Dictee – dictees [3780]
3780 Dictee zondag 28-09-2025 (1) – dictee BeNeDictee 97 – september 2025 – Bussum – Bert
Autofictie (auteur: Bert Jansen)
De 80 rode en vette genummerde items moesten worden ingevuld, commentaar blauw.
1. In mijn (autobiografische) BeNeDictee-bijdrage van drie jaar geleden, die ik de titel Dichtung und Wahrheit meegaf, besteedde ik een kort hoofdstuk aan de landverhuizing naar Australië. Die paar alinea’s waren op [ook: bij] lange na niet representatief voor de impact die de wereldreis maakte op de twaalfjarige die ik toen was. Het was een ware 1 cesuur [breuk]. In dit dictee richt ik dan ook graag nóg eens – maar nu meer 2 en détail [in detail]– de schijnwerper op die memorabele 3 odyssee [langdurige en moeitevolle tocht].
2. De basis voor mijn terugblik is het reisblog dat ik publiceerde toen ik in 2014 opnieuw naar down-under reisde om te zien wat er nog restte van het decor van mijn jeugd. Het platform waar ik mijn reisblog publiceerde, bestaat niet meer, en mijn reisverhaal zou zeker verloren zijn gegaan als René het niet heimelijk had opgeslagen. Hij ging er – terecht! – 4 van uit [ww. uitgaan van] dat ik niet 5 IT-savvy [informatietechnologie – handig, slim op een bepaald gebied] genoeg was om dat zelf te doen. Hij bundelde mijn dagdagelijkse verslagen, deed er een mooi omslag omheen en schreef een innemend voorwoord waarin hij, 6 quasiattent, opmerkte de orthografische
7 faux pas [misstap] niet te hebben verbeterd. ‘Voor de authenticiteit’, zo voegde hij eraan toe. 8 Tongue in cheek [meesmuilend, ironisch], naar ik hoop …
3. Vóór ons gezin op de laatste dag van februari 1960 9 scheep ging, was ik nauwelijks verder geweest dan het op fietsafstand van Amsterdam (mijn geboorte- en woonplaats) gelegen Amsterdamse Bos, waar oudere 10 Mokumers [A’dam = Groot-Mokum, mokum en mediene past hier niet] nog steeds aan refereren met de naam Bosplan. Het in de crisisjaren als werkverschaffingsproject aangelegde bos van zo’n duizend hectare was – en ís – de achtertuin van menige Amsterdammer. Met name de kinderboerderij, waar 11 Guinese biggetjes [VD ook Guineese – wegens Guinea en Guinee] en de
12 kasjmiergeiten [het land heet Kasjmir] zich in de belangstelling van de stadskinderen konden verheugen, was een trekpleister van de eerste orde. Maar ook de centrale zwemvijver met 13 slobeenden [met brede bek], omzoomd met 14 yucca’s [plant, met zelfde uitspraak kan yuca’s – struik, maniok hier zeker ook - maar: geen yuca's hier volgens JdB, dat zou een tropische verschijning zijn in het Amsterdamse bos (:-))] en de invasieve 15 acacia’s [plant] was een geliefde plek. Je zou hem er niet direct verwachten, maar ook de Japanse notenboom, de 16 ginkgo, groeit er uitbundig. Trouwens, ook de exoot 17 amelanchier, waarnaar wij vulgo [= met het gewone woord] 18 affettuoso [vriendelijk, lief(e)lijk] met ‘krentenboompje’ verwijzen, gedijt goed op de kleigrond van de uitgeveende polders. 19 Kasjoebomen * – ook wel 20 acajoubomen genoemd –, waar de bekende cashewnoten aan groeien, zoek je er echter tevergeefs.
* ook cachoubomen is hier zeker goed, omdat 1) cachou het hout van een zekere boom is --- > de cachouboom dus en 2) cachou een verbastering is van acajou --- > en dus cachouboom van acajouboom.
4. Mijn wereld was derhalve klein en geborgen, toen we naar Australië vertrokken, en het zal dan ook niemand verbazen dat dit land al mijn hele leven – en tot op de dag van vandaag – sentimenten in mij wakker roept. In april 2014 pakte ik dan ook mijn rugzakje om voor de vierde keer de lange reis te maken. Niet per schip, zoals eertijds, maar met het vliegtuig.
5. De tussenstop is in Singapore, waar een kleine zes miljoen mensen krioelen op een oppervlakte van nog niet de helft van de provincie Utrecht. Het is dus niet overdreven te zeggen dat men er
21 hutjemutje [heel dicht op of bij elkaar] woont. Al meer dan tien jaar ben ik er niet geweest en ik moet zeggen: het weerzien is confronterend. Het is er nog steeds 22 spic en span, maar de karakteristieke, op 23 hutongs [smal Chinees straatje met karakteristieke lage woonhuizen] gelijkende straatjes, gebouwd volgens de principes van 24 feng shui [kunst van de juiste plaatsing van voorwerpen om zo een harmonieuze inrichting van ruimten te creëren], zo kenmerkend voor Hongkong, zijn bijna onvindbaar tussen de megalomane bouwwerken die er inmiddels zijn opgetrokken. Af en toe echter zie je er nog het vertrouwde beeld uit de oude doos, zoals het kromgebogen vrouwtje met een 25 pikol [schoudervracht, ook: zeker handelsgewicht] over haar schouder. In het befaamde Raffles – ooit, in 1887 – begonnen als eenvoudig hostel, waart de geest van
26 Somerset Maugham [bv. in VD, lemma painted veil] nog steeds rond. Het smetteloos witte in 27 victoriaanse [koningin Victoria van Engeland (1837-1901)] stijl opgetrokken pand is gesitueerd aan Beach Road, een naam die alleen historisch te verklaren is; het strand ligt nu vele kilometers oostelijker. Ik laat er mij de door een in 28 atjehjasje [tot aan de hals dichtgeknoopte colbertjas met staande kraag = singaporejasje] geklede ober aangereikte Singapore sling uitstekend smaken, al overtreft de prijs ongeveer de dagelijkse toelage van een bijstandsmoeder, en raak aan de praat met een 29 Faeröerse [Faeröer = autonoom onderdeel van Denemarken] 30 thracoloog [bestudeert de Thracische oudheid], die mij, loslippig door de zoveelste Singapore sling, toevertrouwt in een 31 polyamoreuze verhouding verwikkeld te zijn met een droge hydroloog die gezocht werd wegens een
32 MeTooaffaire. Ik zie een wespennest opdoemen en maak mij met een menistenleugentje uit de voeten. In Singapore kun je vierentwintig uur per etmaal eten. In een op een Antilliaanse 33 snèk [= snackbar] gelijkend eettentje doe ik mij 34 tegoed aan de 35 dimsum [gefrituurde en gestoomde hapjes met groente, vlees en rijst] en
36 tempé [vleesvervanger] met 37 szechuanpeper [Chinese anijspeper]. De in de oosterse keuken met ruime hand over het eten gestrooide 38 ve-tsin [smaakversterker, glutamaat] geeft aan het eten die typische 39 umamismaak [de vijfde smaak], maar kán duizeligheid veroorzaken, het zogenaamde 40 Chineesrestaurantsyndroom [geheel van klachten die bij sommige mensen optreden nadat ze een Chinese maaltijd hebben gegeten waarin ve-tsin is verwerkt]. Aan spannende desserts doet men hier niet, laat staan aan een nazit met een 41 pousse-café [glaasje cognac of likeur na een kop koffie = poesje], dus snel naar het hotel en mij voorbereiden op de vlucht over de plas. Met driemaal vierentwintig uur in deze metropool is mijn verzadigingspunt wel bereikt.
6. In de lounge van de luchthaven, met de eeuwige
42 niets-aan-de-handmuziek, is lankmoedigheid het parool, want ik sta ik op de wachtlijst. Gelukkig echter zijn er veel 43 no-shows [iemand die een afspraak niet nakomt], en krijg ik al snel mijn instapkaart. De vlucht van ruim vijf uur over de Indische Oceaan verloopt zonder enige 44 remous [deining vliegtuig], en exact op schematijd landen we op het vliegveld van Perth. Het is inmiddels ver na middernacht als de taxichauffeur mij in het 20 kilometer zuidwestelijker gelegen Fremantle, de havenplaats waar ik in 1960 voor het eerst voet op Australische bodem zette, bij Rosie O’ Gradie afzet. Als de taxi uit het zicht verdwenen is, rest er slechts een diepe stilte in het van God en goed mens verlaten stadje. Naast de ingang van het hotel hangt het beloofde kastje. Ik toets de mij per mail opgestuurde code in, en het kastje springt open. Alleen ontbreekt daar de sleutel die mij toegang zou geven tot het hermetisch gesloten hotel. Er zit niets anders op dan de nacht 45 sub tecto coeli [onder de blote hemel, vgl. scala caeli = jakobsladder en Rorate coeli desuper (Dauwt, hemelen, uit den hoge)] door te brengen. Na deze onaangename hernieuwde kennismaking met Fremantle had de 46 Providentie [hier bedoeld de Voorzienigheid – providentie komt wel voor, net als providentieel], nog slechts 47 réussite [ww. = reüsseren, succes hebben] voor mij in petto. De passagiersterminals in de haven, waar ooit de Groote Beer aanlegde, zijn weliswaar in staat van verval, maar nog steeds intact. Zachte weemoed maakt zich van mij meester en in gedachte zie ik weer de kleurrijke zee van serpentines die de passagiers nog even met de achterblijvers verbond, tot het moment dat het schip zich losmaakte van de kade en het ruime sop koos. Ook de negentiende-eeuwse 48 anglicaanse kerk staat nog fier overeind. Hier maakte mijn vader zijn eerste foto op Australische bodem van zijn gezin. Twee passerende politieagenten laat ik de oude foto zien en vraag ze vanaf hetzelfde punt een foto van míj te maken. Op de oude foto is de klok van het stadhuis nog duidelijk zichtbaar; op de nieuwe gaat hij schuil achter de 49 açai- en 50 atappalmen. Het is de enige verandering …
7. De volgende dag staat Rottnest Island op het programma, een eilandje dat op 19 kilometer uit de kust van Fremantle ligt. Na een korte instructie ga ik per 51 segway [soort elektrische step voor 2 personen] het eiland over. Op het eiland, dat half zo groot is als Vlieland, wonen een paar honderd mensen, maar de dieren maken er de dienst uit. Zo is het de habitat van de 52 quokka, een kleine kangoeroesoort, en
53 wallaby’s [kleine kangoeroe]. De weelderige flora presenteert er zich in elke denkbare tint groen en kleurrijke bloemen, zoals de
54 bougainvillea [ook bougainville, andere uitspraak], de 55 rafflesia [woekerplant] en de 56 pensee, het tuinviooltje. Maar alertheid blijft geboden: het is ook de biotoop van giftige spinnen en slangen, al ontbreekt hier de meest giftige, de bruine 57 taipan [dodelijke gifslang], die in Centraal-Australië leeft.
8. Adelaide, destijds de tweede ‘port of call’, is de stad van kerken en parken. Mijn hotel, dat uitkijkt over een fraaie wandeldreef, is een voornaam wit gebouw, opgetrokken in edwardiaanse stijl. De strakke voorgevel wordt onderbroken door een terugspringende 58 loggia [overdekte galerij] en een halfrond balkon. Het is in 1913 gebouwd door een familie die niet op een paar 59 gienjes [ook goed: guinjes, over de juiste uitspraak van beide woorden is niets te vinden …] hoefde te kijken. In de fraai aangelegde tuin bloeien de 60 aubrietia’s [tuinsierplant] uitbundig. Met mijn pen en 61 blocnoteje, gebonden in 62 daim [hertsleer], ga ik op pad. Het South Australian Museum behoort tot de populairste musea van Australië. Nochtans sta ik binnen een uur weer buiten: de reuzenpijlstaartinktvis, drie verdiepingen groot, doet de monden van de bezoekers openvallen van verbazing, maar ik ga er schouderophalend aan voorbij. Dat geldt trouwens ook voor de 63 ammonieten [fossiel weekdier] en andere fossielen. Onderweg naar de Art Gallery koop ik mijn eerste 64 fish-and-chips [typisch Brits gerecht bestaande uit stukken visfilet met friet] sinds 54 jaar. Destijds werd die nog zonder meer in krantenpapier verpakt, maar dat mag allang niet meer. Het smaakt echter naar niks en het meeste gaat naar de meeuwen, die daar heel anders over denken: op leven en dood vechten ze voor elke kruimel. De Art Gallery is gehuisvest in een imposant, uit grote zandsteenblokken opgetrokken classicistisch gebouw, compleet met 65 Ionische zuilen [met een kapiteel met vier neerhangende hoekvoluten, waartussen een eierlijst is aangebracht] en architraaf. Ik dwaal er urenlang door de zalen en kies The Letter van Emma Boyd als mijn favoriete schilderij. Het beeldt een in weelderige witte 66 plissérok [met plooisel] geklede jongedame af die een rijkversierde kamer binnenstapt. Ze komt uit de tuin, de deur
67 ernaartoe staat open, op de drempel ligt de lege envelop. De suggestie wordt gewekt dat ze de brief in haar rechterhand heeft, die ze achter haar rug verbergt. Wat zou ze gelezen hebben? Het blijft gissen … Van de 68 art-brutschilders [art brut = primitieve of pseudoprimitieve kunst] ben ik minder gecharmeerd. Op de dag van vertrek naar Geelong staat er al vroeg een ontbijtje voor mij klaar. Op mijn uitdrukkelijke verzoek geen 69 kolbaszworstjes [sterk gekruid, hard Hongaars worstje], hash browns en 70 kapucijners, zoals men hier gewoon is, maar cornflakes en gegrilde 71 halloumi [kaas]. De trein vertrekt met een halfuur vertraging vanwege problemen met de
72 westinghouserem [spoortreinen, werkt met luchtdruk]. Aanvankelijk rijden we door heuvelachtig, beboomd gebied, maar geleidelijk aan wordt het land vlakker en leger. Ontelbare aantallen schapen en een enkele geïsoleerde fermette schieten voorbij.
73 Entre chien et loup [in de avondschemering] loopt de trein krakend het station van Geelong binnen, de stad waar ik 54 jaar eerder woonde. Zou mijn schoolvriend Eddy mij nog herkennen?
9. Na weer eens een nacht 74 geairbnb’d [Amerikaanse platform Airbnb] te hebben, neem ik de trolleybus naar Whittington, de wijk waar ik ooit woonde, teneinde Eddy met mijn bezoek te verrassen. In mijn herinnering was het een mooie wijk, maar nu zie ik slechts afgebladderde gevels en kruipt er onkruid tussen de tegels. Rond de vervallen woning van Eddy en zijn vrouw June, scharrelen 75 buffs [bruingeel hoen]. Eddy is gekleed in een 76 sjamberloek [kamerjapon voor heren], June is vanwege het 77 epstein-barrvirus [dat klierkoorts en maligne lymfomen veroorzaakt] aan bed gekluisterd. Al bij het begin van het gesprek vertrouwt hij mij toe geen racist te zijn. Na zo’n inleiding volgt nooit een punt, altijd een komma, gevolgd door: ‘… maar …’ en je kunt er 78 dollekervel [giftige plant] op innemen dat de spreker is wat hij ontkent te zijn, namelijk racist pur sang. Ook Eddy ontpopt zich als een 79 rechts-radicaal [met rechts-radicale denkbeelden]. Natuurlijk moeten we een mens niet reduceren tot zijn politieke standpunten; niettemin concludeerde ik dat we dermate
80 uiteengegroeid waren dat een herstel van de sfeer van weleer er niet in zit. Dit hoofdstuk sluit ik af.
zondag 28 september 2025
3780 Dictee zondag 28-09-2025 (1) – dictee BeNeDictee 97 – september 2025 – Bussum – Bert √ x
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten