroming binnen islam – alleen sub lemma in VD]. Een agami is een trompetvogel, de agamie is dat niet [ongeslachtelijke voortplanting]. Deze stok heeft een agaten [geen n uitspreken] [van agaat, zwart agaat = git] knop. Legt de agathologie [leer van het hoogste goed] ook uit wat kalos k'agathos [schoon en goed, Griekse cultuurideaal, substantief: kalokagathia] inhoudt? De agave is niet een altijdgroenende [= altijdgroen], maar een slechts eenmaal bloeiende plant. Daar waren ze dan: oom agent en Tante Pos. Ze zit in het agentes(se[n])verblijf. Het Latijnse 'Agnus Dei' betekent 'Lam Gods'. Aguma [bladgroente uit nachtschadefamilie, SR] en agoeti's [onderfamilie van de waterhazen] kun je eten. Na de bevalling à terme [op de uitgerekende datum] was er champagne à gogo [in overvloed, naar believen]. Wat doen agrégés in Frankrijk [lesgeven in mo = middelbaar onderwijs]? Aguardiente is eau de vie [aquavit, brandewijn, vgl. pereneau-de-vie]. De afkorting A.H. staat voor anno Hegirae: in het jaar van de islamitische jaartelling [AH is Albert Heijn]. Met de Wandelende Jood wordt overduidelijk Ahasverus bedoeld.
3. Welke rol speelt Ahriman in de leer van Zarathoestra? A.H.S., anno Humanae Salutis, betekent: in het jaar van het heil der mensheid (= christelijke jaartelling). Ik ga het project '*loog*' en '*logie*' toch maar aanpakken, wel in kleine porties. Er is heel wat te 'leren': acaralogie (mijten), aerologie (lagere luchtlagen), aeschrologie (bezigen vieze woorden), agathologie (hoogste goed), agenttechnologie [ee – software die beslissingen neemt], agologie (opvoeding), albanalogie (Albanese cultuur), algologie (algen en wieren), ampelologie (druivenstokken), anesthesiologie (narcose), anthologie (bloemlezing), angiologie (bloed- en lymf(e)vaten), angelologie (engelenleer), apidologie (bijen), arachnologie (spinnen), aristologie (eten), artrologie (gewrichten), assyriologie (Assyrische oudheden, taal), auto-ecologie (individuele plant, soort), axiologie (waardeleer – n/s).
4. Zo, dat was de a. Verder vanaf de b: balneologie (genezing door badkuur), battologie (stotteren, woordherhaling), bibliologie (het boek), biocoenologie (leer van de biocoenose [ee]: levensgemeenschap), bloembiologie (bestuiving), boeddhologie (boeddhisme), brachylogie (stijlfiguur, zinsdelen weglaten, voorbeeld: jong geleerd, oud gedaan), bromatologie (voedings- en dieetleer), bronchologie (luchtpijpen), bryologie (moskunde), campanologie (klokkenkunde), cancerologie (= oncologie: kanker), carcinologie (krabben en kreeften), cariologie (cariës), castellologie (kastelen), cecidologie (gallenkunde), celpathologie (cytopathologie: ziekelijke veranderingen van cellen), cetologie (walviskunde), chasmologie (geeuwen), chirologie (handspraak, vingerspraak), chorologie (verschijnselen aardoppervlakte), christologie (de theologie van Christus).
5. Verder: codicologie (handschriftkunde), coleopterologie (kevers, nee, niet die [VW]!), comitologie (EU-besluitvorming op grond van adviezen van comités bestaande uit nationale ambtenaren), conchologie of conchyliologie (schelpenkunde), coprologie (feces), craniologie (schedelleer), crenologie (letterkundig bronnenonderzoek), cryobiologie (invloed van zeer lage temperaturen op levende organismen) en cytologie (celbiologie). Dan komt de 'd': dactylogie (vingerspraak doofstommen), demologie (demografische – bevolking – structuren), demonologie (demonen), dendrochronologie (jaarringenonderzoek), dendrologie (boomkunde), deontologie (filosofische plichtenleer), diabetologie (suikerziekte) en ook nog didaxologie (didactiek).
6. Ook nog: DNA-technologie, doxologie (lofprijzing), dravidologie (cultuur Dravida's), dysteleologie (geen of verkeerde doelgerichtheid), ecclesiologie (kerkleer), econologie (ecologisch verantwoorde economie), egyptologie (cultuur Egypte), endocrinologie (hormonologie), endodontologie (endodontie: tandheelkundig specialisme), epistemologie (wetenschapsfilosofie), eremologie (woestijn), esthesiologie (zintuigen en gewaarwordingen), ethologie (gedragsleer, ethos!), etiologie ((ziekte)oorzaken), etnologie (volkenkunde), etruskologie (cultuur Etrusken), eulogie (loflied), fenologie (moeilijk vak – klimaat), fenemenologie (idem! – niet met rationele kennis), flebologie (bloedaderen), fracturologie (fracturen), fraseologie (gebruik van holle frasen), frenelogie (schedelleer), fytologie (botanie) en de fytopathologie betreft plantenziekten.
7.
Vervolgens: gastrilogie (buikspreken),
gastrologie (maag),
gastro-enterologie (maag
en darm), gemmologie
(edelstenen),
genologie (kunstgenres),
gerodontologie (gebit
ouderen), glaciologie
(gletsjerkunde),
gnathologie (kauworganen),
gnoseologie (kenleer),
god-is-doodtheologie, grotteologie (speleologie),
helminthologie (wormziekten),
hematologie (bloedziekten),
heortologie (kerkelijke
feesten), hepatologie
(leverziekten),
heresiologie (ketters),
herpetologie (reptielen,
amfibieën), histologie
(weefselleer),
hodologie (zenuwverbindingen),
hortologie (tuinbouwkunde),
hygrologie (luchtvochtigheid),
ichtyologie (viskunde),
irenologie (bewaren
van vrede), karyologie
(celkernen),
keltologie (keltistiek)
en ook nog kinesiologie (fysiologische
bewegingsleer).
8. Hij heeft sudeck, het syndroom van Sudeck [complex regionaal pijnsyndroom]. We vervolgen: kremlinologie [Kremlin], kretologie [ongefundeerde leuzen en wensen], kynologie (fokken van rashonden), labyrintologie (heeft niets met Kreta van doen! = doolhof in het oor!), lepidopterologie (vlinders), lichenologie (korstmossen), limnologie (zoetwaterbiologie), lithologie (nu: petrografie), logie (droogschuur – voor stenen), malacologie (weekdieren, geen dagvlinders), mammalogie of mastozoölogie (zoogdierkunde), martyrologie (martelaren), metrologie (maten & (en) gewichten), molinologie (molenkunde), mycologie, mycetologie (schimmels, zwammen), myiologie (muggen), myrmecologie (mieren, daar wordt men wijs), oenologie (eu/ui vinologie, wijnkunde), nematologie (rondwormen), nesologie (eilanden, niet die van Langerhans), ofiologie (slangen), oftalmologie (oogheelkunde), oneirologie (ee – dromen) en ontologie (zijnsleer).
9. Verder: onomatologie (naamkunde), oölogie (eierkunde), ornithologie (vogelkunde), orologie (gebergteleer), palynologie (pollenkunde), papyrologie (papyrus), par(o)emiologie (spreekwoorden, bij ‘oe’ is de uitspraak: eu/ee), pathofysiologie [lichamelijke functies van de zieke organismen of organen], pinkstertheologie [pinksterbeweging], pneumologie (longziekten), pomologie (vruchten), psefologie (verkiezingsuitslagen), pteridologie (varens), pyrologie (vuur), rabdologie (rekenen met staafjes), reflexologie [reflexen], religiologie [godsdienstwetenschap], reologie (stromingsleer: panta rhei, alles stroomt), runologie (runen), scatologie (uitwerpselen), seks(u)ologie, semasiologie (woordbetekenis), sindonologie (lijkwade van Turijn), sinologie (cultuur China), sit(i)ologie (voedingsleer), soteriologie (christologie), splanchnologie (ingewanden), strip(t)ologie (stripkunde, nee niet die van de striptease!) en ook symmorfologie (vormleer van plantengemeenschappen).
10.
En ook nog: synchorologie (verspreiding
planten), synchronologie
(ontstaan
planten), syndesmologie
(ligamenten = band
van bindweefsel om een gewricht),
thaumatologie (wonderen),
thracologie (Thracische
oudheid), tocologie
(baringsproces),
trichologie (haarziekten),
ufologie (ufo's),
venerologie (geslachtsziekten),
vexillologie (vlaggenkunde),
virologie (virusziekten),
vulkanologie (vulkanen),
xylologie (houtsoorten),
zombiologie (biologie
van de 'zom',
nee, zombies!), zoölogie
(dierkunde),
zymologie (werking
van enzymen), zythologie
(bier(brouwen)),
uranologie (sterrenkunde),
turkologie (cultuur
Turkije) en ten slotte tetralogie
(zoek maar op).
De tetralogie van Fallot is een aangeboren
hartafwijking zoals bij 'blauwe baby's' bestaat.
11. Bestaat die nog: een antiqua homo virtute ac fide: een man van ouderwetse deugd en trouw? Een antimycoticum is een antischimmelmiddel. Het clothogen is het antiverouderingsgen. Dat is een protestants begrip: anni gratiae [enk.: annus gratiae, collega's van overleden predikant werken een jaar voor diens vrouw en kinderen].